Lang geleden en toch ook nu

18 juli zou het 45 jaar geleden zijn dat mijn oudste zus Loes trouwde met haar liefde vanaf de middelbare school, Gert. Het was die vrijdag in 1967 33 graden in de ruimte waar de receptie was, de Beukenhof in Velp. We droegen formele trouwkleding, inclusief jacquet en hoge hoed voor de mannen, waarbij ik het geluk had, als twaalfjarige puber, een mouwloze lange jurk te dragen. Genaaid door mijn tante Rie. Op de foto die ik nog heb is duidelijk dat hij niet zo mooi valt, maar ook zie ik (en herinner ik me) dat ik apetrots was, vooral dat ik aan de arm van Gert’s broer, 10 jaar of zo ouder dan ik, op de foto mocht.

Ik weet ook nog heel goed hoe ontzettend verkouden ik was. Ik durfde mijn neus niet te snuiten, dus maakte waarschijnlijk een voortdurend snottergeluid waarop mijn broer in de kerk reageerde door te zeggen dat ik mijn neus eens moest snuiten, dit tot mijn diepe vernedering. Ik voelde me weer een kleuter, terwijl ik net tot zo’n grote hoogte was geklommen aan de arm van mijn volwassen bruiloftspartner.

Veel meer herinnering dan de hitte, mijn verkoudheid en mijn eerste (legale) sigaret die dag heb ik niet. We hebben ongetwijfeld een lied gezongen, lekker gegeten en gelachen om de droge humor van de familie van Gert.

Mijn zus is midden jaren zeventig gescheiden van Gert. Pijnlijk, maar die dingen gebeuren. Gert was als een broer voor me want hij was al in de familie, als vriendje van Loes, toen ik tot bewustzijn kwam, zo rond mijn derde. Vreemde gewaarwording om dan een scheiding te ervaren. Wij bleven afzonderlijk contact houden met Gert, met wie het al enige tijd niet goed ging.

Om een lang, pijnlijk verhaal kort te houden, Gert stierf begin jaren tachtig aan een ongeluk, waarvan het sterke vermoeden bestaat dat hij bewust tot die fatale keuze kwam. Twaalf jaar later stierf mijn zus aan suïcide. Ik las die uitdrukking ergens en ik gebruik die bewust. Beiden kozen ervoor een einde aan hun leven te maken, maar wanneer je het zo zegt klinkt dat zo gewild, zo autonoom, er is geen ruimte in die woorden voor de ziekte, de boze geest, de vertwijfeling die mensen tot zoiets brengt.

Vijfenveertig jaar sinds ze trouwden, vol idealen en dromen. Vijfendertig jaar of zo sinds de scheiding, eenendertig jaar sinds het sterven van Gert, twintig jaar sinds mijn zusje stierf. De tragiek dringt zich aan je op maar is niet in woorden haast te vatten. En de jaren gaan zo ontzettend snel voorbij.

Soms doet dat voortjagen van de tijd geen recht aan levensomvattende, altijd weer onverwacht schurende en pijnlijke gebeurtenissen zoals deze. Ik heb de neiging mezelf te vermanen dat ‘het toch al zolang geleden is’ wanneer ik opeens weer terug ben bij ‘toen’ en de littekens weer trekken en opspelen.  Maar het is goed er af en toe bij stil te staan. Gemeten naar het grote wereldleed is dit klein. Maar het grote leed is alleen te delen en begrijpen wanneer je het kleine leed mag voelen.

Trouwens wie ben ik om dit klein leed te noemen? Is er iets ergers dan je kind verliezen op deze manier? De beide moeders hebben hun kinderen jaren overleefd en hun verdriet gedragen als gelovige vrouwen doen. In hun zwakheid hun kracht gezocht bij God. Mijn moeder sprak er weinig over tot aan het einde van haar leven de blokkades wegvielen door dementie. Eigenlijk heeft ze toen voor het eerst echt gerouwd. Maar door de dementie bleef ze erin hangen, steeds weer kwamen de tranen en de het gemis. Tot, ‘dankzij’ diezelfde afschuwelijke ziekte, ook de herinnering aan Loesje (zoals mijn moeder haar noemde) vervaagde.

Tijdens haar begrafenis zongen we de psalmen en liederen die ze zelf had uitgezocht toen ze nog helder was. Niet één klaagpsalm, merkte de predikant op. Terwijl er toch genoeg reden tot klagen was. We zongen haar psalmen en liederen van verlangen. “Oh God, Gij weet hoe ik begeer, bij U te wonen in Uw hoven”. “Wien heb ik nevens u omhoog?”

Het is hoop en verlangen. Troost bij de God van Jacob, die ook de God van mijn moeder was, als het weer even pijn doet.

Ontmoetingen

Mary and John Airbnb Yonkers, NY

Ik merk dat ik de ontmoeting met mensen een van de leukste kanten van het reizen vind. De onverwachte kennismaking met boeiende mensen die je drie minuten daarvoor nog nooit van je leven gezien had. Ik ben een mensen-mens dus het is vrij logisch, maar het verrast me toch. Ik moet altijd over een drempel om me in gezelschap te begeven en heel lang praten vind ik vermoeiend. Misschien is het leuke wel dat dit onverwachte, niet geplande ontmoetingen zijn. Ik hoef geen eten te koken of voorbereidingen te treffen, we zitten in een restaurant, we logeren in een B&B, of zitten aan dezelfde ontbijttafel, je raakt in gesprek en na 5 minuten denk je, wat een leuke, interessante mensen, ik wil contact houden voor de rest van mijn leven!

Leuke ontmoetingen had ik met vrouwen van predikanten/ouderlingen die op dezelfde synodes aanwezig waren als mijn echtgenoot. Je maakt een babbel en opeens blijk je eenzelfde passie te delen, nl. Kringloop- en tweedehands winkels afstruinen. Of een vrouw in de kerk (New City Life, PCA) van St. Louis die door een moeilijke periode ging, een soort heroriëntatie, na banen gehad te hebben waarin ze niet echt gelukkig was. Ping-ping! Herkenning! Binnen een uur keken we elkaar aan, zo van: wat jammer dat we niet bij elkaar in de buurt wonen!

En dan Neil, de gastheer van onze B&B in Chicago (Oakpark) die een oude schoolgenoot van mijn echtgenoot bleek te zijn en eindeloos veel herinneringen op deed borrelen bij hem. Volkomen onverwacht en niet gepland, maar daar zit je dan aan je ontbijt te luisteren naar twee gepensioneerde kerels die helemaal terug zijn in hun tienertijd. Weet je nog dit, herinner je je die leraar, enzovoort. Geweldig. Achtergrond van mijn man die ik niet kende.

Een van de nadelen van een relatie met een buitenlander is dat je niet alles even makkelijk in kunt vullen. In Nederland is een middelbare school een middelbare school, door de bank genomen. En dus kun je vrij gemakkelijk je een voorstelling maken van die periode.  In Amerika is er een wereld van verschil tussen de ene school (privé) en de andere (public). En dan heb ik het nog niet eens over homeschooling, wat hier door vele christenen gedaan wordt. (Van kleuterschool tot en met middelbare school!) Zeker begin jaren ’60 heerste er op privé scholen in de VS een redelijk elitaire sfeer. Muziek, Latijn, Toneel, Kunst, Talen, Sport, alles was even belangrijk. Het doet me aan de kostscholen in Engeland denken. Opstaan wanneer de leraar binnenkwam, altijd met twee woorden spreken, yes Sir en yes Ma’am. Colbert en stropdas naar de lessen. Na de lessen werd iedereen geacht deel te nemen aan zg. clubs. Fotografie, schaken, Frans (of andere talen), carillon, jongenskoor, sport, redactie van het schooltijdschrift, orkest, band,  en wat er nog maar meer was. Ik kreeg medelijden met de jongens toen ik  hoorde wat ze niet allemaal moesten doen. Geen slaapzalen gelukkig.

Mijn echtgenoot zat op deze luxe school (Choate, Wallingford Connecticut) dank zij een gedeeltelijke beurs. Als compensatie daarvoor moest hij dan wel o.a. iedere zaterdagavond op een balkon in een orkestje viool spelen tijdens de avondmaaltijd van de verzamelde studentenhorde. De herinnering kwam weer boven. De vernedering om daar iedere zaterdag,in zijn ogen, stompzinnige muziek te moeten spelen. Op een gegeven moment was hij het zo zat, vertelde hij, dat hij de dirigent had meegedeeld niet meer te komen opdraven. Dat was echter moedig geprobeerd, maar de man dreigde onmiddellijk  zijn beurs in te trekken…..En dus stond deze gefrustreerde leerling weer keurig achtergrond muziek te fiddelen op zaterdag.

Het weer hier is omgeslagen. Na een aantal dagen boven de 35 is het nu koeler en regent het af en toe flink. Tussen de buien door lopen we veel in het mooie Boston. Hoe men hier hondenpoep en graffiti onder controle houdt? Ik zou graag het geheim weten. Smetteloos schone stoepen en parken. Maagdelijk schone gebouwen. Veel groen, veel bloemen en planten, fonteinen waarin kinderen gillend plezier hebben, het is hier goed toeven.

Over de airbnb  en de gastheer en -vrouw in Yonkers schrijf ik nog een aparte blog. Hun huis was Mekka voor mij en zij zorgden voor ons alsof we oude vrienden waren.

Ondertussen lonkt het IJsselsteinse weiland in de verte! Mét hondenpoep, dat wel.

Het groene gras van de buurman

Aan de hits te zien is mijn laatste blog voelen met je lijf populair. 176 hits die dag, dus veel gelezen in ieder geval. Als iedere lezer 1 of  2 personen wat ruimte en aandacht schenkt om pijnlijke gevoelens te delen bereiken we met elkaar toch weer een paar honderd mensen!

Zo is er het effect van kleine dingen, die grote betekenis hebben in Gods ogen. En er is het verlangen naar Grootse Dingen, die betekenis hebben in mijn ogen en dat van de mensen om me heen. Ik noem dit vanwege een gesprek dat ik onlangs had over onze onhebbelijke en onuitroeibare neiging altijd meer of anders te willen dan we hebben. IJkpunt is wat anderen (lijken te) hebben. Succes. Resultaat. Carrière. Of misschien gewoon hetzelfde als ik, maar dan hoeft die ander zich er niet zo hard voor in te spannen. Groener gras dan het mijne. Het kan echt aan je vreten als je niet oppast.

Toen wij na negen jaar buitenland terugkwamen heb ik jaren moeten vechten tegen een gevoel van voortdurend achter te lopen. Iedereen (ja, ja iedereen….je lijdt namelijk aan tunnelvisie, ziet alleen wie je wilt zien) had een huis vol met mooie spullen en ik moest weer vanaf het begin beginnen, op een paar ‘ouwe meubels’ na…Geld om alles nieuw te kopen was er niet echt, dus deden we het maar met wat we zo hier en daar op de kop konden tikken. Tweedehands, doorgevertjes…Ik vond mezelf zielig..

Ik kan er nu om glimlachen. Maar ik weet me nog wel goed te herinneren hoe dat gevoel van ‘achterlopen’ erin hakte. Ik was jaloers en jaloezie is een soort gif dat door je aderen stroomt. En er werden geen enveloppen met geld door de brievenbus gestopt. Dat las ik dan in een boek van Edith Schaeffer. Als je het echt nodig hebt zorgt God wel dat je het krijgt. Blijkbaar had ik het niet echt nodig. Ook al ging de wasmachine stuk, ik moest gewoon een krediet bij de bank opnemen. Was ik bitter? Het scheelde niet veel. Het ging ook niet om het geld zo zeer, maar omdat ik me achtergesteld voelde. Beteken ik wel iets, als ik minder heb dan vrienden of familie? Het heeft te maken met status. Met schaamte. Met wat je denkt dat hoort. En ook met waar je vindt dat je recht op hebt.

En daar komt een rare aap uit de mouw. Want waar baseer je dat eigenlijk op? En dan blijk je een hele wereld aan verwachtingen en  vooronderstellingen met je mee te slepen. ‘Alle mensen van mijn leeftijd…’, ‘alle domineesvrouwen….’, ‘alle vrouwen met mijn opleiding..’ en zo kan ik er nog wel een paar opnoemen. Vergelijken doe je altijd met wie het beter, succesvoller en gezonder vergaat dan jij. Nooit met wie op een houtje bijt, chronisch ziek is, in een rolstoel zit, van de bijstand moet rondkomen of door wat voor omstandigheden ook, niet verder komt in het leven dan het minimale en met wie aan de zijlijn staat.

Hoe kom je van dat giftige vergelijken af? Hoe kan je leren blij te zijn met wat er is, wat je hebt, wat je bent, wat je doet? Nu, vanavond, vanmorgen, vandaag. Dat is een levenskunst die je blijkbaar een leven lang moet beoefenen. Ik zie het als humor van God dat mijn redelijk wanhopige gebeden verhoord zijn, niet met dikke enveloppes (hoewel ik dat toch wel leuk gevonden zou hebben) en een design interieur maar met een passie voor tweedehands en oud. Zo heb ik wel een eigen, unieke smaak kunnen ontwikkelen.

Bonhoeffer zei, terwijl hij eenzaam opgesloten zat in een Nazi-gevangenis, vrij vertaald: Als je voortdurend verlangt naar wat er niet is raak je verlamd, als je helemaal niets verlangt verdor je. Het gaat om verlangen naar datgene wat God binnen jouw mogelijkheden plaatst.

Binnen die begrenzingen kan levensvreugde ontstaan die niet puur afhankelijk is van externe factoren, al zullen die altijd hun invloed houden.

Dat kun je ook toepassen op te groot van jezelf denken of juist te klein. Je moet beginnen met wat er is. De realiteit. Met zelfkennis. En volgens het advies van Calvijn  heb je daar ook Godskennis voor nodig. Niemand die je zo goed kent als Hij. Gods unieke design, immers?

Dagboek van een verhuizing 10 – Memories

Ik denk in deze dagen van verhuizen en opnieuw settelen vaak aan mijn overleden moeder. Er was niemand in onze familie die verhuizen zo leuk vond als mijn moeder. Mijn haat en tegenzin komen absoluut niet uit haar genen, kan ik wel zeggen. Mijn moeder kickte op organiseren, inpakken, regelen, meubels herschikken, ruimte creeeren voor spullen, weer meubels herschikken, tijdelijke oplossingen vinden en meer van dat soort onmisbare survival zaken voor verhuizers.

Haar laatste eigen verhuizing naar een verzorgingsflat heeft ze half bewust nog meegemaakt. Ze leed aan Alzheimer, maar de schilderijtjes en andere sierspullen aan de muur heeft ze toch nog zelf geregeld dat er iemand van het huis kwam om die op te hangen. Het duurde haar te lang tot een van ons het deed, blijkbaar. Ze had niet echt goed zicht meer op hoe dat dan het mooiste was, dus hing alles op een rijtje, maar de drang om haar kamer mooi te maken was er nog.

Mij heeft ze ontelbare malen bijgestaan bij verhuizingen. Ik, die bij de eerste doos inpakken de moed al liet zakken. En zo snel het overzicht kwijt raakte dat ik wanhopig het liefst weg wilde voor een paar weken. En alles direct perfect wilde en dus alleen maar gefrustreerd rond liep te stappen. Mijn moeder was dan een held. Ze zorgde voor de ‘inwendige mens’ zoals zij en mijn vader dat zo mooi noemden, met koffie, koeken en broodjes. Vervolgens ging ze gewoon inpakken en had 100% meer energie dan ik, dus kwam er veel meer uit haar handen. Ondertussen sprak ze mij moed in, zo van: kom op, als we nu dit en dat nog doen dan kunnen we morgen, enz.

Ik weet niet of ik nou erg aardig tegen haar was in zo’n periode. Dat is het nare, ik had de neiging alles van mijn moeder als vanzelfsprekend te ondergaan, daar was ze gewoon mijn moeder voor. Ik zal dus wel flink chagrijnig  geweest zijn en ook nog mijn eigen weinig doeltreffende methodes beter hebben gevonden…

Als we dan op de nieuwe woonplek aankwamen ging mijn moeder weer hard aan het werk. Uitpakken en soppen en meubels schuiven, stoffen en weer stapels broodjes smeren, koffie zetten, boodschappen doen en meer. Ze had een gewoonte die me nog bijstaat als heel irritant, omdat ik alles immers direct perfect wilde. Ze hing aan elk spijkertje, schroefje of uitstekend palletje wat ze vond in huis mijn dingen op. Ongeacht de plek, de hoogte of wat dan ook, als er ergens een haakje aan zat hing het ogenblikkelijk aan de muur. Tot mijn grote ergernis. Het hoorde daar niet en ik vond het een inmenging in mijn huiselijke zaken. Ik bepaal zelf wel waar wat komt te hangen, zei ik dan kattig.

Ach. Mijn arme moeder, heb ik, verwend jongste kind als ik was, haar wel voldoende gewaardeerd?

Laat ik trouwens mijn vader niet ongenoemd laten! Ook hij was nadrukkelijk aanwezig bij mijn verhuizingen. Bijvoorbeeld voor ik getrouwd was bij mijn studentenkamerverhuizingen. Mijn vader had een Renaultje, zo’n koekblikje. Ik begrijp nog steeds niet dat we daar iedere keer weer meer zooi in gestouwd kregen. Boedelbakken, daarvan kan ik me niets herinneren. En na aankomst  ging mijn vader aan het werk met zijn boor en ander gereedschap. Planken aan de muur, kasten in elkaar, schilderijtjes en andere prullaria, hij hing het allemaal op. Mijn vader wilde alles ook wel graag perfect gelijk, dus kon hij eindeloos doorgaan. Dat heb ik dus van hem.

Zo waren we lekker bezig met z’n drietjes! Mijn moeder hing alles op, maakt niet uit waar, ik haalde het weer van de muur en in samenspraak met mijn vader kwam het waar ik wilde!

En dan was er weer koffie met koek. Of een broodje kaas.

Toen scheen de zon dag in dag uit

Margreet in Katwijk

hansvanveelenenikouddorp

Deze fotootjes bevestigen m’n herinnering weer: toen ik klein was scheen in de zomer altijd de zon. Spelen aan het strand, lekker rondlopen in m’n badpak (zie je die schattige pofbroek en het geschmockte badpakje?). En die stroblonde haren van me. Alles duidt op warmte, zon en vermaak. Geen wonder dat ik nog steeds zo gek ben op het strand! Het is me met de paplepel ingegoten. In de achtergrond op het onderste fotootje zie je de huisjes waarin we bivakkeerden. Het is 1958 dus ze zijn van een sublieme eenvoud. Geen douche (die hadden we thuis nauwelijks) en geen warm water. Stapelbedden en dat was het denk ik. Voor mijn moeder zal het wel hard werken geweest zijn. Vijf kinderen die onder het zand thuis kwamen, het plakkerige zeewater en toch niet even snel afdouchen. Hoe zouden we het gedaan hebben? Ach, vroeger waren we gewoon een stuk viezer. Maar fijn was het beslist.

van dingen die niet voorbij gaan

‘Ben jij misschien familie van Loes S.?’ Voor mijn werk had ik veel telefonisch contact met tientallen mensen in heel Nederland en zo kwam ik aan de telefoon nog wel eens oude kennissen tegen of mensen die mij of echtgenoot ergens van (vroeger) kenden. Maar deze vraag was nieuw.

‘Loes was mijn zus’, zei ik voorzichtig. Het bleef even stil aan de andere kant, tot de vrouw me vertelde dat zij Loes goed had leren kennen tijdens een aantal wandelvakanties in Italie. Mijn zus is in 1992 overleden en ik had eigenlijk nooit contact gehad met vrienden of vriendinnen van haar. Dit vond ik heel bijzonder. De laatste jaren van haar leven herinner ik me alleen als uiterst moeizaam en zwaar, maar zowaar, hier sprak iemand die tijdens de laatste jaren nog goed contact had gehad en genoten van haar gezelschap. Dat deed een ander licht op de laatste jaren schijnen.

Toen ik de vriendin later sprak, tijdens een kop koffie in een cafeetje, bleek wel dat de barsten in het leven van Loes ook bij de wandelvriendinnen al wel zichtbaar waren, (woedeuitvallen) maar zonder de rest van haar geschiedenis toch minder ernstig werden ingeschat, leek het.

Ik kreeg ook nog wat foto’s van de zomers ’89 en ’90. Ik herinner me alleen een zeer frequent huilende zus uit die tijd. Veel lange zware gesprekken die nooit echt ergens toe leidden. Maar hier zie ik haar  met bergschoenen en in wandeloutfit door Toscane banjeren.

Loes heeft uiteindelijk een einde aan haar leven gemaakt. Een beslissing die een enorme impact op ons als nabestaanden heeft gehad. Ook de wandelvriendin vertelde hoe geschokt zij was toen ze uit de krant vernam dat Loes gestorven was, een jaar na dato. Vanwege de zwaarte van de relatie had de wandelclub nl. wat afstand genomen, niet beseffende hoe zwaar ziek Loes eigenlijk was. Je kunt niet op vakantie gaan met iemand die in feite psychiatrisch patient is (dit had de wandelclub niet door overigens!) tenzij je daarvoor de kracht en energie hebt. Maar wanneer je zelf die vakantie hard nodig hebt om hebt bij te komen, kun je van niemand verwachten dat te doen. Hoe moeilijk die beslissing soms ook is en hoe je blijft kampen met een gevoel van tekort schieten..

Ik was blij om te zien en horen hoe er in die laatste jaren echt nog lichtpunten waren en vrolijke periodes voor Loes. Je geheugen speelt je parten als er zoiets dramatisch is gebeurd. Daarna kun je je haast niet meer voorstellen dat het ooit anders was. Maar zelfs in de al maar moeilijker wordende periode, was er toch nog Toscane, waren er goeie vrienden, gezelschap, goeie gesprekken. Het bewijst temeer dat suicide geen vrije keuze is, maar voortkomt uit een brein dat door ziekte is aangetast en de werkelijkheid niet meer kan onderscheiden van de waan.

Loes zou nu de respectabele leeftijd van 61 hebben bereikt (10-03-1947). Iemand met veel talenten en een grote intelligentie.

Mijn grote, kattige, bazige en toch heel lieve zus. Ik zal haar altijd blijven missen.

Kabeljauw in Korea

Iemand schreef in een reactie dat ze, op zoek naar een recept voor kabeljauw, op mijn site terecht was gekomen. In m’n blog over mijn vader en vis eten op vrijdag.

Ik herlas de blog nog eens en realiseerde me toen hoe diep eigenlijk dat kabeljauw-eten in me geworteld is. Het staat gelijk aan veiligheid en thuis.

Het is 1986. Ik lig al bijna een week in het ziekenhuis in Zuid-Korea. Ik sterf van de buikpijnaanvallen en wordt volgestopt met anti-biotica omdat de artsen meenden dat ik een bekkenontsteking heb. De pijn bleef terugkomen en na een kijkoperatie blijkt dat ik een buitenbaarmoederlijke zwangerschap heb. Daar lig ik dan. Al zes dagen in een Aziatisch ziekenhuis, met echtgenoot Kim in één  kamer. Die moet namelijk voor me zorgen. Verpleegkundigen komen me alleen pilletjes brengen en de infusen controleren. Verder moet alles door de familie gebeuren.

kimchiin

Al zes dagen eet ik driemaal per dag Koreaans. Wel een wat verwesterde versie. Maar of dat nu zo’n verschil maakt?
’s Ochtends rijst met soep, ’s middags rijst met soep en ’s avonds aardappels en soep en kimchi. Helemaal niet vies, ik at wat ik op kon en dat was het.

Als uiteindelijk blijkt dat ik een zwangerschap van een week of 7 in de eileider heb, er groot risico op perforatie is, moet ik geopereerd. Kim vertrekt daarna uitgeput naar huis (sliep slecht op z’n harde ziekenhuisbedje) en Loes, mijn zus, die ‘toevallig’ bij ons in Pusan logeert, neemt zijn plaats in.

Na de operatie, wanneer ik als een postpakketje in een laken word overgetakeld naar mijn bed, neemt zij de regie in handen. Ze had de kamer al gesopt (naar Nederlandse maatstaven was het er wat groezelig) en biedt aan voor me te gaan koken omdat ik het Koreaanse voedsel even niet meer kan zien of ruiken.

Op iedere afdeling in het ziekenhuis zijn keukens waar gekookt kan worden door familie. Het ziekenhuiseten is zoals overal matig van kwaliteit en het maakt de rekening ook een stuk hoger. Dus de meeste familie komt iedere dag naar het ziekenhuis om een potje te koken voor geliefden.

Loes mengt zich opgewekt onder de Koreaanse dames die iedere kookbeweging van haar met een brandende nieuwsgierigheid volgen. Loes moet ieder pannetje laten zien en uitleggen wat ze aan het maken is. Dat valt niet mee als je geen woord Koreaans spreekt! Loes amuseerde zich kostelijk. Ze was ook al op de markt geweest immers, waar ze met handen en voeten duidelijk gemaakt had wat ze wilde.

Want wat wilde ik? Ik mocht kiezen zei Loes. En vanuit het diepst van m’n ziel kwamen de maaltijden van m’n moeder naar boven: aardappeltjes met boontjes en een balletje gehakt. Aardappelpuree, kabeljauw en boterjus met kabeljauw-bloem worteltjes. Die worteltjes konden me vroeger gestolen worden maar nu lachten ze me toe als het meest exquise voedsel.

En zo peuzelen Loes en ik op mijn Koreaanse ziekenhuiskamer gezellig samen Nederlandse maaltijden.  Later heb ik wel tegen Loes gezegd dat ik het een soort vervulling vond van ps.23: U richt een tafel voor mij aan..

Het was een moeilijke tijd. Vier kinderen thuis, ik behoorlijk ziek, zwak na de operatie. Geen familie, weinig vrienden. En dan toch: zo ver van Nederland vandaan je eigen grote zus die voor je zorgt en lekkere “kabeljauw met botersaus” voor je klaarmaakt.

Ik kon letterlijk proeven hoe goed God was…

Memories 4

Gisteren in Utrecht bijgekletst met zus Thea. Memories en verhalen over vroeger. Frappant altijd weer hoe je als kinderen in hetzelfde gezin van dezelfde vader en moeder elk zo je eigen herinneringen en beleving hebt. Thea en ik schelen 6 jaar. Tussen haar en mij zit nog een broer, 3,5 jaar ouder dan ik.  Boven Thea zaten zus Loes, 3 jaar ouder en Ed, 4 jaar ouder. Thea is dus typisch een midden-kind. Niet bij de oudsten horen en niet bij de kleintjes horen.
Ik hoor van meerdere vrienden die in zo’n positie opgroeiden dat het je vaak je leven lang opzadelt met een gevoel van er- niet- bij- te- horen.  En als je dan qua karakter ook nog anders bent dan de rest word je in dat gevoel nog sterker bevestigd…

Het blijft me verbazen dat we als vrouwen van middelbare leeftijd (tja, zo is het nou eenmaal :(….) met elkaar de gevoelens delen van de kinderen in ons. Wie was Ma voor jou? Wat betekende Pa voor jou? Natuurlijk heb je het dan over het heden en de afgelopen jaren, maar hoe langer je doorpraat, hoe duidelijker het wordt dat de band van vroeger zo bepalend was voor het nu. In hoeverre heb je er vrede mee gekregen dat de dingen waren zoals ze waren? In hoeverre voel je je nog geremd of gehinderd door het verleden? In hoeverre voel je dat je persoonlijkheid ge(ver)vormd is door het verleden?

En zelf zijn we ook moeders. Verre van volmaakt. Sommige fouten heb je herhaald, andere fouten heb je zo nadrukkelijk geprobeerd niet te maken dat je weer andere domme dingen deed.
Toch denk ik dat liefde het uiteindelijk wint. Onbeholpen, schuchter, indirect, of open en luid en duidelijk, het is die liefde die de fouten ten lange leste toedekt. Ik bedoel de liefde van een moeder, mijn moeder, mijzelf als moeder. De wijze waarop die geuit wordt kan verschillen en soms voor vebetering vatbaar zijn, maar dat die liefde er was en is, als een sterke, onstuitbare onderstroom van de relatie, daar ben ik van overtuigd. En dat blijft als laatste ‘hangen’. Daar kan voor de een langere tijd overheen gaan dan voor de ander, maar als die liefde er was dan zal die toch overwinnen.

Memories 2

Ach ja, het bosje bloemen of het plantje wat moeders altijd bij zich had…Ik waardeerde dat toen ook al, maar ben het pas echt op waarde gaan schatten toen ik zelf kinderen kreeg die niet meer thuis woonden. Mijn geest was gewillig, is, mag ik wel zeggen, om een bosje bloemen mee te nemen, maar wat is mijn vlees dan zwak vergeleken met dat van moeders!
Ook hier blijkt weer hoe georganiseerd zij leefde en hoe ik dat peil wel nooit zal bereiken. Ik zou eigenlijk altijd wel een bloemetje bij me willen hebben, maar ik denk er vaak pas op het laatste moment aan, als ik in vliegende haast de tram moet halen en moet kiezen tussen een latere trein/tram/bus + een bosje bloemen of mezelf maar zien als het cadeautje en met lege handen aankomen…
Moeders had alles van te voren uitgestippeld. Hoe laat ze zou opstaan, ontbijten, wat ze aan zou doen, hoe laat de bus vertrok en de dag tevoren stond het bloemetje al klaar.

Later kreeg ze er last van dat ze zo alles op tijd moest doen van zichzelf. Uitslapen was er nooit bij en het werd een beetje dwangmatig. Om zo laat moest ze ontbijten en om dat tijdstip maar te halen, begon ze ’s avonds al de boterhammen klaar te zetten bijv. Dat werd haar zelf ook te gek, maar het viel niet mee dat los te laten…

Toen mijn vader nog leefde gaf het ook veel spanning tussen hen. Mijn vader kon z’n bed niet uitkomen ’s ochtends en leefde enigzins in een mist tot een uur of vier. Dan begon hij pas  echt wakker te worden en zin te krijgen in de dingen. Dit was wel nadat hij ontslag had gekregen vanwege een fusie van het bedrijf waar hij al 40 jaar (!) voor werkte. Hij kwam op 55-jarige leeftijd thuis te zitten. Van enige begeleiding was in die tijd nog geen sprake. Het was een enorme klap voor hem. Nooit een ochtendmens, is het daarna er niet beter op geworden.

Ik aard wat dat betreft naar hem. Ik ben ook een echt avondmens…Ik ploeter me door de dag en ’s avonds denk ik vaak opeens, he, ’t is eigenlijk zo slecht nog niet!

Het blijft een raar verschijnsel. Echtgenoot kun je letterlijk naar bed dragen na 23.00 uur. Hij trekt witjes weg en kan, al gapend, met moeite een conversatie voeren. Terwijl ik pas rond 20.00 uur begin te babbelen, na de hele dag stilletjes ja en nee gepreveld te hebben als respons op zijn stortvloed aan vragen en opmerkingen. We gaan binnenkort een cursus volgen: “Hoe haal je het meest uit de korte tijd dat je samen helder bent?” (hi,hi)

Roots in Schiedam

Schiedam. Tien jaar heb ik er maar gewoond. In de 5e klas van de lagere school verhuisden we naar Rheden (Gld). Ik heb daar langer gewoond, meer meegemaakt. En toch.

Ik heb onuitwisbare herinneringen aan Schiedam. Sommigen niet eens scherp omlijnd, maar wel heftig. Een sfeer, een geur, een stemming. De blauwe, glanzende steentjes in de Liduinastraat, waar we doorheen liepen naar de kerk. Het moment dat ik m’n moeder vroeg, op weg naar de kerk, hoe duur haar jurk wel niet was…Ik zie haar gezicht, haar wenkbrauwen gefronst, alsof ze zich wat schuldig voelde of overvallen door zo’n directe vraag. Ik hoor haar stem, geheimzinnig, het voor mij als kind onvoorstelbaar hoge bedrag fluisteren: f 100,-! Ik zie de jurk, lavendel blauw, ik voel de rulle linnenachtige stof. De zon schijnt en ik loop er weer: Liduinastraat uit, de Nieuwe Haven op, het bruggetje over, rechtsaf richting de kerk. Er lopen andere kerkgangers, mijn vader (met hoed) en moeder groeten links en rechts. Ik hou stevig de hand van m’n moeder vast en voel me trots omdat ze er zo mooi uitziet. Ik moet een jaar of zes geweest zijn.

Opvallend dat ik ‘mooi’ verbindt met ‘hoe duur’. Dat past wel bij hoe ik opgroeide. We hadden het goed, maar mijn vader moest daar wel z’n best voor doen en zuinig zijn. Voor z’n werk had mijn vader een auto, (Ford Taunus?) wat in die dagen nog een zekere status meebracht. Dat mijn vader die auto niet zelf betaalde kon je niet aan z’n neus zien, dus werden we behandeld alsof we ‘rijk’ waren. Mijn ouders hielden ook van ‘mooi’. Ik ben geboren in de vijftiger jaren en ik denk dat wij als kinderen er, zeker voor die tijd, altijd goed gekleed bijliepen. Weinig afdankertjes, geloof ik.

Een andere herinnering: tweemaal per jaar, voorjaar en najaar naar Den Haag, naar een modehuis om kleren te kopen. In Den Haag kon mijn vader op rekening kopen en in termijnen betalen. Was het Gerzon? Laatst zag ik in de binnenstad het pand met in de gevel de naam Gerzon. Er zit allang een andere winkel.

Ik was een hypergevoelig kind en veel van mijn herinneringen zijn eigenlijk meer herbeleving van stemmingen, gevoelens. Ik kan er niet altijd een verhaal bij vertellen. Ik zie wel beelden. De glimmend-zwarte kolenkachel in de achterkamer, in de Graaf Florisstraat. Die kachel was zwart, maar het is er in die kamer ook heel donker. Lag die op het noorden? Was ik er ongelukkig? De voorkamer is licht. Daar stond ook m’n bed toen ik Pfeiffer had. Zeven weken in bed op m’n achtste. Ik heb er heerlijke herinneringen aan. Veilig, geborgen, samen met m’n moeder. Eindeloos veel lezen (Goud-Elsje, en nog zo’n serie waarvan ik de naam nu vergeten ben, Joop ter Heul, de Olijke Tweeling, Kameleon-of was dat pas later?). Spijt als de achterdeur openging en de broers en zussen uit school kwamen. Dan was de stilte en het ongestoorde samenzijn voorbij en klonken er weer harde (ruzie)stemmen. Logisch met vijf opgroeiende kids, maar mijn tere kinderziel kon er slecht tegen.

Dat Pfeiffer-ziekbed werd minder plezierig toen een buurvrouw mijn moeder zachtjes meedeelde dat ze een nichtje had die eraan overleden was…Vanaf dat moment keek ik de dood in de ogen. Mijn bed stond aan het raam naar de straat en iedere bejaarde die langs liep werd een schrikbeeld voor me. Ik rende m’n bed uit om ze maar niet te zien.

Ik ben, ondanks het pessimisme van de buurvrouw, weer beter geworden. Maar ben wel lang bang voor de dood gebleven. Pas bij het ouder worden en door de groei van mijn geloof in Jezus Christus, van Wie ik geloof dat Hij de dood heeft overwonnen, is die angst verminderd.

Mijmeringen op de avond van de dag dat ik in het verpleeghuis in Schiedam de contracten heb ondertekend voor mijn moeders opname daar. Het verpleeghuis staat op de hoek van de Liduinastraat. Voor ik wegrij met de auto kijk ik even naar het bruggetje dat ik in de jaren 50 en 60 wekelijks overstak. De cirkel is nu bijna rond. Wie weet loop ik er straks nog een keer, terwijl mijn moeder mijn hand stevig vasthoudt. Ondanks de jaren die er verstreken zijn: ik ben nog steeds trots op haar.