Korea april – augustus 2025 

I

Thuiskomen in een vreemd land

Zo gauw ik naar buiten loop vanuit de aankomsthal op de luchthaven in Incheon, Zuid-Korea, voel ik me weer thuis. Het geroezemoes van de mensen om me heen, hun begroetingen, het geschreeuw naar kinderen die weglopen, taxichauffeurs die klanten proberen te krijgen. De Koreaanse taal klinkt me nog steeds zo vertrouwd in de oren. Ik versta het meeste niet meer, maar af en toe een paar zinnen is al genoeg. 

Het begint te schemeren, ook al is het pas vijf uur in de middag. Korea ligt een stuk zuidelijker dan Nederland, daarom gaat de zon hier eerder onder in dit seizoen. Tegen acht uur is het aardedonker. 

In het licht van de naderende avond tekenen de contouren van de bergen in de verte mooi af. Verder zie je op deze plek alleen hypermoderne gebouwen en is er een kluwen aan druk bezette wegen. 

We worden opgehaald door een privé-taxi, voor ons een ongekende luxe. De vorige keer dat we hier waren hebben we ons een breuk gesjouwd toen we vanaf het vliegveld, met de bagage, de metro naar Seoul namen. Naar Seoul was goed te doen met het OV, maar de overstap daar naar het hotel was net te veel van het goede. We konden geen lift vinden en moesten dus onze koffers de trap op zeulen. Dat niet weer, hadden we elkaar beloofd. De taxi was nu gereserveerd door onze Koreaanse vriendin en zo stapten we na twaalf uur vliegen in de auto, om nog eens twee uur naar Cheonan te rijden. Daar wonen onze vrienden met wie we twee maanden van huis geruild hebben. Zij in ons huis en wij in het hunne. 

Rond half negen arriveren we. Het huis is een vrijstaande villa, aan het einde van een doodstil straatje, pal aan de voet van een berg. De plaats voor de villa is letterlijk uit de berg gehakt. De huizenruil is niet helemaal gelijk wat betreft ruimte en comfort, ben ik bang. Dit huis is vrij nieuw, (het onze uit de jaren zeventig), van alle gemakken voorzien als airco, droger, en elektronica. Het is ook heel netjes en overzichtelijk ingericht. Begrippen die niet helemaal van toepassing zijn op ons huis. Maar goed, het grote voordeel is dat beide partijen kosteloos een verblijf hebben voor twee maanden. Inclusief gebruik van auto’s. 

Huizenruil is altijd even wennen. Dit huis stond al een maand leeg en dat voel je direct wanneer je binnenstapt. Het is zielloos. Huizen hebben voor mij een eigen geur, een eigen gevoel. Daarom voelt het in het begin alsof je vadertje en moedertje speelt met de spullen van een een ander. Het duurt even voor het eigen is.

Pas de volgende ochtend zien we hoe uitbundig en prachtig hier overal de azalea bloeit in alle kleuren wit, oranje en vooral fel roze!

Schuldig Landschap

https://parelpad.wordpress.com/2021/01/25/schuldig-landschap/

Deze blog schreef ik eerder in 2021 over het landschap bij kamp Westerbork. Het is een concept van de schilder Armando. Het blog past goed bij die over het ‘Dilemma van de zee’. Eke Malda attendeerde me erop. Met dank!

Het dilemma van de zee

Wie me blij wil krijgen, moet me meenemen naar water. Een haven of een weidse rivier, maakt niet uit welk seizoen. Het liefst nog de zee. Ik ben een waterkind. Zou het in mijn genen zitten? Mijn moeders familie heet Van Katwijk. Een van de van Katwijk genealogieën gaat terug naar een voorvader uit de 17e eeuw of zo, uit Catwijck. Hij trouwde met een Schiedamse jongedochter en vestigde  zich in Schiedam. Dan zit de zee wel een beetje in mijn bloed. (Hoewel, mijn moeder was geen ‘strandmens’ zoals ze het zelf altijd noemde) Een andere genealogie zegt dat de familie uit een wijk bij het kasteel (=Cat) in Schiedam kwam…Stadskinderen dus. 

Ik ga gewoon voor de eerste, als waterkind spreekt me die meer aan!

Mijn overgrootmoeder (Teuntje Joppe) aan vaders kant kwam van de eilanden, Goeree en Overflakkee. Dat is ook een redelijk waterige omgeving. Als kind gingen we vaak op vakantie in Ouddorp en één van de hoogtepunten was de oversteek met de pont. Auto en al. Als we dat zwarte gat van de laadruimte van de boot in reden, voelde ik zo’n heerlijke mengeling van angst en opwinding. Tussen al die auto’s vond ik het eng en overweldigend, maar eenmaal boven op het dek, geweldig. Wind in mijn haren, de mengeling van de geur van de zee en de boot, ik was op vakantie.

Veel van mijn beste herinneringen zijn van dagjes uit aan het strand, vakanties aan zee, of soms, later met de kinderen nog, na school, rond 4 uur naar de kust rijden om op het strand van Castricum, bij ondergaande zon, onze meegebrachte maaltijdsalades te eten. 

Tijdens een Nederlandse taalles aan statushouders uit allerlei verschillende landen, was de opdracht om over hobby’s, leuke dingen om te doen, enzovoort te praten. De woordenschat was nog beperkt, maar we deden ons best. Meestal begon ik zo’n conversatie-les met wat te vertellen over wat ik zelf leuk vind, ter inspiratie, zeg maar. Nou, het laat zich raden waar ik over begon…het strand en zwemmen in de zee natuurlijk. Om de studenten aan het praten te krijgen vroeg ik of ze al eens in Scheveningen geweest waren? Een paar zeiden ja, maar eentje zei ‘daar wil ik niet heen’. In mijn onschuld vroeg ik door, wat was de reden? ‘Ik ben met een boot gevlucht en bijna verdronken in de Middellandse Zee’.

Boem, ik kon mezelf wel voor het hoofd slaan, zo was ik uitgegaan van mijn verwende westerse opvatting over strand en zee.

De zee is immers zo lang een vijand geweest, ook als je geboren werd in een vissersdorp als Katwijk of Scheveningen. Niet voor niets staan in al die dorpen monumenten van vissersvrouwen starend over zee, tevergeefs wachtend op hun man of zoon, verdronken tijdens het vissen.

Nog maar zo kort is de zee een bron van vermaak geworden. Ik geloof pas begin 20e eeuw. Ik heb foto’s van mijn moeder met haar jongste  zusje in de jaren twintig op het strand van Scheveningen. Maar aangekleed en wel, het water ging ze niet in. 

Gisteren liepen we opgewekt naar het strand in Argeles- sur- mer. Een bekende badplaats voor Nederlanders, maar nu in het laagseizoen is er bijna niemand.. Langs het strand loopt een lange zandweg, met aan beide zijden hoge dennenbomen, die in de warmte heerlijk schaduw bieden. Nietsvermoedend liepen we naar de ingang van het pad en zagen daar een paneel, met foto’s en tekst. Altijd benieuwd naar de geschiedenis van een omgeving, begonnen we te lezen. 

We zagen een grote zwart-wit foto van mensen achter prikkeldraad. De tekst was schokkend. Op diezelfde plek, dat lange zandpad langs de zee, en op het strand waren in 1939 meer dan 100.000 Spaanse vluchtelingen opgesloten, republikeinen die zich verzetten tegen Franco. De Franse overheid stond niet toe dat ze het land introkken en de vluchtelingen, met duizenden kinderen, werden in erbarmelijke omstandigheden vastgehouden achter prikkeldraad. Gebrek aan voedsel, hygiene en drinkwater maakte dat duizenden, vooral kinderen stierven. En de bomen die aan ons schaduw boden waren er nog niet. Later na het uitbreken van de oorlog voegden zich ook Joodse vluchtelingen bij hen.

Argeles camp “is on a sandy expanse by the sea. There is no shelter of any sort from wind, sand, or rain. A bitterly cold wind from the mountains has produced a raging sandstorm…There is a great deal of dysentery probably from lack of good water and absence of sanitary arrangements.”[14] Refugees built shacks and dug holes in the sand for shelter.[15] (Wiki)

Gedenksteen voor de Retirada, de vlucht van Spaanse republikeinen voor Franco naar Frankrijk.

Het geeft een schaduwrand aan het plezier dat de Middellandse Zee ons biedt. De stranden, het water voor zoveel duizenden een plek van dood en misère. Ontheemden, vluchtend voor oorlog en geweld, toen en nu. Denk aan Lesbos waar o.a. Stichting Bootvluchteling al zoveel jaren hulp biedt aan vluchtelingen die in gammele rubberbootjes aankomen. De moeite waard om te steunen!

De bijbeltekst in Openbaring 21 komt in me naar boven:  ‘en de zee zal niet meer zijn’. Als we die tekst lazen na het eten snapte ik er als kind, met mijn emmertje en zandschepjes niets van. Wat was er nou mis met de zee?

Hier dringt het weer even door: De zee is en blijft ook een vijand.

De onbekende meester

Ongeveer duizend jaar geleden trok hij rond in het Middellandse Zee gebied. Een man van wie niemand de naam weet. Hij was een begaafd beeldhouwer, maar leefde nog in een tijd dat kunst ‘gewoon’ een ambacht was, dat werd uitgevoerd ter meerdere glorie van God. De beeldhouwer trok van Italië, Florence, langs de kust naar Zuid-Frankrijk, zakte af naar het noorden van Spanje en weer terug. Misschien volgde hij de oude pelgrimweg naar Santiago de Compostella, die via de Pyreneeën liep.  Op verschillende plaatsen werkte hij mee aan de verfraaing van kloosters en kerken. Hij sneed wonderschone scenes uit marmer of graniet. Scenes uit de bijbel, monsters, planten, dieren. Zo expressief en bijzonder dat duizend jaar later iemand met een geoefend oog begon te zien dat al die, over duizenden kilometers verspreide, vondsten van beeldhouwwerken, wel van dezelfde hand moesten komen.

Jezus loopt op het water

Het gebeurde in 1930, tijdens de restauratie van een kerk in het kleine plaatsje Cabestany, even ten zuidoosten van Perpignan, in Catalonië, Frankrijk. Men ontdekte een tympaan, zo bijzonder en van zo’n kwaliteit en talent dat het de aandacht trok van specialisten op het gebied van de middeleeuwen. Men begon te vergelijken en ontdekte dat er meerdere werken waren van dezelfde kwaliteit met vergelijkbare kenmerken. Wat opviel waren de amandelvormige ogen, de grote handen met lange, dunne vingers en de uitdrukking van de beelden..zo levendig dat ze bijna van hun onder- of achtergrond weg sprongen. Omdat zijn ontdekking in Cabestany was begonnen, sprak men vanaf toen over de Meester van Cabestany. 

Vandaag waren we in het museum van de meester van Cabestany. Klein, maar met een prachtige opstelling en veel uitleg van de (kopieën van) werken. Sarcofagen, bovenstukken van pilaren, monsterkoppen uit kathedralen, 

Het werk raakt me. Het is zo menselijk en expressief. En er zit humor in. Alles hakte de meester uit marmer of graniet. We zagen de werktuigen die hij ongetwijfeld in zijn bagage moet hebben meegedragen. Hopelijk reisde hij te paard of had hij een pakezel. Kwam hij toevallig langs en ging aan het werk? Werd hij gevraagd vanwege de schitterende kwaliteit van zijn werk? Reisde hij van Spanje naar Italië of andersom? We zullen het nooit weten, alleen dat hij in de 12e eeuw zijn talent gebruikte zodat wij er negen eeuwen later nog van kunnen genieten. 

De marteldood van St. Sernin in de abdij van St. Hilarie, Aude
Maria ontmoet Jezus na de opstanding

Een bezoek aan Cabestany waard!

De ‘vacantietijd’

paenkinderen1954
vader met vier van de kinderen, vóór mijn verschijnen…

Hielp mijn vader tijdens vakanties in het huishouden? Ik moest er vanmorgen opeens diep over nadenken, na het lezen van ‘Uit de hoofdredactie’ in het Nederlands Dagblad. Hoofdredacteur Sjirk Kuiper citeert een editie van 3 juli 1965, waarin de toenmalige hoofdredacteur, in verband met de ‘vacantietijd’, de oudere kinderen oproept hun moeder wat te helpen tijdens de weken in een ‘zomerhuisje of tent’.
‘Vacantietijd’…voor velen een tijd van ontspanning – ‘maar niet voor de huisvrouwen, in het bijzonder de moeders van opgroeiende kinderen’ – ‘tenzij de kinderen al zo groot zijn dat ze meehelpen om het ook voor moeder eens wat gemakkelijker te maken.’ Sjirk Kuiper wijst erop dat hier de vaders buiten beeld blijven, alsof die niet ook mee zouden kunnen helpen. ‘Ook vaders zijn verantwoordelijk voor de rust van moeder.’

Dat zette me aan het denken. Ik deel een paar van de gedachtes:

1. Ik voerde, volgens mij, geen barst uit; tot ik op mezelf ging wonen rond mijn 17e (ja, jong!)

2. Hoe zat dat nou met mijn vader? Die hielp wel, maar wat deed hij dan eigenlijk?

De eerste vakanties die ik me herinner zijn vakanties op de Veluwe, waar we in een, wat we nu een krot zouden noemen, drie weken verbleven. In Garderen. Ik vond het er heerlijk. Het rook er verrukkelijk naar bos, heide en zandpaden. Als watermens zijn mijn scherpste herinneringen die van het Uddelermeer. De aardachtig, donkere geur van het natuurmeer is in mijn geurgeheugen gegrifd. En dan: Zwemmen, altijd een feest!

Zo’n dagje Uddelermeer ging natuurlijk niet vanzelf. We fietsten, met handdoeken en badkleding achterop. We aten gesmeerde en belegde boterhammen, dronken ranja, , waarschijnlijk koekjes, snoepjes. En we waren met zeven á acht personen. Zus Loes had al vroeg verkering.

Ik heb in het verleden ook dat soort stranddagen voorbereid voor eigen gezin van zes personen. Het was een klus. De hele dag is er proviand nodig. Maar…

…Wij smeerden sandwiches, dat wel, maar vulden het meestal aan met een patatje. We kochten pakjes drinken (dit is vóór mijn ecologisch bewustzijn ontwaakte), we smeten alles in de stationwagen en reden naar de kust en na thuiskomst stonden de wasmachine en droger geduldig te wachten op hun lading.

De handdoeken die we aan het Uddelermeer gebruikten, moeten modderig geworden zijn na een dag zwemmen en drogen. Maar in het krotje stond bij thuiskomst geen wasmachine. Ook niet voor de stapels ondergoed, sokken, en kleding van zeven of acht mensen. Ik kan me wel de emmertjes herinneren die mijn moeder gebruikte, maar pas later realiseerde ik me, hóeveel was erdoorheen ging. We gebruikten ongetwijfeld minder vaak verschoningen dan nu, maar zowel vader als moeder waren erg schoon. We zullen echt niet een week met dezelfde modderige handdoeken gedaan hebben. Laat staan ondergoed en kleding. Dat moet toch keihard werken geweest zijn! Als kind heb ik dat zo nooit beleefd. Mijn moeder verstond de kunst om gezelligheid te creeeren en ze was geen klager. Ze had beter meer kunnen mopperen om zodoende meer hulp te genereren van al die mensen om haar heen, zowel van kinderen als echtgenoot. Mijn moeder was regelmatig overspannen, waaruit wel blijkt dat  het huishouden en gezin haar (te) zwaar vielen. Wij werden niet opgevoed om te helpen. Ze deed alles alleen. We waren dus als kinderen erg verwend.

Ik weet bijna zeker dat mijn vader hielp met de afwas. Ik zie hem de tafel afruimen, de vaat voorspoelen, zo grondig dat hij pas na een paar keer roepen terug naar de tafel kwam om te eindigen (met bijbellezen en gebed). Hij bracht mij soms naar bed en deed me ook in bad. Ik weet dat nog zo goed omdat het minder gezellig was dan wanneer moeder het deed.

Mijn vader deed alle karweitjes waar gereedschap bij nodig was, deed alle financieën, zorgde voor de auto en hij hield de tuin bij. Een vrij traditionele taakverdeling, denk ik, in die tijd. (Hoewel ik vrijwel naadloos in het patroon pas, behalve de tuin dan…) Koken heb ik mijn vader nooit zien doen.

Ik kom tot de conclusie na deze overpeinzingen dat mijn vader het zo slecht nog niet deed. Er was wel sprake van een taakverdeling, maar hij droeg zijn steentje bij. Ik weet van mijn moeder dat ze ondanks de ongemakken altijd zeer genoot van vakanties. Zo hebben mijn beide ouders me kostbare herinneringen bezorgd: zonnige zomers (nou ja, de regen ben ik vergeten, hoor), weg uit de stad, water, bergen, bossen en meren. Extra lekkere dingen en aan het einde: potverteren (het ‘overgebleven’ vakantiegeld opmaken in een cafetaria waar we patat en kroketten aten, heaven on earth!)

meer vakantieherinneringen, of hier over mijn vader

Observations of a non-American visiting Boston – Clean, white and expensive

‘It is so clean here!’, says my daughter, who lives in New York, Crown Heights, a low-income Jamaican neighborhood.

‘And where have all the black people gone? I haven’t seen so many white and Asian people in a long time, except Holland of course.’ Another one of her observations while walking to the station where the bus will take her back home to New York. ‘When I get of the subway in my neighborhood I might as well have moved to the moon. It is such a different world, here or there…!’

I am staying in a rather affluent neighborhood in Boston, where (mostly white) people basically either come to work in banks and trading companies or they come to work in the shops, restaurants and other entertainment places, catering to the the first group. The second group is multi cultural. The first group dresses well, looks well off and leaves town at night. The second group looks more casual, not very rich and they leave town as well, but much later in the evening.

aqarium bostonOn the other hand, the area around here is a big tourist attraction. Hordes of people from all over the world come to the waterfront in Boston to take boat rides, watch the seals and fantastic sea life in the Aquarium,  or go for the famous Duck tour in the city.

Boston is an historic city as well. Its history goed back to the 17th century. In the 18th century colonists decided to stop paying the English taxes and fought for independence. A famous revolutionary was Paul Revere. His house and other famous building from that era can still be visited.

It strikes me how many Asian and Indian/Pakistani families walk around here on free days. Here, among other reasons because of sons and daughters studying at MIT (te vergelijken met de TU in Delft) or any of the other famous colleges and universities in the area. I imagine they have their parents over for holidays and sometimes it’s a funny sight to see. Parents (or even grandparents?) flown in directly from the hot countryside in India, their skins a grooved and wrinkled, their eyes into splits still, from the hot tropical sun, walking around the harbor. Slightly dazed by the opulence and freshness of the port.

Asians love to come here as well. There is a big China Town near here and many places cater to these Chinese Bostonians. There is even a direct busline from Boston to New York and back, Lucky Star, where all service is in Chinese, according to my sister-in-law. The bus is cheap but technically less reliable than some of the other ones, I hear.

americanahThe Chinese do well. The Asians in general do well. The Indian people do well. Not as many black people do as well. It is more difficult to say anyway. There is no such thing as The Black people, like Chinese or Japanese. Black people come from all over, some born here, others directly from Africa, the Caribean or elsewhere. The novel I read, Americanah, opened my eyes to this. They all have different histories, cultures and aspirations. Those who were born here often still suffer the sore results from centuries of slavery, but those who immigrated later for economic or educational reasons, have a different experience altogether. They were not in slavery, were not poor and suppressed, many of them were, or became, well-to-do. And Africa is a huge continent, with as many cultures as the West.

Race is a difficult and complicated issue and I’m learning not to simplify it. It is easy to do that. But I’m white and privileged, just because of that first fact. Hard to imagine, hard to realize, but I believe it to be true. ‘Boston is racist’, say my daughters black friends in New York. I wished it weren’t true.

And expensive it is as well. Take it from me. We go to a large supermarket in Somerville, next to Boston, to get anything for a decent price. And even there some tings are on the high end. Except meat. But as I said in my previous blog, I meekly follow my father-in-law along the aisles. I haven’t searched for biological meat yet. It’s probably not as cheap as the regular stuff.

 

“In den Koekoeksklok”, sneeuw, strand en een verlaten spookdorp

Ons hotel in Metsovo,Griekenland
Het hotel is traditioneel ingericht. Veel (hand)houtsnijwerk, geborduurde gordijntjes met Griekse motieven, kussens van geweefde stoffen in weer andere Griekse patronen die wat aan kelims doen denken. Het is er knus. Het geeft me steeds het gevoel dat we in een koekoeksklok logeren. Buiten is het andere koek(oek)! Zwembad, jacuzzi en een schitterend uitzicht!

hotelmetsovohotelmetsovo1

 

 



 This photo of Metsovo is courtesy of TripAdvisor




metsovo

METSOVO
Het dorpje ligt in het Pindus gebergte. Op 1200 meter hoogte. Het is een schilderachtig, oud dorp. In de Ottomaanse tijd (14e-19e eeuw) genoot het privileges in ruil voor het bewaken van een bergpas voor de Turken, lees ik ik in mijn gidsje. Er staat een zeer oude kerk en langs de steile hellingen zie je nog prachtige oude huizen, met houten veranda’s en leistenen daken. De oorspronkelijke bewoners herken je goed tussen de import en de toeristen. Oudere vrouwen in het zwart, met een hoofddoek-met knoop-in de nek. Eronderuit steken twee lange vlechten. Ze hebben hun eigen taal, die niet gerelateerd is aan het Grieks, maar aan het Latijn. De theorie is dat het nazaten zijn van Romeinse kolonisten. Ze worden Vlachs genoemd of ook wel Aroemenen. ‘De Vlachen stammen voornamelijk af van geromaniseerde Thraciërs en mogelijk ook Illyriërs, en Romeinse kolonisten. Als zelfbenaming gebruiken alle groepen een variant van het woord romani’ (Wikipedia).
Mijn fantasie wordt door zulke informatie enorm geprikkeld.

Op het plein zitten in de schaduw rijtjes oude mannen op een bankje, enigszins verbouwereerd, de hele dag naar de drukte van bezoekers te kijken. Wat is er van ons dorp geworden, zie je ze denken. Pas in de laatste vijf jaar is het dorp ontsloten voor bezoekers en reizigers vanwege de Egnatia Odos, de Via Egnatia. Een prachtige snelweg die door tientallen tunnels voert, van Oost naar West, vernoemd naar de oude Romeinse weg waarop de apostel Paulus van Philippi naar Thessaloniki (en Berea) liep. De weg is met Europese subsidie gebouwd en betekent veel voor zowel de bergdorpen en de westkust. Er is sinds vijf jaar veel meer toerisme op gang gekomen. Goed voor de economie dus!

De bergweiden rondom Metsovo worden al eeuwen begraasd door kuddes geiten. Eind mei gaan ze van de winterweides naar boven en vreten ze hun buik rond aan de sappige begroeiing van planten en bloemen.  Gelukkig kunnen wij nog genieten van de bloemenzeeën. Wilde orchideeën en helleborus, blauwe druifjes, primula’s en wolfsmelk en nog veel meer bloemen die ik niet benoemen kan. Het is er fabelachtig mooi. Tijdens een wandeling pauzeren we aan een bergbeekje, met uitzicht op het grote Aoös stuwmeer en de besneeuwde bergen in de verte.

Orchidee
Orchidee, foto Lukas Batteau

 

In de verte het Aoös stuwmeer
In de verte het Aoös stuwmeer, foto Lukas Batteau

Onze hotelgastheer is vriendelijk, gastvrij en behulpzaam. Wat een verademing, in tegenstelling tot Frankrijk vaak, zijn de mensen hier zonder uitzondering vriendelijk en bereid om Engels te spreken. Eén ‘calimera!’ en ze doen alles voor je. We krijgen een warm, welkom gevoel en het ontbreekt er nog net aan dat de gastheer en zijn vrouw ons komen instoppen ’s avonds!

Sivota
Vanaf Metsovo voert de reis verder naar Sivota, aan de westkust, onder Igoumenitsa, vlak onder de grens met Albanië. Onze B&B ligt aan het strand. De eerste week van de vakantie, in Thessaloniki kon ik me nog niet voorstellen dat ik in zee zou zwemmen, nu is het bijna het eerste wat we doen! Wel langzaam doorkomen, maar dan: ..aaah het heldere water van de Ionische zee! We hebben de stranden bijna voor onszelf. Dit seizoen is ideaal om hier te reizen!

In Sivota geven we ons over aan nietsdoen, strand en familiegenot. Doel van dit onderdeel van de reis is immers voornamelijk het geboortedorp van de opa en vader van onze schoonzoon bezoeken, Gola, hogerop in de bergen. Dat doen we op een gegeven moment met de hele familie. Een hele bijzondere ervaring. Een spookdorp in de bergen, verlaten door de bewoners op zoek naar werk. Alleen in de zomer komen de mensen die er nog huizen en grond bezitten terug, om de hitte van de stad waar ze wonen en werken te ontvluchten.

panorama gola
Panorama Gola. Foto Lukas Batteau

Ik wijd er nog een aparte blog aan. Wordt vervolgd!

Met z’n dertigen naar het strand en zo

clermont gite
Onze gite in Clermont-sur-Lauquet

Na onze stille week in het uitstervende Clermont-sur-Lauqet zijn we nu aangeland in het meest levendige deel van de vakantie, de reünie van de Franse familie van echtgenoot. Laat ik het even toelichten. De enige broer van echtgenoots moeder in de VS trouwde een Franse vrouw en kreeg met haar drie kinderen, eind jaren veertig tot midden jaren vijftig. Twee volle neven en een nicht van echtgenoot dus. Vanwege het werk van hun vader, echtgenoot’s uncle Woody, woonden ze in zowel Spanje en Frankrijk. Twee van hen werkten in de VS, nicht Christine niet. Deze neven en nicht vestigden zich in Frankrijk, waar ze zelf gezinnen kregen. En scheidden en andere kinderen kregen en stiefkinderen.
last pics

Zo waren we met een groep van 25 à 30 personen op camping Laroque des Albères aangekomen. Dat de andere campinggasten niet erg blij met ons waren zou later blijken, maar wij vonden het een lumineus idee om nu eens niet in één huis te zitten (zoals op vorige reünies in Puerto Rico in een hotelletje en de VS, in 2 grote huizen), maar ieder zijn eigen plek te laten hebben.

We waren door de campingbaas bij elkaar in de buurt geplaatst. Ieder had een tent, huisje, stacaravan of blokhut (wij: net genoeg ruimte voor een bed, een tafel en een aanrechtje, +badkamer. Type waardeloos  huisje/ luxe tent, afhankelijk van hoe je er naar kijkt). We waren boven of onder elkaar gesitueerd, want de camping, aan de voet van Les Albères, uitlopers van de Pyreneeën, was  steil. De benen zijn weer in goede conditie.

breathtaking view from  the mountain all the way to the mediterranean
breathtaking view from the mountain all the way to the mediterranean

Het camping idee was dus prima, alleen hadden we er geen rekening mee gehouden dat we onderdeel uitmaakten van een rumoerige familie, die tot in de late uurtjes doorzakte en de hele buurt al ‘fluisterend’ uit de slaap hield. Drie families met twee vintage caravans en een aantal tenten hadden een soort nomadenkamp geïnstalleerd waar de hele dag en avond grote delen van de rest van de familie mee-at, dronk en -snackte. Ook alle aanwezige kinderen (zeven of zo) hingen er graag rond.
Deze familie begroet elkaar op ieder moment van de dag alsof ze elkaar in geen maanden gezien hebben, met veel kussen, lachen en uithalen van plezier. Zachtjes praten was er ook niet bij, vooral niet na tienen als de pastiche en vin rijkelijk vloeiden en iedere flauwe grap tien keer zo leuk is.

Bonte avond
Bonte avond

the zebra's
Zebra’s

Het zat er dik in. Na een paar avonden werden we in de ban gedaan. Bij familiedingen moesten we naar een plek op het parkeerterrein alwaar een verzamelpunt werd ingericht, met licht van de camping. Ze hadden er zelfs een slinger opgehangen ter vergoeding van de verbanning. Daar beleefden we wél een hele leuke avond. De (franse) kinderen hadden met oma Christine een heel spektakel ingestudeerd. Dans, rap, zang, van alles. Christine is o.a regisseuse van beroep geweest, dus ze had de wind er goed onder. En sommige kinderen hadden absoluut talent! Inmiddels was het acht uur en er was wél gedronken maar nog niet gegeten. Dat heeft een uitwerking die ik niet hoef uit te leggen. Vooral op degenen (de meesten) die die dag waren raften. Nicht Christine had naast het regisseren ook de taak op zich genomen om voor iedereen te koken. Om half negen/negen uur kregen we na gazpacho (koude tomatensoep),een verrukkelijke varkenscurry met couscous. Alles uit plastic. Met zovelen moet je soms je principes opzij zetten…

Voor ons was dat late eten wel even aanpassen. Met onze sobere boterhammen lunch red je het niet tot negen uur ’s avonds. Na een aantal dagen wit, slap en hongerig naar de maaltijd te hebben zitten smachten zijn we ook een tussenmaaltijd in gaan lassen. ‘Gouter’ zoals de Fransen het noemen, rond vier of vijf uur.

Even pauze in de schaduw
Even pauze in de schaduw

In de hete felle zon beklommen we met zijn allen een berg, inclusief het jongste (3) lid van de familie. Met de hele club naar het strand in Collioure, een pittoresk stadje aan de Middellandse Zee. Als Nederlander zou ik gedacht hebben, dat is totaal onmogelijk. Maar ik heb in de loop van de tijd geleerd los te laten. Met grote groepen, zeker wanneer het om Latino familie gaat is alles mogelijk. Of niet. Je moet het laten gebeuren. Of niet. Geen haast hebben, niet denken ‘dit kan efficiënter’. ‘Go with the flow’ is het devies. En dan gebeuren er ongelofelijke dingen. Of anders morgen wel. Of ooit. Of niet. Geen probleem. Maar na lang zoeken hebben we elkaar allemaal gevonden op het strandje, línks van het paleis van de koningen van Mallorca! Rechts en achter zijn namelijk ook strandjes. Die hebben wij allemaal gezien… Maar een duik in de heldere, koele, licht golvende Middellandse Zee spoelde al het stof en zweet weer weg.

Couillure beach1

Met de hele groep raften zat er niet in want de minimum leeftijd was 8 jaar. Tot groot verdriet van de 6 en 7 jarigen..Met een aantal zijn we naar een roofvogelshow gegaan in de buurt, maar niets woog op natuurlijk tegen de heftig spannende boottocht van de groteren. Zelfs niet de gigantische gieren die gezellig even naast ons kwamen zitten..

Op de laatste avond was ‘potluck’ en BBQ, de Amerikaanse inbreng, zeg maar, van de kant van echtgenoot en stamvader Woody. Inmiddels waren we echt naar de buitenste der buitenste ring van de camping verwezen. Op de vorige plek waren er namelijk klachten binnengekomen van nu weer een naburige camping over ‘lawaai’.

De camping bracht een spotlicht. En verder was er kaarslicht. Zo brachten we die avond opnieuw door met ‘spectacle’, ingestudeerd of niet. Niet alleen de kinderen hielden een modeshow en een dans-act, zelfs de volwassenen dartelden, onder begeleiding van muziek, over de geïmproviseerde catwalk omzoomd door kaarsjes. Iedere act werd begroet met gejoel en gejubel. Deze Franse familie kan een feestje bouwen! Alle uitbundige Spaanse, Franse, Griekse, en Antilliaanse genen gingen met ons aan de haal. Of we werden erdoor aangestoken. Mijn genen gaan niet verder terug dan Duitse..niet de meest exotische dus…

Heel bijzonder was nog dat neef Alain (61), kleinzoon Niek (9) wist over te halen zijn Kungfu vormen te doen. ‘Doe jij Kungfu voor mij? Dan doe ik Tai-chi voor jou!’ Met het felle licht van de lamp, de donkere sterrenhemel boven ons en de perfect gekozen muziek op de achtergrond deed Niek vol overgave en ernstig zijn Kungfu bewegingen. Vloeiend als een danser en krachtig als een krijger. Daarna wandelde Alain als een vogel over de catwalk.

Farewell pictures
Farewell pictures

Natuurlijk is er in deze familiegroep ook het verdriet en de pijn van het leven en wat ze hebben meegemaakt. Maar er was deze week duidelijk een drang om er een bijzondere week van te maken en te genieten van elkaar als familie. Er waren goeie gesprekken, we hebben elkaar veel beter leren kennen en wat ook mooi meegenomen is: ik heb nog nooit zoveel Frans gehakkeld als deze week. Ik heb er weer 25 familieleden bij!

De plantjes van mijn schoonvader

Twee weken was ik in de Verenigde Staten. Twee weken op het vertrouwde adres bij mijn schoonvader in Boston. Het appartement waar ik als net getrouwd meisje al kwam, nog voor ik kinderen had. Waar later mijn kinderen rond huppelden, en waar zelfs twee van mijn kleinzoons omarmd werden door hun overgrootmoeder. Vorig jaar overleed ze. Dit keer was het eerste bezoek waar zij niet meer op haar vertrouwde plekje op de bank zat. Het zitgedeelte een putje en de vloerbedekking ervoor een glanzend vierkantje, kaal gewreven door haar voeten. Daar zat ze, met de telefoon naast haar, de kalender en haar boek. Op het laatst haar wereld. Eindeloos veel telefoontjes naar ik weet niet wie allemaal om af te spreken voor een lezing, een sponsoring, een etentje. Alles werd in de kalender gekrabbeld, onleesbaar voor niet-ingewijden. Naast alle verjaardagen en andere hoogtijdagen van -tig geliefden en vrienden. En als dat werk gedaan was,en  de krant gelezen, dan was er altijd nog het boek voor de leesclub.

Die plek was leeg nu. Schreeuwend, overweldigend leeg. Verder was alles hetzelfde. Mijn schoonvader heeft een vast ritme en vaste gewoontes waar hij zelden van afwijkt. Daar kun je echt rustig van worden. Wat er ook gebeurt, welke wereldschokkende gebeurtenissen er ook plaatsvinden, hij heeft een bak slappe koffie en een English muffin voor ontbijt, leest de Boston Globe, uitgebreid, neemt om half twaalf een colaatje, een sandwich om half één, gaat dan aan de administratie van de verschillende commissies waarvan hij lid is. Even ertussenuit, naar de bank meestal ( ik heb overigens geen idee wat iemand iedere dag bij de bank doet). Hij maakt ook wel eens een uitzondering, dan gaat hij naar het postkantoor.

Weer thuis een dutje, soms, en daarna het nieuws van zes uur op TV plus avondeten, meestal een diepvriesmaaltijd, heel smakelijk tegenwoordig. De kranten nogmaals, een serie op TV en om 11 uur naar bed. Een rustig bestaan met af en toe een uitje naar concert of toneel, een etentje met vrienden of een filmpje pakken met schoonzus die redelijk dichtbij woont. Als wij er zijn merk ik dat ik erg mijn best doe me aan te passen aan zijn gewoontes. Dingen niet op het aanrecht, maar spoelen en direct in de afwasmachine. Geen kopjes in de woonkamer laten staan. Dat soort dingen.

Toen we deze keer bij hem waren moest hij voor een ingreep naar het ziekenhuis dus waren we een paar dagen alleen in het appartement. Ik nam de gelegenheid te baat om wat te poetsen, hier en daar. Amerikaanse hygiëne betreft vooral het lichaam, niet zo zeer het huis. Ik ben wel een beetje Nederlands schoon…WC’s en zo…Behalve poetsen wilde ik natuurlijk ook voor de plantjes zorgen. Mijn schoonouders hebben het altijd trots over ‘hun tuin’, waarmee ze voornamelijk op een assortiment meestal uit hun krachten gegroeide kamerplanten duiden. Mijn schoonvader heeft de  zorg voor de  overgenomen. De vorige keer dat ik er was, in de tijd dat mijn schoonmoeder ziek was en op sterven lag, heb ik een keer de orchideeën in water onder gedompeld. (Die werden toen in plaats van bloemen veel geschonken). Maar dat was een vergissing. ‘No, no, no’, riep mijn schoonvader, ‘Een keer per week een ijsklontje, zo doe ik dat!’ Oeps! Ok, sorry..

Dit keer liep ik al met een schaar rond om de uitgebloeide bloemstelen uit een plant te knippen, de verdorde stelen van de uitgebloeide orchidee-bloemen te verwijderen, ik zag het voor me. De lange,bruine slierten van de kalanchloë die aan het einde weer groene blaadjes kreeg, terugknippen zodat hij weer mooi gedrongen groei zou krijgen. De bijna verdorde kerstster in de prullenbak kieperen. En nog wat hoognodig opknapwerk.

Maar intuïtie hield me tegen. IJsblokjes op de orchidee..Dat duidt op een overwogen plantenbeleid. Eigenlijk is alles in dit appartement weloverwogen. Toen ik later nederig mijn ideeën met hem deelde was ik blij dat ik me ingehouden had…Geen van mijn ingrepen zou instemming verkregen hebben. Mijn schoonvader’s motto is: laat de natuur haar gang gaan. Geen geknip en gesnoei en gedoe. Let nature have her way. Ik durfde niet te vragen naar de natuurlijke oorsprong van de ijsblokjes voor de orchideeën.

 

 

Vietnam en Boylston Street

Ik sprak tijdens de reünie op Choate Rosemary Hall afgelopen weekend (16-18 mei) met verschillende mannen die in Vietnam gevochten hadden en daar levenslang door getekend zijn. Wie in 1964 van school kwam had grote kans in dienst te moeten, vóór of na college. De Vietnam oorlog woedde toen al ruim 10 jaar en er was dienstplicht. Ik vroeg een tafelgenoot wat hij na de middelbare school was gaan doen. Hij was het leger in gegaan. Nog niet het verband leggend met de oorlog in Vietnam, ging ik ervan uit dat hij zijn loopbaan in het leger was begonnen. Wat hij daar dan gedaan had, vroeg ik nog naïef. En toen kwamen de verhalen. Vietnam, tanks, bommen, angst en moed.

Voor mij is Vietnam de oorlog van de protesten. Ver weg, verder weg nog dan de 2e WO, ten eerste omdat ik zelf geen mensen ken die er persoonlijk ervaring mee hebben en ook omdat ik er weing over weet, behalve dat het tot grote demonstraties leidde in de zestiger en zeventiger jaren in Europa en Amerika. Haat tegen Amerika, give peace a chance, flowerpower, het had allemaal indirect met de oorlog in Vietnam te maken. Het gaf er daarom een wat onwerkelijk karakter aan.

Mijn tafelgenoten waren er geweest. Omdat het moest, omdat er dienstplicht was, omdat je je land diende, zo verwoordden ze het. Kreeg je een laag lotingsnummer dan was je de pineut, kreeg je een hoog nummer, of studeerde je theologie (zoals echtgenoot) dan had je geluk. Eén van de mannen vertelde dat hij een jaar lang zijn hele leven moest plannen rondom het wel of niet moeten vertrekken naar Vietnam. Sommigen vertrokken naar Canada waar de overheid hen toestond te blijven. Er bestond een mogelijkheid tot vervangende dienstplicht, zoals in het onderwijs.

Zo blijf je hier mensen tegenkomen die gevochten hebben. IIn Vietnam, in Irak, in Afghanistan, en je ziet ‘veteranen’ op straat bedelen, met hun geamputeerde benen of armen duidelijk geëtaleerd..Of dit ook echte veteranen zijn? Volgens familie hier is er meer aan de hand dan puur het feit dat ze geen uitkering krijgen van de overheid. Er is meestal ook sprake van alcoholisme en psychiatrische problemen (vaak Post Traumatisch Stress Syndroom) waar men geen hulp voor krijgt. Vreselijk moeilijk om die mensen zomaar voorbij te lopen. Gisteren zag ik een jonge vrouw met een beker koffie bij een zwaar gehandicapte bedelaar stoppen om hem uit een rietje te laten drinken. Dan besef ik dat mijn vermogen tot dienen nog heel wat groei moet doormaken.  Aan de overkant van de drukke, sjieke Boylstonstraat liep, midden tussen het winkelend publiek, een bedelaar die in zijn broek had gepiest. ik zou zo iemand zo graag zijn waardigheid teruggeven. Kom, hier is een bad en schone kleren. Maar de stank, de overweldigende waanzin van het leven van deze mensen staat tussen hen en mij in als een dikke muur.

Ik begin maar met af en toe wat geld te droppen in de bekers van de minst dronken bedelaars en ze vriendelijk te groeten. Het zijn tenslotte mensen geschapen in het beeld van God.

Site met interessante (behoorlijk schokkende) informatie over gehandicapte veteranen in de VS. Lees vooral het gedeelte: geschiedenis van injured veterans.