Het is warm geworden. En vochtig. Ik merk dat ik er wat sloom van word. Ook aan de felheid van de zon (die schijnt nu heel regelmatig) moet ik wennen. Volgens echtgenoot staat de zon hier (in Zuid-Korea) rechter en hoger boven ons dan in Nederland en heeft daarom meer kracht. Om hoofdpijn te voorkomen draag ik nu sneller een zonnebril dan in Nederland en heb ik toch maar een hoedje aangeschaft. Ik heb er een hekel aan, omdat het warm is en omdat mijn haar er zo geplet onder vandaan komt. Oh, en ik krijg ook jeuk op mijn hoofd ervan. Maar goed, alles beter dan hoofdpijn. Dus ik draag vanaf nu mijn Koreaanse pothoedje.
We gaan er bijna iedere dag op uit. En ontdekken altijd wel iets nieuws bij toeval. Zoals gisteren. Ons reisdoel was Gagwonsa, een Boeddhistische tempel, een half uur rijden van ons huis. Tempels staan meestal op mooie plekken in de natuur en zijn alleen daarom al toeristische trekpleisters. En natuurlijk is er de architectuur en de historie van de gebouwen, vaak bewaard gebleven door de eeuwen heen. Ondanks oorlogen, die grote delen van Korea verwoestten, ontsnapten de tempels daaraan door de afgelegen plek waarop ze stonden.
Daar profiteren we dus in het heden van. Onze tempel is niet erg oud, blijkt als we de informatie erop nalezen. In 1977 gebouwd en speciaal gewijd aan de hereniging tussen Noord- en Zuid-Korea. Tussen de twee landen heerst al sinds het einde van de oorlog in de jaren vijftig een wapenstilstand. Er is nooit een vredesverdrag gekomen. Dit tot groot verdriet van veel oudere Zuid-Koreanen, die dit nog altijd als een open wond ervaren.
We lopen het terrein van de tempel op. Een tempel bestaat altijd uit meerdere gebouwen. Plekken waar de monniken wonen, en gebouwen waarvan de functie me niet duidelijk is. Het hoofdgebouw bevat de beelden van de Boeddha en metgezellen. Indrukwekkend om te zien, zo’n immens beeld van ‘goud’ omringd door allerhande attributen met symbolische waarde. Ik besef daar weer waarom het christelijk geloof kaal moet lijken als je bent opgegroeid met dergelijke idolen.




We trekken onze schoenen uit en stappen de tempelhal binnen. We pakken twee kussens van de stapels langs de kant en gaan op de glanzend gepoetste houten vloer zitten. We kijken rond en ondergaan de serene sfeer in de hoge, ruime hal. Er klinkt zachte muziek, mensen knielen en buigen eerbiedig met het hoofd naar de vloer. Twee, drie keer, gevouwen handen omhoog geheven. Sommigen herhalen het voor meerdere altaren, steken wierook en kaarsen aan. Beter dan in de Europese kathedralen, waar toeristen minder respectvol rond lopen, met camera’s en buggy’s. Je hoeft niet te aanbidden, maar wel respect tonen.
Er komt een gezinnetje binnen, vader, moeder en twee jonge kinderen. Op een half-drafje. De jongens hebben allebei een zakje met rijst bij zich. Moeder dirigeert ze naar het hoofdaltaar om de zakjes daar neer te leggen, als offer. De jongste wil het eerst niet, maar krijgt de kans niet om rond te dollen. Hop, hop, geld in de collecteton, handjes bij elkaar en het hoofd buigen. Bijna rennend komen ze vervolgens naar waar wij zitten, leggen een paar kussens neer en knielen. De jongste vindt dat kussen wel lekker om even op te rollebollen, maar daar komt niets van in. Hoppa, net als pa, ma en grotere broer in de rij, naast elkaar. En dan tegelijk armen omhoog, met de handen tegen elkaar en buigen, door de knieën en het hoofd op de vloer. Synchroon.
Een jonge man voor ons herhaalt het staan, knielen, buigen tot op de grond, wel tien keer. Een intens gebed dus. Buiten de tempelhal hangen grote spandoeken met aankondigingen van wat er allemaal te doen valt de komende tijd. Je kunt er cursussen volgen, een aantal dagen komen bidden, op retraite komen. Een actieve tempel dus. Ik zie verder geen monniken of andere bewoners. Verderop, nadat we een trap op zijn gelopen, zien we nog het enorme beeld (15 m hoog en 60 ton zwaar) van een Boeddha, in brons gegoten. Op de achtergrond de contouren van Teajosan mountain.
Koffie
Genoeg gezien. We gaan op zoek naar een plekje om koffie te drinken. Mijn bloedsuiker is wat onvoorspelbaar, misschien door de warmte? Sneller moe en beetje gammel. We rijden op goed geluk ergens een parkeerplek op waar een bordje Ka-pie (verKoreaanst, Engels woord voor Coffee) hangt.
Het is een ontzettend leuk café, met heerlijke koffie en nog lekkerder gebak. Er staan overal planten, er hangt kunst, kortom een toevalstreffer. Zeker een tweede bezoek waard. De eigenaar vertelt dat hij uit Busan komt, de stad waar wij acht jaar woonden, in een ver verleden. Dat schept een band. De chocolade taart is verrukkelijk. Het gebak in Korea is 1000% beter dan in de jaren tachtig. De eigenaresse laat ons heel enthousiast alle kunst zien die aan de muur hangt. Het ene schilderij beter dan het andere.




Park en dumplings
We besluiten nog wat rond te wandelen, want het restaurant dat ik heb gevonden via Naver, de Koreaanse equivalent van Googlemaps (werkt hier niet voor autoroutes) gaat pas om vijf uur open. We hebben zin in dumplings, kleine loempia’s, zeg maar. We parkeren de auto er vast (goeie zet blijkt later) en verkennen het grote park ertegenover. Prachtig aangelegd, voor elk wat wils. Trim trajecten, wandelroutes, grote grasvelden om te spelen, veel gedenktekens (geen park hier zonder monumenten). Maar ook beeldende kunst. We zeggen tegen elkaar dat het zo fijn is om gezinnen te zien. Ouders met kinderen, die samen spelen. Of echtparen, stelletjes, hand in hand. Dat zag je niet in ‘onze’ tijd. Man en vrouw besteedden toen nog bijna exclusief hun vrije tijd gescheiden van elkaar door. Nu zie je trotse vaders met hun kroost, echtparen diep in gesprek met elkaar verwikkeld. Positieve verandering.
Eindelijk is het tijd om te eten. We hebben er zin in. Als we aankomen bij het restaurant is het een gekkenhuis. Auto’s die wachten in een rij om te kunnen parkeren. Wij hebben blijkbaar iets niet goed gedaan want de eigenaar moppert dat we een telefoonnummer achter hadden moeten laten. Onze auto steekt wel een meter te ver uit…we snappen er niks van maar verzetten braaf de auto. Binnen is het barstensvol, maar er is voor ons een tafel gereserveerd. Verrassing. We willen gebakken loempia’s bestellen, maar die zijn er niet gebaart de vrouw die ons bedient. Iedereen krijgt hetzelfde. Goed. Ook prima. We zullen wel zien. Na nog geen drie minuten komt er een pan met rijke inhoud. Pittige soep met daarin paddenstoelen, koolblaadjes, met hele dunne plakjes vlees ertussen, tauge. Het ziet er heel kunstig uit! De pan wordt op de elektrische kookplaat gezet.
En nu? De vrouw die het bracht legt uit:
‘De soep moet eerst koken. En dan eet je eerst de paddenstoelen, dan de andere groentes en dan pas de dumplings’. Dat zijn die balletjes.
Er staat ook een schaaltje met verse noodles en extra dumplings op tafel. Echtgenoot heeft honger en wijst verlangend naar de noodles. En die?
‘Nee, die eet je het allerlaatst.’ When in Rome…
Het was heerlijk. Igo jip blijkt razend populair te zijn. Onze tweede toevalstreffer vandaag

.
Ontdek meer van PARELPAD
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Zo leuk je verhalen te lezen!
Hartelijke groet, Eke van der Wal-Malda
LikeGeliked door 1 persoon
Leuk dat je altijd reageert, Eke!
LikeLike