Licht van de wereld

Aan het einde van dit jaar, zo tussen Kerst en Oud-en-Nieuw, wil ik mijn lezers het Licht toewensen van de God Die ik al jaren mag volgen, en Die Zich in Jezus het Licht van de Wereld noemt. Bron van leven, lichamelijk en geestelijk, wil Hij er zijn. Bij mij, bij jou. Erbij zijn. Dat is een van Zijn namen in de bijbel: Yahweh. Als de mens Jezus, vluchteling en onderdrukte, bekend met het lijden van de wereld, als Opgestane uit de dood ook de Overwinnaar over alle duistere krachten die nu het leven nog zo donker maken. Hij is: Ik ben.

Geniet van dit mooie lied van Sela

A Most Wanted Man

a most wanted manSpannende verfilming van een boek van John le Carré. Een spionagethriller. Dat is een genre waar je van moet houden. Ik houd absoluut niet van films met veel schieten en waanzinnig snelle achtervolgingen en allerlei stuntgedoe. (Zeg maar, James Bond. Sorry Bond aficionados!)  A most wanted man is het tegenovergestelde. Een grauw maar prachtig gefilmd (door ‘onze’ Anton Corbijn) verhaal,dat de deprimerende sfeer van Hamburg in regenachtige, arme achterstandswijken geweldig weet te vangen. Het verhaal is zeer actueel en in het begin vroeg ik me zelfs af of het niet te stigmatiserend was.

Het verhaal gaat over een vluchteling, een half Russische, half Tsjetsjeense moslim die illegaal het land binnenkomt. Zowel de Amerikaanse als de Duitse inlichtingendiensten hebben hem in het vizier, plus een volledig in het geheim (logisch) opererende Duitse anti-terrorisme eenheid. Het hoofd van die eenheid (laatste, meesterlijke rol van Philip Seymour Hoffmann, hij stierf dit jaar aan een overdosis heroïne) wil de illegaal (mogelijke terrorist?) gebruiken om hem naar een grotere ‘vis’ te leiden, iemand die volgens zijn informatie gelieerd is met Al Qaida. Zijn werkwijze vindt grote tegenstand bij de Duitse en Amerikaanse collega’s. Op persoonlijk vlak heerst er vijandschap tussen sommige van de hoofdpersonen. Beslissingen worden niet alleen ingegeven door wat het beste is voor de veiligheid, er liggen ook persoonlijke wraaksentimenten aan ten grondslag, zo lijkt Corbijn te suggereren. Ook is er de spanning tussen, aan de ene kant het uitlokken van misdaad om boeven te vangen, en aan de andere kant het risico dat dit met zich meebrengt.  Het recht wordt privéterrein van een aantal ingewijden en er ontstaat een grijs gebied waarin crimineel/terrorist te veel ruimte krijgt. Ook speelt Corbijn met onze verwachtingen, moslim met baard, illegaal: terrorist?

Philip Seymour Hoffman 1967 - 2014
Philip Seymour Hoffman
1967 – 2014

Günther Bachmann (Hoffman), hoofd van de spionage-eenheid, is een veel te zware man die de ene na de andere sigaret opsteekt (ik werd er letterlijk misselijk van) en net zoveel whiskey naar binnen werkt. Als hij af en toe een eind moet rennen hoor je zijn gierende ademhaling en dat is geen ‘special effect!’ Ik heb wel tien keer gezegd tegen echtgenoot dat die man ter plekke dood kon neer vallen, zo slecht zag hij eruit. Dat hij daarna aan een overdosis heroïne overleed is nu minder verbazingwekkend. Zijn conditie moet al heel slecht geweest zijn. In de film is hij een eenzame, door zijn werk bezeten, meestal onaardige man. Die echter zijn medewerkers met een soort vaderlijke waardering behandelt. De idealistische asieladvocate wil hij uiteindelijk redden ook al is zijn aanpak aanvankelijk hard.

Ik zou zeggen, ga de film zien. Mijn waardering op een schaal van 5  **** sterren. Sommige karakters blijven erg in de schaduw hangen. Hier nog een link naar de trailer van de film.

PS Een van de verdachten ontmoet de illegale vluchteling van wie we niet weten wat precies zijn rol is. Hij is, zegt hij,  gemarteld door de Russen, heeft een zeer angstige, gepijnigde blik in zijn ogen. De oudere moslim gelovige omarmt hem en zegt: jij hebt Allah nodig. Ik vond dat een ontroerend moment. Het bracht voor mij de film op een niveau dat uitsteeg boven verdenkingen en spionages en vermaak. Bedoeld of niet.

 

Een tijd om blij te zijn

Ik schreef mijn vorige blog nog blinkend en bonkend van plezier over de geweldige vierdagen van onze veertigste trouwdag. Bij het publiceren was er wel een stemmetje in mijn hoofd dat iets riep van ‘zou je dat nou wel doen?’, maar ik wilde het graag delen.

Nu vind ik het tijd om te zeggen dat ik me realiseer dat er onder de lezers van mijn blog genoeg mensen zijn die mijn verslag met gemengde gevoelens lazen. Vrouwen of mannen van wie de partner gestorven is of chronisch ziek met dementie, of van wie de partner hen verlaten heeft. Mensen die graag een partner zouden willen, maar nooit hebben gevonden. Of stellen die graag kinderen hadden gewild en steeds tegen dat gemis aanlopen, ook of juist bij huwelijksjubilea.

Het blijft een raadsel waarom God ieders leven zo verschillend leidt. Wat maakt dat het ene stel elkaar wel trouw blijft en de andere, even gelovige man of vrouw, bedrogen wordt? Waarom is het ene huwelijk onhoudbaar vanwege bijvoorbeeld een (niet erkende) persoonlijkheidsstoornis van een van beiden? Waarom sterft de een zo vroeg en ben je jong weduwnaar of weduwe en bereiken wij veertig jaar en sommigen zelfs de 60e of de 70e trouwdag? Waarom krijgen mensen, soms zelfs tegen hun zin, kinderen en krijgen anderen die er naar smachten er geen?

Ik heb ook geen antwoord op die vraag.  Zelfs de bijbel staat vol met klaagzangen over het verschil in zegen tussen mensen. Zeker als het ook nog zo is tussen gelovigen en ongelovigen. De laatsten hebben het dan vooral allemaal goed voor elkaar en de gelovigen bijten op een houtje en zitten in de misère. Hoe kan dat nou,  God, bent u me soms vergeten, roepen de psalmenschrijvers (lees psalm 42 maar eens) De bijbel is heel eerlijk en realistisch over het leven. Geen rozentuin. Nog niet.

Eén ding is duidelijk. God die ons vergeten zou? De hele bijbel roept keihard nee:  Nee, ik vergeet jullie niet. Het raadsel wordt niet opgelost, maar één antwoord kunnen we wegstrepen: dat God ons vergeten zou of nog erger dat Hij onverschillig zou zijn. Dat gevoel krijg je toch, als er mensen worden onthoofd, of kleine kinderen aan kanker sterven?

Ik heb eens een boek gelezen (titel helaas vergeten) over de vraag naar het waarom van het lijden waarin de schrijver redelijk nuchter stelt dat het er ‘gewoon’ bij hoort sinds de zondeval. Het is duidelijk niet meer goed op aarde. ‘The pain of the universe’, noemde ze het. Die term is altijd blijven hangen. Pijn is een motto, zoveel kun je van deze wereld wel zeggen. Of je nu veertig jaar getrouwd ben met kinderen of alleenstaand zonder kinderen, we kennen allemaal de zeerte, de leegte, de duisternis bij tijden in ons leven. Het wordt pijnlijker en donkerder wanneer je blijft vasthouden aan een soort ‘recht op geluk’. Dat recht bestaat niet namelijk. En dat gaat rechtstreeks tegen ons gevoel in.

Waarom heb ik al twintig jaar last van depressies en lopen anderen vrolijk en vitaal over deze aardbol? Die vraag verergert het lijden. En is ook eigenlijk een valse voorstelling. Want hoe weet ik dat anderen vrolijk en vitaal zijn? Wat weet ik van hun sores en moeiten?

Ziektes en tegenslagen, onvervulde verlangens zijn onderdeel van de ‘pain of the universe’ Iedereen krijgt zijn pakket te verwerken. Ergens opgenomen in een voor mij onbereikbaar, niet te bevatten script van God waar ik verder vanaf blijf. ‘Niets loopt uit de hand’ is de troostende betekenis. En verder gaan we een leerproces in: niet wat ik als geluk, maar wat God voor ons als geluk definieert: Hem kennen en dichtbij Hem zijn. Zo simpel. En zo moeilijk.

Veertig jaar getrouwd. Met een man die mijn depressies kan verdragen, die mijn geloofstwijfels steeds weer geduldig aanhoort en die geleerd heeft niet altijd oplossingen te bedenken maar gewoon er te zijn en te luisteren. Mijn depressies zijn vreselijk (geweest). Mijn twijfels vond ik nog erger. Mijn leven is anders gelopen door de ‘pain of the universe’, de gebrokenheid. Ik had heel anders gewild, Maar heel langzaam begin ik te zien dat wat  gebrek en beperking is (dat blijft het) zélf de weg vormt naar een vruchtbaar leven.  De bloembol, het zaad, dat moet sterven om tot bloei te komen. Veel groei in de natuur vindt plaats in het duister.

‘Waarom’ blijven vragen is vruchteloos en op den duur ziek- en bitter makend. ‘Waartoe’ vragen zet de Geest in beweging in je leven. En alle ‘pain in the universe’ , samengebald in een inktzwart moment van dood, is al een keer gedragen door één enkel mens, Jezus en het heeft hem niet gebroken. Hij kwam uit het graf op eigen kracht en Hij is God bekleedt met macht, zingt een oud lied. Sinds die tijd is de pijn nog niet geleden, maar de straf waar die pijn een uiting van is, is voorbij.

Helpt dat nou allemaal als je man er met een ander vandoor is, als je je lichaam oud ziet worden en er geen kinderen komen, als je in een oorlogsgebied woont, als je kind op sterven ligt, of gehandicapt? Wordt alles nu makkelijk en dragelijk? Nee. De tranen blijven. Met één verschil. Er is hoop: Dit is niet het einde, niet het enige, het is  (maar) een fase in de eeuwigheid. En er is de nabijheid in liefde van Jezus, die weet wat het is om te huilen (en ongetwijfeld ook om te lachen!)

Zo simpel. Zo moeilijk. Augustinus zei al: Geef Heer wat U vraagt, en vraag dan wat U wilt.

Graag hoor ik reacties op wat ik schrijf. Hoe gaan jullie om met de pijn in je leven?

Knitted together – antidote to suicide

“We are never “individuals” but always and inextricably bound together in profound ways. Our connectedness is so central to the gospel that Paul uses a compelling metaphor—the body—to capture it (1 Cor. 12; Rom. 12; Eph. 4). In this body, all the parts are needed and work as a whole. If one part of the body cuts itself off forever, then surely the entire body will suffer. And just as the eye can’t say to the hand, “I don’t need you!” (1 Cor. 12:21), neither can it say, “You don’t need me!”

Every person is spiritually stitched to innumerable other persons. Here we find not only the strongest argument against suicide, but also a powerful antidote to it. Along with hotlines and health clinic referrals, we the church also need to foster communities where the darkest of impulses can be named without fear of rejection. Satan would love nothing more than to keep suicidal Christians isolated. But God has given us the answer in each other. As we are knitted together as the church, the gates of hell—and of suicide—will not prevail against us”

Katelyn Beaty is Christianity Today’s managing editor.

Dankbaar III – Schoonheid, geweld en rouw

Vandaag mijn derde dankbaarheidsstukje. Genomineerd door Willemien Wierenga Bremmer op Facebook.

Maar dankbaar voor wat? Schrijven over dankbaarheid op een dag dat bekend wordt dat er een vliegtuig in het  luchtruim boven Oekraine is neergeschoten met bijna 300 mensen aan boord, waaronder 173 Nederlanders. Niemand overleefde de aanslag, (bedoeld of onbedoeld).

In Gaza wordt zwaar gevochten en sterven mensen, in Syrie gaat de strijd maar door. In Nigeria worden meisjes ontvoerd en meerdere malen per dag verkracht. ik voel me bijna schuldig om nu over onbenullige dingen te schrijven waar ik dankbaar voor ben.

Dankbaar dat God de zee en het strand geschapen heeft, zonsondergangen boven de weilanden rondom mijn woonplaats, de geuren van het pas gemaaide gras dat straks als hooi gaat dienen, de mini-padjes in mijn tuin, die altijd net wegspringen als ik wat onkruid trek, de libellen die verzot zijn op onze vlinderstruik.

Dankbaar ben ik voor schoonheid. In de natuur, in kunst en in het alledaagse leven. De felle kleuren van kranen en boten die afsteken tegen de blauwe wolkenlucht in de havens van Rotterdam of Scheveningen, de blauwgroene roestkleur van verweerde materialen, het lijnenspel van machines en fabrieken op een industrieterrein. Overal vind je schoonheid, als je goed kijkt.

Ik zie de rokende puinhopen van het ontplofte vliegtuig in Oekraine. Ik luister naar het nieuws, ik hoor de verslagen. Wat is er gebeurd? Waarom? Wie zaten er allemaal in dat vliegtuig? Met een Marokkaanse jongen praat ik over Gaza. De haat tegen het beleid van Israel is groot, ook in Europa onder moslims. De haat van pro Russische separatisten in Oekraine tegen de regering in Kiev is groot. De haat van de ene moslim groepering in Syrie tegen de andere is groot. De haat van Boko Haram tegen de regering Nigeria is groot. En geweld is het antwoord. Steeds meer geweld. Waar gaat dit heen, nu Nederlanders en andere Europese inwoners betrokken raken bij deze conflicten?

Vandaag kies ik ervoor me te concentreren op dankbaarheid als tegenwicht tegen angst. Dankbaar zijn is niet hetzelfde als voelen. Soms is het ervoor kiezen en jezelf toespreken.  Zo ben ik dankbaar voor de belofte van Jezus dat Zijn Koninkrijk aan het komen is.  Dat daar vrede en gerechtigheid heersen. Dat wie rouwen daar worden getroost en haat overwonnen wordt door  liefde.

En daarom toch ruimte om dankbaar te zijn voor schoonheid! Een voorproef van hoe het worden zal! Geweld en haat hebben niet het laatste woord.

 

 

Etsy of edgy?

Ik schreef laatst een opgewekte blog over een Etsy winkel. Ik beloof op mijn startpagina immers ‘zo mogelijk’ vrolijk commentaar te leveren op het dagelijkse leven. Dus, goeie intenties. Zelfs als er geen aanleiding is om vrolijk te zijn. Dan wordt het wel lastiger, maar achter de wolken schijnt de zon, aan iedere wolk zit een zilveren (of was het gouden?) randje, na regen komt zonneschijn,  enzovoorts. Je merkt wel aan deze uitdrukkingen wat het summum van geluk blijkt te zijn voor Nederlanders.

Om nu maar een keer te somberen: Zelfs aan de zon  kun je verslaafd raken volgens wetenschappers. Wie teveel zont krijgt niet alleen uiteindelijk huidkanker, maar moet ook uiteindelijk afkicken omdat, als de zon er niet is of de zonnebank is failliet, er ontwenningsverschijnselen ontstaan. Alles met mate. Dat blijft toch een goed motto van de oude wijzen. Overal waar te voor staat…

Dit was trouwens  het minst ernstige bericht dat ik tot me nam tijdens mijn dagelijkse krant-bij-het-ontbijt moment (understatement, dat ‘moment’) vorige week.

Steeds grotere ongelijkheid in verdeling rijkdom.  Op de een of andere slinkse manier is het een kleine groep slimmerikken in de wereld gelukt van de crisis zodanig te profiteren dat ze er rijker van geworden zijn. Ik ga geen procenten en statistieken reproduceren, ik ben geen nieuwssite, maar het is onthutsend. Kijk maar op allerlei dagbladsites, ik las het in het ND, maar er zijn ongetwijfeld anderen.

Wat zo erg is dat dit juist vaak mensen zijn (de goede niet te na gesproken, die zijn er gelukkig ook!) die voor anderen soberheidsmaatregelen moeten bedenken, doorvoeren of handhaven. Of ze werken in een sociale sector als de zorg, woningbouwverenigingen en wat dies meer zij.

Als ik mensen als Erik Staal of Marcel de Vries van woningbouwvereniging Vestia (o.a.verantwoordelijk voor sociale woningbouw voor mensen met een lager inkomen) bijvoorbeeld hoor spreken (achtergrond) kan ik mijn oren niet geloven. Terwijl ik toch gereformeerd ben. (Dat is dat geloof dat ervan uitgaat dat mensen van nature, zonder Gods hulp, tot alle kwaad geneigd zijn. Waarom, ben ik dan toch altijd weer verbaasd en verbijsterd als het ‘grote kwaad’ voorbij komt? Het is er immers altijd? Ondergronds, ver weg, verborgen, onopgemerkt omdat het klein blijft. Maar als het dan zijn klauwen uitslaat in bijvoorbeeld grove begeerte, het grote graaien, kan ik er niet overuit.

Het komt denk ik doordat het grote, grove kwaad ten alle tijde gepleegd wordt door gewone mensen. Ik zou het zelf kunnen zijn, als het ware. En dát maakt het voor mij zo schokkend. Is het grote graaien in wezen anders dan meedoen aan de loterij in de hoop een miljoen te winnen en er allerlei luxe dingen van te kopen? Dat wil ik wel. Opeens een zak geld voor de deur en er alles van kopen waar ik al jaren zonder doe.

Ik bedoel te zeggen, ik herken die lust naar geld. Dat ik het niet heb is maar goed ook, bij wijze van spreken. Het is niet mijn bedoeling om dingen goed te spreken of glad te strijken, helemaal niet! Maar toen ik een ‘bestorm de Bastille’ gevoel begon te krijgen bij het lezen en overwoog me aan te sluiten bij de communistische partij, (die bestaat niet meer, geloof ik) realiseerde ik me dat dat ook geen oplossing is. Het kwaad zit te diep. Ik bedoel, 56 miljoen vluchtelingen in de wereld! Waarvan de helft uit kinderen bestaat. Dat los je niet op met alleen maar de politiek en ook niet met geweld!

Geld corrumpeert, macht corrumpeert, aan de zon raak je verslaafd, kwetsbare kinderen worden misbruikt (“Volgens VirtualGlobalTaskforce-voorzitter Ian Quinn is de internethandel in filmpjes en afbeeldingen van seksueel misbruik van kinderen inmiddels zo omvangrijk geworden, dat ze gerust een epidemie genoemd mag worden”, ND 21-06-14).  De zee raakt verstikt door plastic afval, vluchtelingen leven op straat met hun gezin, en het Midden-Oosten is een tijdbom.

Ik ben maar even het gras gaan maaien toen. De randjes met de hand bijgewerkt. Contact met de aarde. De verrukkelijke geur van pas gemaaid gras maakte me rustig. De donkere aarde, de wind in de bomen, het zingen van de merels, het kleine padje onder de afgevallen bladeren, Gods schepping.

Diepe zucht en toen wist ik het weer: God is erbij. God is betrokken. Het loopt Hem niet uit de hand.

Zelf op deze aardbol  geleefd, Zelf arm geweest, Zelf met rijken en graaiers omgegaan en het onrecht ervaren, Zelf zieken meegemaakt, Zelf de rouwenden getroost, en uiteindelijk Zelf de marteldood gestorven.  En toen begon de nieuwe beweging, het nieuwe leven. Jezus opstanding uit de dood is het signaal dat er werkelijk een nieuwe start gekomen is. Voor de graaiers en de verbitterde armen, de misbruikers en de misbruikten, de zieken en de stervenden, en voor wie rouwen. Vluchtelingen en daklozen. Zwakke, luie burgers zoals ik, en overwerkte hulpverleners.

Worden de problemen nu allemaal opgelost? Zijn de schaduwen verdwenen, de zon breekt onmiddellijk door? Was dat maar waar. Geloven is in essentie vertrouwen. Vertrouwen in een Persoon, met Wie je een relatie kunt hebben die zoveel geeft dat je verder kunt, soms op je tandvlees, maar er is een band met Iemand die vult en vervuld. Daarover hoor je getuigen. De vervolgden, de armen, de rijken, de gevluchten, ze houden het vol vanwege hun band met Jezus nu en de belofte van het Koninkrijk.

Dat voelde ik weer even in mijn tuintje. Een geur, een geluid, een belofte van wat komen gaat. Is er ruimte voor Etsy naast al dit wereldleed? Toch wel. Het mooie, het schone, het artisitieke zijn als de tuin die vooruitblikt op wat er nog voor veel mooiers komen gaat. Maar ik wil ook ‘edgy’ blijven zodat ik mijn lijdende medemens niet vergeet.

Vaderdag

pappa (2)Ik was een echt moederskind. Lezers die mij al langer volgen zullen die conclusie al wel getrokken hebben. (bijvoorbeeld: nu is het welletjes, Yesterday, kijk verder op categorie Moeder ) Mijn wereld als kind bestond uit ik en mijn moeder, ergens ver weg was er een vader, en nog verder weg een aantal broers en zussen, maar die verstoorden in feite de rust en de eenheid met mijn moeder. Het kwam, als je zoiets al verklaren kunt misschien wel omdat mijn vader er meestal niet was. Zakenman, dus veel op reis. Ouderling of diaken in de kerk dus veel vergaderen en op pad voor de gemeente. Mijn moeder daarentegen was er altijd. Vóór ik naar school ging vanzelfsprekend, zij zorgde voor het gezin en de huishouding. En vanaf de kleuterschool iedere ochtend aan het ontbijt (mijn vader bleef liggen) en als ik thuis kwam ook. Het eten was in huis of we gingen samen nog wat halen in de buurt bij de groenteman of slager. Of bij de Végé op de hoek. Maar ik kan mij niet herinneren dat ik ooit werd opgevangen door mijn  vader. En als mijn moeder ziek was (en dat was ze regelmatig) stortte mijn wereld in.

Wanneer kreeg ik meer een band met mijn vader? Eerlijk gezegd pas laat in zijn leven. Ik vond het moeilijk met hem om te gaan. Hij was redelijk eigenwijs (dat zeggen mijn kinderen ook van mij, dus een ding heb ik alvast gemeen met hem) en kon op zijn punt blijven staan met in mijn ogen belachelijke argumenten, en als ik dan zover was dat ik hem onderuit gepraat had zei hij: we houden erover op! Woest maakte me dat.

Hij kon ook heel ongenuanceerd zijn, vond ik. Iets was wel zo of niet zo. Daar kon ik ook slecht tegen. Ik ben dan misschien eigenwijs, maar niet zwart wit!

Ik denk dat ik, omdat ik zo verbonden was met mijn moeder, heel lang mijn vader alleen kon zien door haar ogen. En veel van de leuke dingen van mijn vader kon zij niet zo waarderen. Dat voelden wij haarfijn aan. Mijn moeder wilde een gevoelige, empathische, zachtaardige, boeken verslindende man. Mijn vader was een nogal dikhuidige,’ís er soms iets met je of zo‘-achtige, driftige, lezen- als- er- geen- sport- op- tv was, van een borrel en lekker eten genietende man. Die gek was op zijn vrouw, maar af en toe he-le-maal niets van haar begreep. Dan bracht hij haar maar naar haar broer en zijn vrouw in Brabant om een paar daagjes begrepen te worden en verwend. En dan zat ik met de gebakken peren: een gezinsverzorgster, met een wit schort.

Want mijn vader had veel leuke eigenschappen. Zoals ik al zei: hij hield van een borrel, lekker eten, was zeer gelovig en serieus op dat vlak, hij kon uitbundig zijn, gieren van de lach en probeerde ons te leren stijldansen. Slechts een van de drie meiden had er feeling voor, en dat was ik niet! Hij was streng voor mijn oudere broers en zussen. Ik als laatste en vijfde heb een andere vader gekend dan zij. Make-up was een al lang gepasseerd station. Mijn oudste zus mocht nog geen lipstick, ik liep met dikke zwarte eyeliner op de middelbare school.

Mijn vader was, toen ik tiener was, niet in goeie doen. Hij was ontslagen wegens een fusie en kon het onrecht van aan de kant gezet te zijn niet verdragen, na veertig jaar trouwe dienst. Hij stortte in en kampte jaren met wat we nu een depressie zouden noemen. Lag lang op bed, was down en altijd bezig met De Zaak. Pas na een jaar of 10 kwam hij daar wat bovenop en hebben hij en mijn moeder nog wat kunnen genieten van hun tijd samen (hij overleed in 1986).  Lichamelijk had hij ook veel geleden. Zwakke rug, altijd pijn, een zwakke maag, en slechte longen (roker!). Maar uit die laatste  jaren stammen mijn beste herinneringen. Zijn liefde voor onze kinderen, zijn altijd beschikbare behulpzaamheid. Hij heeft wat afgeklust in onze huizen. Met echtgenoot voetbal kijken, met zijn vieren ergens koffie drinken (met een glaasje jenever erbij of een cognacje) en een gebakje met slagroom.

Waarin ik op mijn vader lijk? Eigenwijs dus (volgens mijn nageslacht), ik kan ook uitbundig zijn, hou van een wijntje en lekker eten. Kan ook moeilijk uit bed komen in de ochtend en naarmate de avond vordert word ik actiever. Eén ding wat ik, in navolging van hem, altijd doe is knielend bidden. Dat zag ik hem doen, ’s ochtends, op zijn knieën voor het bed, hardop biddend. Onbewust heb ik dat overgenomen. En wat ik helemaal aan hem te danken heb is mijn bijbelkennis. Geen maaltijd werd het overgeslagen, het bijbel lezen. En altijd zochten mijn ouders naar een goed te volgen vertaling van de bijbel. De Willibrordvertaling, moderne vertalingen, voorlopers van Groot Nieuws. Veel erover praten deden we niet, maar mijn vader las met passie en overtuiging  voor: Dit is het woord van God.

Ik bedank bij deze mijn vader voor veel. Zijn inzet, zijn harde werken zodat het ons aan niets ontbrak, voor de vakanties, de uitjes, de patatjes en kroketten, de badmintonspelletjes, zijn trouw in het bijbellezen en kerkbezoek. Voor alle klusjes, alle verhuishulp en vooral voor het feit dat hij van ons hield. Het leven was niet makkelijk. Vijf kinderen opvoeden was niet makkelijk. Zeker niet in een periode waarin alles veranderde en kinderen rebels waren en andere wegen gingen dan hij wilde. Maar uiteindelijk hebben we allemaal rond zijn sterfbed gewaakt en gewacht. Wel een maand lang rouleerden we en brachten tijd door met hem. Hij stierf op zijn 72e. Best jong eigenlijk. Maar het was goed. “Dan ga ik op tot Gods altaren, tot God mijn God de bron van vreugd”. Ik zie hem nog staan in de kerk, hard zingend, hoofd in de nek vol overgave. Zijn lievelingspsalm.

Vietnam en Boylston Street

Ik sprak tijdens de reünie op Choate Rosemary Hall afgelopen weekend (16-18 mei) met verschillende mannen die in Vietnam gevochten hadden en daar levenslang door getekend zijn. Wie in 1964 van school kwam had grote kans in dienst te moeten, vóór of na college. De Vietnam oorlog woedde toen al ruim 10 jaar en er was dienstplicht. Ik vroeg een tafelgenoot wat hij na de middelbare school was gaan doen. Hij was het leger in gegaan. Nog niet het verband leggend met de oorlog in Vietnam, ging ik ervan uit dat hij zijn loopbaan in het leger was begonnen. Wat hij daar dan gedaan had, vroeg ik nog naïef. En toen kwamen de verhalen. Vietnam, tanks, bommen, angst en moed.

Voor mij is Vietnam de oorlog van de protesten. Ver weg, verder weg nog dan de 2e WO, ten eerste omdat ik zelf geen mensen ken die er persoonlijk ervaring mee hebben en ook omdat ik er weing over weet, behalve dat het tot grote demonstraties leidde in de zestiger en zeventiger jaren in Europa en Amerika. Haat tegen Amerika, give peace a chance, flowerpower, het had allemaal indirect met de oorlog in Vietnam te maken. Het gaf er daarom een wat onwerkelijk karakter aan.

Mijn tafelgenoten waren er geweest. Omdat het moest, omdat er dienstplicht was, omdat je je land diende, zo verwoordden ze het. Kreeg je een laag lotingsnummer dan was je de pineut, kreeg je een hoog nummer, of studeerde je theologie (zoals echtgenoot) dan had je geluk. Eén van de mannen vertelde dat hij een jaar lang zijn hele leven moest plannen rondom het wel of niet moeten vertrekken naar Vietnam. Sommigen vertrokken naar Canada waar de overheid hen toestond te blijven. Er bestond een mogelijkheid tot vervangende dienstplicht, zoals in het onderwijs.

Zo blijf je hier mensen tegenkomen die gevochten hebben. IIn Vietnam, in Irak, in Afghanistan, en je ziet ‘veteranen’ op straat bedelen, met hun geamputeerde benen of armen duidelijk geëtaleerd..Of dit ook echte veteranen zijn? Volgens familie hier is er meer aan de hand dan puur het feit dat ze geen uitkering krijgen van de overheid. Er is meestal ook sprake van alcoholisme en psychiatrische problemen (vaak Post Traumatisch Stress Syndroom) waar men geen hulp voor krijgt. Vreselijk moeilijk om die mensen zomaar voorbij te lopen. Gisteren zag ik een jonge vrouw met een beker koffie bij een zwaar gehandicapte bedelaar stoppen om hem uit een rietje te laten drinken. Dan besef ik dat mijn vermogen tot dienen nog heel wat groei moet doormaken.  Aan de overkant van de drukke, sjieke Boylstonstraat liep, midden tussen het winkelend publiek, een bedelaar die in zijn broek had gepiest. ik zou zo iemand zo graag zijn waardigheid teruggeven. Kom, hier is een bad en schone kleren. Maar de stank, de overweldigende waanzin van het leven van deze mensen staat tussen hen en mij in als een dikke muur.

Ik begin maar met af en toe wat geld te droppen in de bekers van de minst dronken bedelaars en ze vriendelijk te groeten. Het zijn tenslotte mensen geschapen in het beeld van God.

Site met interessante (behoorlijk schokkende) informatie over gehandicapte veteranen in de VS. Lees vooral het gedeelte: geschiedenis van injured veterans.

Vijftigste reünie op Choate

 

campus Choate Rosemary
campus Choate Rosemary

De reünie zit erop. Donderdag kwamen we aan in Wallingford, CT, om de 50e reunie te vieren van echtgenoot die daar in 1964 zijn eindexamen high school deed. Samen met nog 120 andere jongens uit verschillende delen en staten van Amerika. Allemaal daar vanwege de goede naam van dit (toen nog, jongens-) internaat.

Echtgenoot was er niet meer terug geweest, maar stuurde wel trouw ieder lustrumjaar een biografietje in. Pas in de laatste paar jaar kreeg hij weer contact met een klasgenoot, met wie hij ook in college een kamer deelde. Samen maakten ze de stap van middelbare school (in de VS van 14 tot 18 jaar) naar college.

Getting ready for remebering those who died
Getting ready for remebering those who died

Als ‘ŕoom mates’ besloten ze het verzoek in te dienen hun appartement verder te mogen delen met een derde kamergenoot uit het Zuiden en eentje uit het Middenwesten. Dat werd ingewilligd. De student uit het Middenwesten was net tot geloof gekomen en dat zou een grote rol gaan spelen in echtgenoots leven. Maar dat was pas op college.

Wij aten de eerste warme maaltijd met een klein groepje fanatiekelingen. Zij zouden de hele reünie van begin tot eind mee gaan maken. De meesten van de jaargroep 1964 zouden vrijdag en zaterdag pas komen. Of eerder weggaan, zoals wij, omdat ze het combineerden met een ander bezoek. Sommigen kwamen van ver. Californië, Texas, Florida. Anderen hadden er een behoorlijke autorit opzitten. Wij waren redelijk dichtbij voor Amerikaanse begrippen, zo’n twee-en-halfuur rijden, vanaf Boston.

Vrijdagmorgen kwart over acht zaten we in de immense cafetaria achter de cornflakes. Een eenvoudige keuze uit een rijk palet aan etenswaren. Van hamburgers tot mediterraanse grill. De organisatie en het eten is uitstekend op deze vermaarde kostschool in het Noordoosten van de VS. ChoateRosemary Hall, Wallingford, Connecticut, tegenwoordig gemengd onderwijs, maar nog wel een internaat, met kinderen uit veertig verschillende landen. Acht honderd leerlingen, met docenten en andere stafleden totaal elf honderd personen op de campus.

Nu met het reünie-weekend loopt er waarschijnlijk het dubbele aantal mensen over de parkachtige campus.  Niet alleen de 50e reünie is gaande, ook alle andere lustrums worden gevierd (iemand kwam bij ons aan de tafel zitten tijdens het ontbijt die een bordje met : klas van 1949 omhad!) En allemaal drie dagen lang. Met drie maaltijden gecatered, en allerhande activiteiten. Een immense logistieke organisatie. Petje af voor degenen die hier maanden mee bezig zijn. En dan was het ook nog opa – en – oma dag voor de leerlingen op vrijdag.

SAM_1190
De grote reünietent

Alles gebeurt o.a. uiteraard ook met het oog op de hoognodige sponsoring van het onderwijs. Op de grande finale, tijdens het chique zaterdagdiner werd meegedeeld dat het doel van $1 miljoen gehaald was door de klas van 1964 (1 klas dus!) mede door de bereidwilligheid van een van de alumni om ter plekke   de ontbrekende $20.000 te doneren. Hij werd als held bejubeld. Er gaat veel geld om bij (sommige van) deze mannen.

Ruim 50 mannen, sommigen vergezeld door hun echtgenotes, drie dagen bij elkaar om herinneringen op te halen aan vier jaar intensief samen optrekken in het vreemde milieu van een jongens kostschool, met Engelse discipline.  Het was bepaald niet zomaar een middelbare school. In de VS worden deze scholen ‘prep-school’ genoemd. Men staat al voorgesorteerd voor college. HAVO-VWO niveau, zeg maar. Maar naast het feit dat iedereen een redelijk hoog niveau bezit, het lesgeld hoog is, is het ook een kostschool. Toen dus met louter jongens.

Echtgenoot herinnert zich met overtuiging dat dit een minder geliefd aspect was van het schoolleven. De stoutmoedigen ontsnapten ’s avonds om de plaatselijke schonen te ontmoeten, maar gezagsgetrouwen hadden daar niet de durf voor. Het was dus een eenzijdig bestaan met al die jongens op een kluitje.

Veel sport op de prachtig aangelegde campus en veel studie. De meeste mannen herinnerden zich de sportprestaties van elkaar. Dikbuikige, zwetende mannen bleken in het verleden uitmuntende footballspelers.  Schuifelende, zeer oud ogende mannen waren teamcaptain of aanvoerder van het voetbalteam geweest. Fascinerend om te zien hoe verschillend al deze mannen het verouderingsproces ondergaan. Er waren welgeteld twee van wie je de oorspronkelijke haarkleur nog kon herkennen. Sommige mannen hadden een nog jeugdig figuur maar de meesten zagen er werkelijk stokoud uit. Het ligt ook aan de mode. De enorme bandplooibroeken, sommigen van ribfluweel of denim (!) met daarop veel te lange, oversized blazers zijn ook niet erg flatterend, moet ik zeggen. Mijn echtgenoot sprong er tussenuit met zijn Europese, strakgesneden jasje en jeans, al zeg ik het zelf.

De branieschoppers van vroeger, de stillen, de alternatievelingen, de harde werkers, de eenlingen, je herkent ze allemaal weer moeiteloos. Ik deel mijn echtgenoot niet in bij de stillen, maar bij een groep die moeilijk te definiëren te valt. Hard werkend zeker, maar ook sociaal, sportief en muzikaal. Een beetje bij de snobs misschien?

Wat betreft muziek kwam hij, behalve de wekelijkse vioolles, niet erg aan zijn trekken. Hij moest weliswaar iedere zaterdagavond (op een balkonnetje) in het orkestje spelen dat het diner begeleidde van de rest van de studenten, maar dat was een verplichting vanwege zijn ‘scholarship’. Met grote tegenzin speelde hij daar op zijn viool lichte muziek waar hij in feite zijn neus voor op trok. In een opstandige bui weigerde hij zijn beurt te vervullen, maar hem werd onmiddelijk aangezegd dat de beurs zou komen te vervallen. Dat was waarschijnlijk het meest opvallende kenmerk van de groep waar hij bij hoorde, de jongens die niet op grond van een dikke portemonnaie maar vanwege een bepaald talent een (gedeeltelijke) beurs kregen en zo toch toegang kregen tot deze eliteschool.

Choate campus
Choate Campus