Deze blog schreef ik eerder in 2021 over het landschap bij kamp Westerbork. Het is een concept van de schilder Armando. Het blog past goed bij die over het ‘Dilemma van de zee’. Eke Malda attendeerde me erop. Met dank!
Wie me blij wil krijgen, moet me meenemen naar water. Een haven of een weidse rivier, maakt niet uit welk seizoen. Het liefst nog de zee. Ik ben een waterkind. Zou het in mijn genen zitten? Mijn moeders familie heet Van Katwijk. Een van de van Katwijk genealogieën gaat terug naar een voorvader uit de 17e eeuw of zo, uit Catwijck. Hij trouwde met een Schiedamse jongedochter en vestigde zich in Schiedam. Dan zit de zee wel een beetje in mijn bloed. (Hoewel, mijn moeder was geen ‘strandmens’ zoals ze het zelf altijd noemde) Een andere genealogie zegt dat de familie uit een wijk bij het kasteel (=Cat) in Schiedam kwam…Stadskinderen dus.
Ik ga gewoon voor de eerste, als waterkind spreekt me die meer aan!
Mijn overgrootmoeder (Teuntje Joppe) aan vaders kant kwam van de eilanden, Goeree en Overflakkee. Dat is ook een redelijk waterige omgeving. Als kind gingen we vaak op vakantie in Ouddorp en één van de hoogtepunten was de oversteek met de pont. Auto en al. Als we dat zwarte gat van de laadruimte van de boot in reden, voelde ik zo’n heerlijke mengeling van angst en opwinding. Tussen al die auto’s vond ik het eng en overweldigend, maar eenmaal boven op het dek, geweldig. Wind in mijn haren, de mengeling van de geur van de zee en de boot, ik was op vakantie.
Veel van mijn beste herinneringen zijn van dagjes uit aan het strand, vakanties aan zee, of soms, later met de kinderen nog, na school, rond 4 uur naar de kust rijden om op het strand van Castricum, bij ondergaande zon, onze meegebrachte maaltijdsalades te eten.
Tijdens een Nederlandse taalles aan statushouders uit allerlei verschillende landen, was de opdracht om over hobby’s, leuke dingen om te doen, enzovoort te praten. De woordenschat was nog beperkt, maar we deden ons best. Meestal begon ik zo’n conversatie-les met wat te vertellen over wat ik zelf leuk vind, ter inspiratie, zeg maar. Nou, het laat zich raden waar ik over begon…het strand en zwemmen in de zee natuurlijk. Om de studenten aan het praten te krijgen vroeg ik of ze al eens in Scheveningen geweest waren? Een paar zeiden ja, maar eentje zei ‘daar wil ik niet heen’. In mijn onschuld vroeg ik door, wat was de reden? ‘Ik ben met een boot gevlucht en bijna verdronken in de Middellandse Zee’.
Boem, ik kon mezelf wel voor het hoofd slaan, zo was ik uitgegaan van mijn verwende westerse opvatting over strand en zee.
De zee is immers zo lang een vijand geweest, ook als je geboren werd in een vissersdorp als Katwijk of Scheveningen. Niet voor niets staan in al die dorpen monumenten van vissersvrouwen starend over zee, tevergeefs wachtend op hun man of zoon, verdronken tijdens het vissen.
Nog maar zo kort is de zee een bron van vermaak geworden. Ik geloof pas begin 20e eeuw. Ik heb foto’s van mijn moeder met haar jongste zusje in de jaren twintig op het strand van Scheveningen. Maar aangekleed en wel, het water ging ze niet in.
Gisteren liepen we opgewekt naar het strand in Argeles- sur- mer. Een bekende badplaats voor Nederlanders, maar nu in het laagseizoen is er bijna niemand.. Langs het strand loopt een lange zandweg, met aan beide zijden hoge dennenbomen, die in de warmte heerlijk schaduw bieden. Nietsvermoedend liepen we naar de ingang van het pad en zagen daar een paneel, met foto’s en tekst. Altijd benieuwd naar de geschiedenis van een omgeving, begonnen we te lezen.
We zagen een grote zwart-wit foto van mensen achter prikkeldraad. De tekst was schokkend. Op diezelfde plek, dat lange zandpad langs de zee, en op het strand waren in 1939 meer dan 100.000 Spaanse vluchtelingen opgesloten, republikeinen die zich verzetten tegen Franco. De Franse overheid stond niet toe dat ze het land introkken en de vluchtelingen, met duizenden kinderen, werden in erbarmelijke omstandigheden vastgehouden achter prikkeldraad. Gebrek aan voedsel, hygiene en drinkwater maakte dat duizenden, vooral kinderen stierven. En de bomen die aan ons schaduw boden waren er nog niet. Later na het uitbreken van de oorlog voegden zich ook Joodse vluchtelingen bij hen.
Argeles camp “is on a sandy expanse by the sea. There is no shelter of any sort from wind, sand, or rain. A bitterly cold wind from the mountains has produced a raging sandstorm…There is a great deal of dysentery probably from lack of good water and absence of sanitary arrangements.”[14] Refugees built shacks and dug holes in the sand for shelter.[15] (Wiki)
Gedenksteen voor de Retirada, de vlucht van Spaanse republikeinen voor Franco naar Frankrijk.
Het geeft een schaduwrand aan het plezier dat de Middellandse Zee ons biedt. De stranden, het water voor zoveel duizenden een plek van dood en misère. Ontheemden, vluchtend voor oorlog en geweld, toen en nu. Denk aan Lesbos waar o.a. Stichting Bootvluchteling al zoveel jaren hulp biedt aan vluchtelingen die in gammele rubberbootjes aankomen. De moeite waard om te steunen!
De bijbeltekst in Openbaring 21 komt in me naar boven: ‘en de zee zal niet meer zijn’. Als we die tekst lazen na het eten snapte ik er als kind, met mijn emmertje en zandschepjes niets van. Wat was er nou mis met de zee?
Hier dringt het weer even door: De zee is en blijft ook een vijand.
Een kennis, kunstenares Eke Malda, tipte me over het werk van Armando naar aanleiding van mijn blog over Westerbork. In de 2e Wereldoorlog groeide hij op in Amersfoort, dichtbij kamp Amersfoort, . Net als Westerbork een transitkamp, voor Joden en politieke gevangenen, maar uiteindelijk werd het een strafkamp. Vele soorten gevangenen verbleven er, herkenbaar aan de kleur van een merkteken op hun jas. Zelfs beroepscriminelen werden er opgesloten. Met een groene driehoek op hun jas.
Armando zou de vreselijke beelden van uitgemergelde gevangenen, smekend om een stuk brood en de dreiging van bewakers op hoge wachttorens met lange ladders nooit vergeten en verwerkte het thema in zijn kunst. Hij ontwikkelde hiervoor het begrip Schuldig Landschap. Ik noem in mijn blog over kamp Westerbork de liefelijke omgeving die zo’n contrast vormt met de gruwelen die er plaatsvonden. Die spanning, die verwarrende, of liever verbijsterende tegenstelling (hoe kán dit) vat Armando samen in dat begrip.
„Het is een landschap dat heeft zien gebeuren, want in landschappen, in de schone natuur, vinden vaak de afgrijselijkste opvoeringen plaats. Veldslagen. Sluipmoorden. Man tegen man. Aanleg en onderhoud van kampementen. Barakken. Plekken ter kwelling van weerloze schepsels. Voornoemd landschap heeft zich daar nooit iets van aangetrokken, is zelfs zo schaamteloos geweest om gewoon door te groeien, het is een schande, ik raak er nooit over uitgesproken. De confrontatie natuur-cultuur is een onbarmhartig gebeuren, dat gaat met pijn gepaard, geloof dat maar. Ja ja, ik weet wel, het is zinloos om de natuur schuldig te noemen, maar kunst is ook zinloos, daarom is kunst zo onontbeerlijk. En gewetenloos.” (Uit: ”Schoonheid is niet pluis, verzameld proza”, Amsterdam 2003
Hij raakt daarmee een snaar in me. Voor mensen zoals ik maakt juist die mooie, maar onaangedane natuur het zo onmogelijk je iets voor te stellen van de gebeurtenissen die er zich afspeelden. De natuur heeft de neiging in zich om je gerust te stellen. Of je laat je gerust stellen. ‘Ze hadden in ieder geval een mooi uitzicht’ of dat soort trivialiteiten.
Toch blijf ik ook geloven in de hóóp die de natuur in zich draagt. Wat de mens ook uitricht, de schepping blijft troost bieden. Een bloem op een onverwachte plek, een zaadje dat ontluikt in een troosteloos landschap, een zonsondergang. De natuur blijft voor mij ook een venster naar schoonheid die uitstijgt boven al het gewoel en de ellende op aarde. Een venster naar de eeuwigheid en de herschepping van alle dingen die God belooft in de bijbel.