Korea april – augustus 2025 

I

Thuiskomen in een vreemd land

Zo gauw ik naar buiten loop vanuit de aankomsthal op de luchthaven in Incheon, Zuid-Korea, voel ik me weer thuis. Het geroezemoes van de mensen om me heen, hun begroetingen, het geschreeuw naar kinderen die weglopen, taxichauffeurs die klanten proberen te krijgen. De Koreaanse taal klinkt me nog steeds zo vertrouwd in de oren. Ik versta het meeste niet meer, maar af en toe een paar zinnen is al genoeg. 

Het begint te schemeren, ook al is het pas vijf uur in de middag. Korea ligt een stuk zuidelijker dan Nederland, daarom gaat de zon hier eerder onder in dit seizoen. Tegen acht uur is het aardedonker. 

In het licht van de naderende avond tekenen de contouren van de bergen in de verte mooi af. Verder zie je op deze plek alleen hypermoderne gebouwen en is er een kluwen aan druk bezette wegen. 

We worden opgehaald door een privé-taxi, voor ons een ongekende luxe. De vorige keer dat we hier waren hebben we ons een breuk gesjouwd toen we vanaf het vliegveld, met de bagage, de metro naar Seoul namen. Naar Seoul was goed te doen met het OV, maar de overstap daar naar het hotel was net te veel van het goede. We konden geen lift vinden en moesten dus onze koffers de trap op zeulen. Dat niet weer, hadden we elkaar beloofd. De taxi was nu gereserveerd door onze Koreaanse vriendin en zo stapten we na twaalf uur vliegen in de auto, om nog eens twee uur naar Cheonan te rijden. Daar wonen onze vrienden met wie we twee maanden van huis geruild hebben. Zij in ons huis en wij in het hunne. 

Rond half negen arriveren we. Het huis is een vrijstaande villa, aan het einde van een doodstil straatje, pal aan de voet van een berg. De plaats voor de villa is letterlijk uit de berg gehakt. De huizenruil is niet helemaal gelijk wat betreft ruimte en comfort, ben ik bang. Dit huis is vrij nieuw, (het onze uit de jaren zeventig), van alle gemakken voorzien als airco, droger, en elektronica. Het is ook heel netjes en overzichtelijk ingericht. Begrippen die niet helemaal van toepassing zijn op ons huis. Maar goed, het grote voordeel is dat beide partijen kosteloos een verblijf hebben voor twee maanden. Inclusief gebruik van auto’s. 

Huizenruil is altijd even wennen. Dit huis stond al een maand leeg en dat voel je direct wanneer je binnenstapt. Het is zielloos. Huizen hebben voor mij een eigen geur, een eigen gevoel. Daarom voelt het in het begin alsof je vadertje en moedertje speelt met de spullen van een een ander. Het duurt even voor het eigen is.

Pas de volgende ochtend zien we hoe uitbundig en prachtig hier overal de azalea bloeit in alle kleuren wit, oranje en vooral fel roze!

Schuldig Landschap

https://parelpad.wordpress.com/2021/01/25/schuldig-landschap/

Deze blog schreef ik eerder in 2021 over het landschap bij kamp Westerbork. Het is een concept van de schilder Armando. Het blog past goed bij die over het ‘Dilemma van de zee’. Eke Malda attendeerde me erop. Met dank!

Het dilemma van de zee

Wie me blij wil krijgen, moet me meenemen naar water. Een haven of een weidse rivier, maakt niet uit welk seizoen. Het liefst nog de zee. Ik ben een waterkind. Zou het in mijn genen zitten? Mijn moeders familie heet Van Katwijk. Een van de van Katwijk genealogieën gaat terug naar een voorvader uit de 17e eeuw of zo, uit Catwijck. Hij trouwde met een Schiedamse jongedochter en vestigde  zich in Schiedam. Dan zit de zee wel een beetje in mijn bloed. (Hoewel, mijn moeder was geen ‘strandmens’ zoals ze het zelf altijd noemde) Een andere genealogie zegt dat de familie uit een wijk bij het kasteel (=Cat) in Schiedam kwam…Stadskinderen dus. 

Ik ga gewoon voor de eerste, als waterkind spreekt me die meer aan!

Mijn overgrootmoeder (Teuntje Joppe) aan vaders kant kwam van de eilanden, Goeree en Overflakkee. Dat is ook een redelijk waterige omgeving. Als kind gingen we vaak op vakantie in Ouddorp en één van de hoogtepunten was de oversteek met de pont. Auto en al. Als we dat zwarte gat van de laadruimte van de boot in reden, voelde ik zo’n heerlijke mengeling van angst en opwinding. Tussen al die auto’s vond ik het eng en overweldigend, maar eenmaal boven op het dek, geweldig. Wind in mijn haren, de mengeling van de geur van de zee en de boot, ik was op vakantie.

Veel van mijn beste herinneringen zijn van dagjes uit aan het strand, vakanties aan zee, of soms, later met de kinderen nog, na school, rond 4 uur naar de kust rijden om op het strand van Castricum, bij ondergaande zon, onze meegebrachte maaltijdsalades te eten. 

Tijdens een Nederlandse taalles aan statushouders uit allerlei verschillende landen, was de opdracht om over hobby’s, leuke dingen om te doen, enzovoort te praten. De woordenschat was nog beperkt, maar we deden ons best. Meestal begon ik zo’n conversatie-les met wat te vertellen over wat ik zelf leuk vind, ter inspiratie, zeg maar. Nou, het laat zich raden waar ik over begon…het strand en zwemmen in de zee natuurlijk. Om de studenten aan het praten te krijgen vroeg ik of ze al eens in Scheveningen geweest waren? Een paar zeiden ja, maar eentje zei ‘daar wil ik niet heen’. In mijn onschuld vroeg ik door, wat was de reden? ‘Ik ben met een boot gevlucht en bijna verdronken in de Middellandse Zee’.

Boem, ik kon mezelf wel voor het hoofd slaan, zo was ik uitgegaan van mijn verwende westerse opvatting over strand en zee.

De zee is immers zo lang een vijand geweest, ook als je geboren werd in een vissersdorp als Katwijk of Scheveningen. Niet voor niets staan in al die dorpen monumenten van vissersvrouwen starend over zee, tevergeefs wachtend op hun man of zoon, verdronken tijdens het vissen.

Nog maar zo kort is de zee een bron van vermaak geworden. Ik geloof pas begin 20e eeuw. Ik heb foto’s van mijn moeder met haar jongste  zusje in de jaren twintig op het strand van Scheveningen. Maar aangekleed en wel, het water ging ze niet in. 

Gisteren liepen we opgewekt naar het strand in Argeles- sur- mer. Een bekende badplaats voor Nederlanders, maar nu in het laagseizoen is er bijna niemand.. Langs het strand loopt een lange zandweg, met aan beide zijden hoge dennenbomen, die in de warmte heerlijk schaduw bieden. Nietsvermoedend liepen we naar de ingang van het pad en zagen daar een paneel, met foto’s en tekst. Altijd benieuwd naar de geschiedenis van een omgeving, begonnen we te lezen. 

We zagen een grote zwart-wit foto van mensen achter prikkeldraad. De tekst was schokkend. Op diezelfde plek, dat lange zandpad langs de zee, en op het strand waren in 1939 meer dan 100.000 Spaanse vluchtelingen opgesloten, republikeinen die zich verzetten tegen Franco. De Franse overheid stond niet toe dat ze het land introkken en de vluchtelingen, met duizenden kinderen, werden in erbarmelijke omstandigheden vastgehouden achter prikkeldraad. Gebrek aan voedsel, hygiene en drinkwater maakte dat duizenden, vooral kinderen stierven. En de bomen die aan ons schaduw boden waren er nog niet. Later na het uitbreken van de oorlog voegden zich ook Joodse vluchtelingen bij hen.

Argeles camp “is on a sandy expanse by the sea. There is no shelter of any sort from wind, sand, or rain. A bitterly cold wind from the mountains has produced a raging sandstorm…There is a great deal of dysentery probably from lack of good water and absence of sanitary arrangements.”[14] Refugees built shacks and dug holes in the sand for shelter.[15] (Wiki)

Gedenksteen voor de Retirada, de vlucht van Spaanse republikeinen voor Franco naar Frankrijk.

Het geeft een schaduwrand aan het plezier dat de Middellandse Zee ons biedt. De stranden, het water voor zoveel duizenden een plek van dood en misère. Ontheemden, vluchtend voor oorlog en geweld, toen en nu. Denk aan Lesbos waar o.a. Stichting Bootvluchteling al zoveel jaren hulp biedt aan vluchtelingen die in gammele rubberbootjes aankomen. De moeite waard om te steunen!

De bijbeltekst in Openbaring 21 komt in me naar boven:  ‘en de zee zal niet meer zijn’. Als we die tekst lazen na het eten snapte ik er als kind, met mijn emmertje en zandschepjes niets van. Wat was er nou mis met de zee?

Hier dringt het weer even door: De zee is en blijft ook een vijand.