Van Super naar Hyper –

Winkelen in Cheonan, Zuid-Korea

De echte warmte is gestart, dacht ik vorige week. Dertig graden en met 65 % vochtigheid voelde het weer zwaar en drukkend. Ik moest er aan wennen, dus geen gezeur, het wordt nog veel warmer en vochtiger straks. Gelukkig nu nog niet direct, bleek later. Ik had net de jassen in de koffer terug gedaan, niet meer nodig, meende ik, toen de temperatuur weer duikelde. Het lijkt net Nederland. Onvoorspelbaar weer vooralsnog. Ik genoot stiekem wel van de koelte. Inmiddels is het weer heet, 27 graden.

Winkels

Vorige week gingen we een lading boodschappen halen. Het makkelijkst zijn de grote supers die wat betreft afmetingen de XL AH overtreffen. We struinden wat rond. Ik vind het leuk om tussen al het aanbod te neuzen, op zoek naar interessante dingen die ik niet ken, of zou willen meenemen naar Nederland straks. Ik moet me inhouden, want echtgenoot is zeer doelgericht en zou in een kwartier klaar zijn. Maar hij liet me geduldig begaan. Veinsde zelfs interesse, af en toe. Maar na een minuut of twintig begon mijn hoofd raar te voelen. Het gevoel dat er een bult op groeit die dreigt te ontploffen, zoiets. Enorme winkels hebben vaak dat effect op me. Het Ikea-effect, zeg maar. Eindeloos veel keus, almaar kijken, turen en peinzen.
‘Kan ik dit gebruiken?’
‘Oh, dat is handig!’
‘Dat lijkt me lekker!’
En ondertussen ook nog het Koreaans vertalen. Het lijkt wel of ze hier veel langere zinnen nodig hebben om iets eenvoudigs op een bordje te zetten. Ik peins en google me suf. Google translate is overigens een fantastische hulp. Hoe deden we ooit zonder? Al dat getuur en gedrentel kwam me op een hypo te staan (lage bloedsuikers). Ik kon me nog net naar een café slepen in de buurt. Daar kon ik wat koolhydraten naar binnen werken in de vorm van een scone met koffie.

Van Super…

Vroeger, toen we hier woonden, in de jaren tachtig, winkelde ik ook bij een supermarkt. Die heette De Internationale Super en stond ook op een markt die Internationaal heette. Waarom is me nog steeds niet duidelijk. Misschien omdat er op straat hier en daar spullen uit de Amerikaanse PX (winkel op de legerbasis) werden aangeboden? In mijn super was er behalve hele vieze Gerber babyvoeding, niks buitenlands te koop. Maar er lag van alles in de schappen dat een beetje leek op wat we gewend waren. Het smaakte absoluut niet hetzelfde, maar alles went. Oploskoffie, oplosthee, geperste blokken ham, Koreaanse peanutbutter, in Koreaanse letters omgezet in ‘Penusse’- butter. Die uitspraak leverde altijd hilariteit op bij onze kinderen, uiteraard.
Het was makkelijk boodschappen doen. De keuze was beperkt en na nog wat stalletjes af te zijn gegaan, was ik klaar. Taxi roepen en naar huis. Oh ja, eerst was er nog de groente en fruit markt waar 1e klas kwaliteit spul werd verkocht. Hotels kochten er ook in.

…naar Hyper

De hypermarkten zijn populair. Er is een overvloed aan spullen. Groente, fruit, vis (vers), vlees (vers) en een eindeloze voorraad aan Koreaanse etenswaren, verpakt of onverpakt. Soorten kimchie, soorten gezonde drankjes, veel snacks en koekjes. Zowel Westers als Koreaanse.
Het valt me op, dat er ontzettend veel plastic gebruikt wordt, veel meer nog dan in Nederland. Ik vind het een lastige keuze. Kies ik voor overdadig in plastic verpakte groentes zonder pesticiden? Of voor de onverpakte groentes op de gewone markt, waar ik niet van weet hoeveel pesticiden erop zitten? Die worden nog veel gebruikt. Al is er duidelijk een markt voor onbespoten groente en fruit, zie citaat onderaan. Vlees is ontzettend duur geworden. Nog meer motivatie om het weinig te eten. Ik heb nog geen biologisch vlees gezien. Wel nadrukkelijk ‘zonder antibiotica’. Er was weinig diervriendelijkheid vroeger, of het nu veel beter is?
De make-up en verzorgingsindustrie is mega! Ik hoorde, vlak voor we vertrokken naar Korea, van mijn neef hoe populair die spullen ook in Nederland zijn. Ik kreeg van hem een cadeaubon voor een van de winkels in Nederland. Grappig. K-pop en make-up, twee export producten. Je ziet hier ook jongens trouwens met lipstick en make-up.

Het gebouw waarin Emart en Shinsaegae (duur merken warenhuis), samen zijn te vinden.
Foto van internet, Stephane Christian

Conclusie: winkelen in de grote hypermarkten heeft voordelen.
Er is parkeergelegenheid. Je kunt zonder aandringen van verkopers rustig je keuze maken. Er is veel biologisch aanbod. Je kunt er werkelijk bijna alles vinden. Behalve gewone Breakfast Tea. Eindelijk gevonden in een Chinese winkel. Oh en het is er op een hete dag lekker koel!

Nadelen? Je mist de sfeer van de openluchtmarkten. Die zijn er nog steeds. Er is zo’n groot aanbod. Dit is voor HSP’ers en ADD’ers enigszins overweldigend. en de prijzen liggen wat hoger.

Heel blij trouwens met deze trend:

Health and Sustainability are increasingly influencing purchasing decisions. South Koreans show a higher willingness to pay for healthier and environmentally friendly products with minimal packaging. This trend is driving retailers to launch products with less sugar, fewer artificial ingredients, and more nutrient. Gourmet.Pro

Tempel, koffie en dumplings, maar dan anders

Het is warm geworden. En vochtig. Ik merk dat ik er wat sloom van word. Ook aan de felheid van de zon (die schijnt nu heel regelmatig) moet ik wennen. Volgens echtgenoot staat de zon hier (in Zuid-Korea) rechter en hoger boven ons dan in Nederland en heeft daarom meer kracht. Om hoofdpijn te voorkomen draag ik nu sneller een zonnebril dan in Nederland en heb ik toch maar een hoedje aangeschaft. Ik heb er een hekel aan, omdat het warm is en omdat mijn haar er zo geplet onder vandaan komt. Oh, en ik krijg ook jeuk op mijn hoofd ervan. Maar goed, alles beter dan hoofdpijn. Dus ik draag vanaf nu mijn Koreaanse pothoedje.

We gaan er bijna iedere dag op uit. En ontdekken altijd wel iets nieuws bij toeval. Zoals gisteren. Ons reisdoel was Gagwonsa, een Boeddhistische tempel, een half uur rijden van ons huis. Tempels staan meestal op mooie plekken in de natuur en zijn alleen daarom al toeristische trekpleisters. En natuurlijk is er de architectuur en de historie van de gebouwen, vaak bewaard gebleven door de eeuwen heen.  Ondanks oorlogen, die grote delen van Korea verwoestten, ontsnapten de tempels daaraan door de afgelegen plek waarop  ze stonden.

Daar profiteren we dus in het heden van. Onze tempel is niet erg oud, blijkt als we de informatie erop nalezen.  In 1977 gebouwd en speciaal gewijd aan de hereniging tussen Noord- en Zuid-Korea. Tussen de twee landen heerst al sinds het einde van de oorlog in de jaren vijftig een wapenstilstand. Er is nooit een vredesverdrag gekomen. Dit tot groot verdriet van veel oudere Zuid-Koreanen, die dit nog altijd als een open wond ervaren.

We lopen het terrein van de tempel op. Een tempel bestaat altijd uit meerdere gebouwen. Plekken waar de monniken wonen, en gebouwen waarvan de functie me niet duidelijk is. Het hoofdgebouw bevat de beelden van de Boeddha en metgezellen. Indrukwekkend om te zien, zo’n immens beeld van ‘goud’ omringd door allerhande attributen met symbolische waarde. Ik besef daar weer waarom het christelijk geloof  kaal moet lijken als je bent opgegroeid met dergelijke idolen.

We trekken onze schoenen uit en stappen de tempelhal binnen. We pakken twee kussens van de stapels langs de kant en gaan op de glanzend gepoetste houten vloer zitten. We kijken rond en ondergaan de serene sfeer in de hoge, ruime hal. Er klinkt zachte muziek, mensen knielen en buigen eerbiedig met het hoofd naar de vloer. Twee, drie keer, gevouwen handen omhoog geheven. Sommigen herhalen het voor meerdere altaren, steken wierook en kaarsen aan. Beter dan in de Europese kathedralen, waar toeristen minder respectvol rond lopen, met camera’s en buggy’s. Je hoeft niet te aanbidden, maar wel respect tonen.

Er komt een gezinnetje binnen, vader, moeder en twee jonge kinderen. Op een half-drafje. De jongens hebben allebei een zakje met rijst bij zich. Moeder dirigeert ze naar het hoofdaltaar om de zakjes daar neer te leggen, als offer. De jongste wil het eerst niet, maar krijgt de kans niet om rond te dollen. Hop, hop, geld in de collecteton, handjes bij elkaar en het hoofd buigen. Bijna rennend komen ze vervolgens naar waar wij zitten, leggen een paar kussens neer en knielen. De jongste vindt dat kussen wel lekker om even op te rollebollen, maar daar komt niets van in. Hoppa, net als pa, ma en grotere broer in de rij, naast elkaar. En dan tegelijk armen omhoog, met de handen tegen elkaar en buigen, door de knieën en het hoofd op de vloer. Synchroon.

Een jonge man voor ons herhaalt het staan, knielen, buigen tot op de grond, wel tien keer. Een intens gebed dus. Buiten de tempelhal hangen grote spandoeken met aankondigingen van wat er allemaal te doen valt de komende tijd. Je kunt er cursussen volgen, een aantal dagen komen bidden, op retraite komen. Een actieve tempel dus. Ik zie verder geen monniken of andere bewoners. Verderop, nadat we een trap op zijn gelopen, zien we nog het enorme beeld (15 m hoog en 60 ton zwaar) van een Boeddha, in brons gegoten. Op de achtergrond de contouren van Teajosan mountain.

Koffie

Genoeg gezien. We gaan op zoek naar een plekje om koffie te drinken. Mijn bloedsuiker is wat onvoorspelbaar, misschien door de warmte? Sneller moe en beetje gammel. We rijden op goed geluk ergens een parkeerplek op waar een bordje Ka-pie (verKoreaanst, Engels woord voor Coffee) hangt.

Het is een ontzettend leuk café, met heerlijke koffie en nog lekkerder gebak. Er staan overal planten, er hangt kunst, kortom een toevalstreffer. Zeker een tweede bezoek waard. De eigenaar vertelt dat hij uit Busan komt, de stad waar wij acht jaar woonden, in een ver verleden. Dat schept een band. De chocolade taart is verrukkelijk. Het gebak in Korea is 1000% beter dan in de jaren tachtig. De eigenaresse laat ons heel enthousiast alle kunst zien die aan de muur hangt. Het ene schilderij beter dan het andere.

Park en dumplings

We besluiten nog wat rond te wandelen, want het restaurant dat ik heb gevonden via Naver, de Koreaanse equivalent van Googlemaps (werkt hier niet voor autoroutes) gaat pas om vijf uur open. We hebben zin in dumplings, kleine loempia’s, zeg maar. We parkeren de auto er vast (goeie zet blijkt later) en verkennen het grote park ertegenover. Prachtig aangelegd, voor elk wat wils. Trim trajecten, wandelroutes, grote grasvelden om te spelen, veel gedenktekens (geen park hier zonder monumenten). Maar ook beeldende kunst. We zeggen tegen elkaar dat het zo fijn is om gezinnen te zien. Ouders met kinderen, die samen spelen. Of echtparen, stelletjes, hand in hand. Dat zag je niet in ‘onze’ tijd. Man en vrouw besteedden toen nog bijna exclusief hun vrije tijd gescheiden van elkaar door. Nu zie je trotse vaders met hun kroost, echtparen diep in gesprek met elkaar verwikkeld. Positieve verandering.

Eindelijk is het tijd om te eten. We hebben er zin in. Als we aankomen bij het restaurant is het een gekkenhuis. Auto’s die wachten in een rij om te kunnen parkeren. Wij hebben blijkbaar iets niet goed gedaan want de eigenaar moppert dat we een telefoonnummer achter hadden moeten laten. Onze auto steekt wel een meter te ver uit…we snappen er niks van maar verzetten braaf de auto. Binnen is het barstensvol, maar er is voor ons een tafel gereserveerd. Verrassing. We willen gebakken loempia’s bestellen, maar die zijn er niet gebaart de vrouw die ons bedient. Iedereen krijgt hetzelfde. Goed. Ook prima. We zullen wel zien. Na nog geen drie minuten komt er een pan met rijke inhoud. Pittige soep met daarin paddenstoelen, koolblaadjes, met hele dunne plakjes vlees ertussen, tauge. Het ziet er heel kunstig uit! De pan wordt op de elektrische kookplaat gezet.

En nu? De vrouw die het bracht legt uit:
‘De soep moet eerst koken. En dan eet je eerst de paddenstoelen, dan de andere groentes en dan pas de dumplings’. Dat zijn die balletjes.
Er staat ook een schaaltje met verse noodles en extra dumplings op tafel. Echtgenoot heeft honger en wijst verlangend naar de noodles. En die?
‘Nee, die eet je het allerlaatst.’ When in Rome…

Het was heerlijk. Igo jip blijkt razend populair te zijn. Onze tweede toevalstreffer vandaag

Wat we aten in Igo zip (Mandu House)

.

Korea april – augustus 2025 

I

Thuiskomen in een vreemd land

Zo gauw ik naar buiten loop vanuit de aankomsthal op de luchthaven in Incheon, Zuid-Korea, voel ik me weer thuis. Het geroezemoes van de mensen om me heen, hun begroetingen, het geschreeuw naar kinderen die weglopen, taxichauffeurs die klanten proberen te krijgen. De Koreaanse taal klinkt me nog steeds zo vertrouwd in de oren. Ik versta het meeste niet meer, maar af en toe een paar zinnen is al genoeg. 

Het begint te schemeren, ook al is het pas vijf uur in de middag. Korea ligt een stuk zuidelijker dan Nederland, daarom gaat de zon hier eerder onder in dit seizoen. Tegen acht uur is het aardedonker. 

In het licht van de naderende avond tekenen de contouren van de bergen in de verte mooi af. Verder zie je op deze plek alleen hypermoderne gebouwen en is er een kluwen aan druk bezette wegen. 

We worden opgehaald door een privé-taxi, voor ons een ongekende luxe. De vorige keer dat we hier waren hebben we ons een breuk gesjouwd toen we vanaf het vliegveld, met de bagage, de metro naar Seoul namen. Naar Seoul was goed te doen met het OV, maar de overstap daar naar het hotel was net te veel van het goede. We konden geen lift vinden en moesten dus onze koffers de trap op zeulen. Dat niet weer, hadden we elkaar beloofd. De taxi was nu gereserveerd door onze Koreaanse vriendin en zo stapten we na twaalf uur vliegen in de auto, om nog eens twee uur naar Cheonan te rijden. Daar wonen onze vrienden met wie we twee maanden van huis geruild hebben. Zij in ons huis en wij in het hunne. 

Rond half negen arriveren we. Het huis is een vrijstaande villa, aan het einde van een doodstil straatje, pal aan de voet van een berg. De plaats voor de villa is letterlijk uit de berg gehakt. De huizenruil is niet helemaal gelijk wat betreft ruimte en comfort, ben ik bang. Dit huis is vrij nieuw, (het onze uit de jaren zeventig), van alle gemakken voorzien als airco, droger, en elektronica. Het is ook heel netjes en overzichtelijk ingericht. Begrippen die niet helemaal van toepassing zijn op ons huis. Maar goed, het grote voordeel is dat beide partijen kosteloos een verblijf hebben voor twee maanden. Inclusief gebruik van auto’s. 

Huizenruil is altijd even wennen. Dit huis stond al een maand leeg en dat voel je direct wanneer je binnenstapt. Het is zielloos. Huizen hebben voor mij een eigen geur, een eigen gevoel. Daarom voelt het in het begin alsof je vadertje en moedertje speelt met de spullen van een een ander. Het duurt even voor het eigen is.

Pas de volgende ochtend zien we hoe uitbundig en prachtig hier overal de azalea bloeit in alle kleuren wit, oranje en vooral fel roze!