Jetlag, de kwaal

De ochtenden zijn het moeilijkst. Slapen (áls ik dan eindelijk slaap) is: ‘er niet zijn’, niets hoeven doen, niet hoeven reageren, op niets. In m’n bed ben ik veilig. Maar dan komt, onvermijdelijk, het moment van wakker worden. Meestal is de wetenschap dat er beneden een schaaltje muesli-met-banaan wacht en mijn favoriete  Nederlands Dagblad voldoende om me van een liggende naar een zithouding te bewegen. Benen over de rand van het bed, iets aanschieten en de moeilijkste stap is genomen: ik sta náást mijn bed.

Trap af. De dag is gestart. Ontbijt eten, krant lezen (niet te veel lange artikelen), Facebook checken, mail checken en dan is het op. De ochtendactiviteiten die me op de been hebben geholpen zijn klaar en de volgende horde wacht: aankleden. Ik sta op, beweeg me naar de deur, ondertussen alle onvolkomenheden waarnemend in woonkamer en keuken. Viezigheid, rommel, klussen die nog gedaan moeten worden, het zweet breekt me uit. Eerst aankleden, dan voel ik me beter. Boven moet ik me focussen op precies dat: wassen, kleren uitzoeken om aan te doen en niet meer. Mijn geest werkt op negatieve energie en ziet alleen wat ontbreekt en nog gedaan moet worden. Ik moet mezelf bij de haren nemen om eerst de belangrijkste taak te volbrengen, me toonbaar maken voor mijzelf en voor de wereld. 

Dat helpt. Ik voel me niet langer een slons in pyjama, maar een vrouw met aan de buitenkant in elk geval een toonbaar voorkomen. En dat heeft invloed op de binnenkant. Ik lees, uit gewoonte, een of twee psalmen en het lijkt of er deze weken alleen klaagpsalmen voorbij komen. Maar ook steeds weer de uitroep: God is trouw. Ik voel er niet veel bij, maar weet: dat hoort er allemaal bij. Geduld.

Nu komt de keuze: wat ga ik doen aan de lange lijst van, in mijn ogen tenminste, onvolkomenheden. Waar ga ik wel wat aan doen en wat is onzin. Het lijkt wel of iedere dag de WC schoonmaken bovenaan staat (daar heb ik nl. de grootste hekel aan). En de was. Maar ook al die pluimen stof overal. En eigenlijk de deuren. En de vloer. Ik spreek mezelf ernstig en liefdevol toe: Margreet, moet je nu echt, juist als je je niet goed voelt, allemaal dingen gaan doen die je niet leuk vindt? Pak er één of twee! – Soms ben ik blij met mezelf. Vooral als ik me beroerd voel, want die andere ik in mijn hoofd is heel schappelijk en relaxed. Gek dat die dan niet het roer kan overnemen van die irritante, slecht gehumeurde slavendrijver!

Ik doe een paar karweitjes en voel me ietsjes beter. De dag is nog lang, maar uit ervaring weet ik dat, naarmate het later wordt, de zware stemming lichter wordt.

Even naar buiten maar. Frisse neus halen. Ik fiets wat rond maar kan het nog niet opbrengen naar het stadje te gaan. De gedachte alleen al maakt me naar. De frisse wind doet goed. Ik raak in gesprek met één van de buren en voel opnieuw hoe het zweet me uitbreekt. Mijn tong lijkt niet te willen en ik probeer er zo snel mogelijk een einde aan te maken. De woorden moeten van zo ver komen, het maakt me moe. Thuis ga ik maar even liggen. Op de bank, met een boek. Lezen is altijd een mogelijkheid om me terug te trekken.

Praten valt me zwaar, dus ik voel me ongezellig voor mijn echtgenoot. Op zijn vragen en verhalen heb ik niet zoveel respons. Ik span me in en voel weer die intense vermoeidheid me overvallen. Mijn lijf voelt aan als een zwaar blok beton. Ik wil gaan liggen, maar mijn andere ik wil niet en fluistert: ga naar buiten. Ik ga naar buiten en loop weer een stukje. Daar knap ik van op. Ik maak het eten klaar maar heb moeite om er iets lekkers van te maken. Het lijkt of mijn smaak anders is. Alles smaakt hetzelfde. 

Twee weken verkeer ik in deze toestand van jetlag. Ik slaap onrustig, áls ik slaap droom ik hevig en op rare tijden word ik wakker en kan onmogelijk in slaap vallen. En dan komt er eindelijk weer die dag waarop ik me realiseer: ik ben er weer. Ik kan praten zonder het gevoel te hebben dat mijn tong van zwaar leer is, ik kan weer relativeren: een beetje vies is heel gezond en het nog geloven ook. Ik hoor de vogels fluiten en zie de boeren hooien in de lentezon. En de Psalmen van Nu CD die opstaat zingt:  Want Hij kijkt naar ons.

Het leed is weer geleden.

Next: Jetlag, de feiten

Een hert met dorst

Psalm 42. Een kunstig lied van de Korachieten, tempeldichters in de tijd van het Oude Testament in Israël. Mannen die aangesteld waren door de priesters om liederen te maken voor de diensten in de kerk van die tijd. Dichters voor speciale gelegenheden. Zoals de Dichter des Vaderlands, zeg maar. Psalm 42 en 43 horen eigenlijk bij elkaar. Dat zie je aan het refrein dat drie keer terugkeert: Mijn ziel waarom ben je zo terneer geslagen? Hoop op God.

Zoals het gaat in een mensenleven, zat ik (‘de ziel’ van ps.42) vorige week in een wat dorre periode. Ik heb wel geleerd inmiddels dat ook mijn geloofsbeleving is als de zee met haar getijden, eb en vloed.  Ik schrik er dus niet meer zo van, maar het blijven periodes die ik lastig vind. Een soort lusteloosheid overkomt je, de dingen staan ver van je af en als ik niet beter wist zou ik denken dat ‘het’ weg is. Zo beschreven sommige van mijn geliefden vroeger wat hen overkwam: op een morgen werden ze wakker en ‘het’ was gewoon weg. Met ‘het’ werd dan hun geloof in God bedoeld.

Als jong kind van 11, 12 jaar (ik was de jongste van vijf en er zat tien jaar tussen de oudste en mij) schrok ik daar enorm van. Je kunt dus iets kostbaars denken te hebben, geloof in God, en dat kan zomaar als sneeuw voor de zon verdwijnen. Ik heb er weken pijn in mijn buik van gehad. Ik was namelijk een heel gelovig kind, al van jongs af aan. Maar ik was ook een heel angstig kind, deels door karakter, deels door omstandigheden.

De ergste schrik verdween, maar, naar me later bleek, ging ondergronds. Om het kort samen te vatten, ik heb jaren lang God in de hemel moeten houden, omdat ik zo bang was dat Hij er anders uit zou vallen. Zulke misvattingen leiden er toe dat je geen vragen durft stellen, geen twijfels mag voelen, want dat leidt onherroepelijk tot datgene waar je juist zo je best voor doet te voorkomen, het verlies van je geloof. En dat geloof was juist een bron van veiligheid. Een vicieuze cirkel die misschien wel herkenbaar is.

Na een weg met veel bochten en gevaarlijke verkeerssituaties, kwam ik op een punt dat ik kon zien dat geloven niet alleen voelen is, maar ook te maken heeft met argumenten en overtuigingen. Ik wilde graag geloven dus de argumenten dronk ik in als een dorstig hert. Na de vele evangelisch getinte boekjes die me frustreerden omdat er iets verondersteld werd dat ik niet (meer) had, namelijk een ervaring van Gods grootheid, veel blijdschap enzovoort, fleurde ik op van C.S Lewis, Philip Yancy, Tim Keller en anderen. Die namen hun uitgangspunt bij de ‘gewone’ mens, met zijn ups en downs, vragen en twijfels. Mensen met veel downs en een klein, wankelig geloof zoals ik.

Wat bij mij soms weg is, is inderdaad de ervaring.  Dat moet ik dan ‘uitzitten’. Als ik naar andere zaken kijk, is daar meestal ook wat matheid en vermoeidheid. Wat vroeger naar bed, opletten dat ik niet te veel inplan. Vaker mijn kleinkinderen zien, (altijd garantie op een stoot feelgood hormonen). En meer van dat soort zaken als remedie.

Maar een preek over psalm 42 leek me afgelopen zondag ook een goed idee. Want ik mis God dan wel, zoals ik een goede vriendin  mis. Ik besloot deze keer eens niet naar de kerk te gaan, en rustig op de bank naar een boodschap te luisteren van Tim Keller, begenadigd spreker uit New York.

Na een inleiding en een herkenbare beschrijving van hoe een mens zich voelt ten tijde van het dorsten naar God als dat dorstige hert, kwam hij met een aantal tips. Iedereen zal door dergelijke periodes heengaan. Geen twijfel mogelijk. Het hoort bij het christelijk geloof en het hoort bij het mens zijn. Wat moet je doen of niet doen? Op zijn eigen humoristische en genuanceerde wijze kwamen de suggesties. De allereerste: onttrek je niet aan je gemeenschap, aan het gezamenlijk dingen doen als bijbel lezen, bidden en samenkomen in de diensten.

Daar zat ik in mijn pyjamaatje op de bank in mijn allereenzaamste upje lekker naar een internet preek te luisteren. Hmm. OK. Misschien niet voor alle weken, maar zo af en toe wel heilzaam. Toch snap ik wel wat Keller bedoelt. Juist als je je dorrig voelt heb je de neiging je terug te trekken en dat is gewoon niet de oplossing.

Het komt altijd weer terug. Communicatie, delen, onderlinge gemeenschap, het kan net zo  helend en heilzaam zijn als een groot glas koud water wanneer je dorst hebt. Maar af en toe een stilte-ochtend mag er zijn.