Niet miepen, toch?

Het is hier binnen zo verrekte koud. Ik eindigde mijn vorige blog heel dapper maar wennen is best een proces, zal ik maar zeggen. Het gaat gepaard met klagen, aanvallen van ‘dit is toch niet normaal’ en wilde ideeën om via Amazon een grote kachel te bestellen. Maar ja. Dat is dus het proces wat aanpassen heet.

Een voorbeeld. We gaan naar een bijeenkomst en ik denk, dat is binnen, dus ik hoef geen jas mee; buiten is het lekker, dus ik loop er zo heen.
Als we binnen komen zit voorin een man, onherkenbaar vanwege een dikke muts en een sjaal om zijn gezicht. Het enige wat ik zie is een neus en twee ogen. Verder een dikke winterjas. Hij blijkt de spreker. Om mij heen, voor en naast mij, alleen maar dik ingepakte mensen. Wij bibberen ons door de bijeenkomst heen. Buiten wordt de thee geserveerd, in de zon. Wat een verademing, na de ijzige koude van het gebouw.
Eerste les: Binnen dik aankleden, maar wel zo dat je buiten in de zon weer lagen uit kunt trekken.

Nog een voorbeeld. De geur van mottenballen. Niet lekker (eufemisme), vonden we alle drie dus haalden we alle balletjes weg die in ieder gootsteengaatje, afvoerputje en andere openingen liggen. Tot ik wakker word op een nacht en denk, wat ruik ik toch voor vieze rioollucht? Ja dus. Die balletjes lagen er niet voor de lol. Nu verkiezen we de chemische lucht van mottenballen boven de natuurlijke geur van het riool.
Tweede les: Er is een reden voor alles, ook als het vreemd overkomt.

We relativeren hier alles maar met dit lied van Brigitte Kaandorp over haar ‘moeilijke leven’. https://youtu.be/JLNvBvJ-F00

Buiten is het hier fantastisch. Het weer is iedere dag zonnig en de temperatuur nog aangenaam. Ons appartement is gebouwd op een afgesloten terrein en is als een oase in de drukke stad. Met onze dochter als gids zijn we er al veel op uit geweest. Ze woont hier (op een andere plek, in Oud Rajpur, een dorpje vlakbij Dehradun) sinds 3 maanden en heeft behoorlijk haar weg leren vinden. Weet bijvoorbeeld wat de normale prijs is voor alledaagse producten als fruit en zo. En dat helpt want met onze westerse hoofden zijn we al gauw slachtoffer van woekerprijzen. Hoewel je de neiging hebt dat gewoon te betalen, omdat het nog steeds, omgerekend in euro’s, niets lijkt te kosten. Maar dat wordt toch afgeraden.

Zo waren we op de bazaar, de intens drukke dagelijkse markt, zoals je die overal in Azië ziet. Ik waande me weer in Korea, waar ik in de jaren tachtig woonde. Toen was het vooral druk door mensen. Maar hier zijn het de motoren en scooters die je werkelijk van de sokken rijden. Een lange smalle doorgang waar honderden vehikels links en rechts je voorbij razen. Dat bederft de pret enigszins want ik ben gek op al die aparte winkeltjes met producten waarvan ik geen idee heb waar men ze voor gebruikt.

Daarna, voor wat noodzakelijke ‘westerse’ inkopen naar een overdekt winkelcentrum. Het contrast is groot, zoals verwacht en toch altijd schokkend. Vooral omdat daar en niet bij de bazaar, de bedelaars zich verzamelen. Vrouwen met hun vervuilde kleintjes, oude dametjes en jonge jongens. We hadden ons voorgenomen eten te geven, liever dan geld. Toen we de vrouwen met hun kleintjes wat gaven kwamen er in een mum van tijd van overal vrouwen met kinderen op ons af. Wat te doen? Ook de Indiase vrienden hebben er geen antwoord op. De een geeft soms, de ander altijd. De een alleen aan vrouwen met kinderen, de ander alleen aan bejaarden. We zullen onze eigen weg moeten vinden.

Vietnam en Boylston Street

Ik sprak tijdens de reünie op Choate Rosemary Hall afgelopen weekend (16-18 mei) met verschillende mannen die in Vietnam gevochten hadden en daar levenslang door getekend zijn. Wie in 1964 van school kwam had grote kans in dienst te moeten, vóór of na college. De Vietnam oorlog woedde toen al ruim 10 jaar en er was dienstplicht. Ik vroeg een tafelgenoot wat hij na de middelbare school was gaan doen. Hij was het leger in gegaan. Nog niet het verband leggend met de oorlog in Vietnam, ging ik ervan uit dat hij zijn loopbaan in het leger was begonnen. Wat hij daar dan gedaan had, vroeg ik nog naïef. En toen kwamen de verhalen. Vietnam, tanks, bommen, angst en moed.

Voor mij is Vietnam de oorlog van de protesten. Ver weg, verder weg nog dan de 2e WO, ten eerste omdat ik zelf geen mensen ken die er persoonlijk ervaring mee hebben en ook omdat ik er weing over weet, behalve dat het tot grote demonstraties leidde in de zestiger en zeventiger jaren in Europa en Amerika. Haat tegen Amerika, give peace a chance, flowerpower, het had allemaal indirect met de oorlog in Vietnam te maken. Het gaf er daarom een wat onwerkelijk karakter aan.

Mijn tafelgenoten waren er geweest. Omdat het moest, omdat er dienstplicht was, omdat je je land diende, zo verwoordden ze het. Kreeg je een laag lotingsnummer dan was je de pineut, kreeg je een hoog nummer, of studeerde je theologie (zoals echtgenoot) dan had je geluk. Eén van de mannen vertelde dat hij een jaar lang zijn hele leven moest plannen rondom het wel of niet moeten vertrekken naar Vietnam. Sommigen vertrokken naar Canada waar de overheid hen toestond te blijven. Er bestond een mogelijkheid tot vervangende dienstplicht, zoals in het onderwijs.

Zo blijf je hier mensen tegenkomen die gevochten hebben. IIn Vietnam, in Irak, in Afghanistan, en je ziet ‘veteranen’ op straat bedelen, met hun geamputeerde benen of armen duidelijk geëtaleerd..Of dit ook echte veteranen zijn? Volgens familie hier is er meer aan de hand dan puur het feit dat ze geen uitkering krijgen van de overheid. Er is meestal ook sprake van alcoholisme en psychiatrische problemen (vaak Post Traumatisch Stress Syndroom) waar men geen hulp voor krijgt. Vreselijk moeilijk om die mensen zomaar voorbij te lopen. Gisteren zag ik een jonge vrouw met een beker koffie bij een zwaar gehandicapte bedelaar stoppen om hem uit een rietje te laten drinken. Dan besef ik dat mijn vermogen tot dienen nog heel wat groei moet doormaken.  Aan de overkant van de drukke, sjieke Boylstonstraat liep, midden tussen het winkelend publiek, een bedelaar die in zijn broek had gepiest. ik zou zo iemand zo graag zijn waardigheid teruggeven. Kom, hier is een bad en schone kleren. Maar de stank, de overweldigende waanzin van het leven van deze mensen staat tussen hen en mij in als een dikke muur.

Ik begin maar met af en toe wat geld te droppen in de bekers van de minst dronken bedelaars en ze vriendelijk te groeten. Het zijn tenslotte mensen geschapen in het beeld van God.

Site met interessante (behoorlijk schokkende) informatie over gehandicapte veteranen in de VS. Lees vooral het gedeelte: geschiedenis van injured veterans.