Daar komt hij aangelopen. Met een grote logeertas en zijn stoere rugzak.
– Dat is een legertas, oma. Kleinzoon Noah (6) komt een nachtje logeren. Direct na binnenkomst wordt uit de logeertas het legerpak gehaald. Broek, shirt, een kogelvrijvest en een pet in camouflagekleuren. Helemaal in zijn soldatenrol drinkt hij wat sap en is dan klaar om vermaakt te worden, soldaat of niet.
– Ik heb zin om te tekenen. Hij klimt op de stoel en bestelt tekenpapier en zoekt alvast een fineliner uit. – Wil je geen potlood, suggereer ik, dan kun je ook nog uitgummen als er iets fout gaat….ik ken zijn papiervraat: drie streepjes mis en hup, een nieuw velletje.
– Nee, dat is niet nodig.
Hij begint, maar is niet tevreden.
– Kun jij een voorbeeld opzoeken op internet van een tank?
De laptop erbij en (wat is het makkelijk tegenwoordig) ‘tank’ en afbeelding intoetsen en daar gaan we. Het moet een simpele tank zijn (‘mijn vriendje op school weet niet eens wat simpel is!’ opgetrokken wenkbrauwen). We vinden er een en gaan allebei aan het werk. Ik met potlood want ik wil gummen kunnen. Tenslotte is dit mijn eerste tank.
Nu gaan we (het is inmiddels een team job geworden) een legerboot zoeken. Ik vind een geschikte, maar het is inmiddels de bedoeling dat ík teken en hij kijkt. Ik moedig hem aan zelf ook te tekenen, maar dat stuit op weerstand. Om mij tegemoet te komen doet hij een compromisvoorstel: ok, oma, Jij tekent en dan trek ik hem over. Goed?
Na de (redelijk geslaagde) boot stelt hij voor een bij te knutselen. Wie mij kent weet dat ik geen knutselaar ben. Geeft niet, troost kleinzoon me, ik zal zeggen hoe het moet.
– Haal maar een WC rolletje. En drie kleuren papier, geel, zwart en wit.
Ik zoek het hele huis af naar zwart papier en vind uiteindelijk een zwart notitieboekje. We gebruiken de zachte kaft. Handig rolt hij het gele papier om het rolletje, ik knip zwarte strookjes en hij plakt ze met plakband vast. Gelukkig is hij geen perfectionist, wat ik tot mijn verbazing wel blijk te zijn. Maar nee, dat maakt niet uit, oma, een beetje scheef. Ok, ik leg me erbij neer. We fabriceren samen een best wel acceptabele bij, al zeg ik het zelf
Tijd om te eten. Een verrassing voor mij: Altijd afzijdig van modder, plakkerig deeg enzovoort, wil het mannetje nu wel het gehakt in hamburgervorm kneden. We eten smakelijk van de hamburgertjes en dan is er nog tijd om even naar buiten te gaan.
– Ik moet nog wel trainen, zegt hij ernstig, terwijl hij zijn pet opzet en het kogelvrije vest aantrekt. Kom op, opa! Achterop de fiets vertrekken ze richting de speeltuin met loopbrug. Drie kwartier later komen ze enthousiast thuis, zingend.
– Dit is een soldatenlied, oma: we are marching to, Pretoria; hij zet in en opa volgt terwijl ze achter elkaar marcheren door de kamer. Het is een aanstekelijke melodie dus ik marcheer ook nog een rondje mee. We krijgen het over de origine van het lied en dat oorlog niet fijn is. Maar dat past nog niet helemaal in het stoere beeld dat hij van het leger heeft. Als we weer op de bank zitten wil Noah ‘het bevrijdingslied’ zingen. We moeten even achter onze oren krabben…Het bevrijdingslied? – Wat ze altijd zingen bij de bevrijding! Er gaat me een lichtje op. Het Wilhelmus? Jaaa, die!
Hij staat ernstig in de houding, de ene arm stram langs zijn lichaam, de ander in saluut. YouTube geeft de muziek en wij zingen. Eén keer, twee keer, uiteindelijk wel 10 keer, denk ik. De laatste keren staan we zelf ook naast hem, in de houding. Als we het herhalen een beetje moe zijn vindt echtgenoot een YouTube versie waar alle verzen gezongen worden. Wij mogen gaan zitten en op den duur is Noah er ook klaar mee.
Bedtijd. – Kan ik in jouw bed slapen? Ik weet dat mijn nacht dan onrustig is, dus ik zeg dat hij lekker in zijn eigen bed kan slapen, dat ik vlakbij ben, dat ik wachten zal tot hij slaapt. Dat accepteert hij zonder probleem. – Kom je dan wel nog bij me liggen, tot ik slaap? Natuurlijk, beste moment van de dag! Ik kruip naast hem en zing mijn medley. Na drie minuten, op de klanken van ‘er schommelt een wiegje’ is hij in dromenland. Om zes uur kruipt er een jongentje tussen ons in. Als hij me, diep in slaap, steeds meer naar de rand van het bed duwt, verhuis ik naar zijn bed. Nog een paar uurtjes slaap!




De volgende dag is het stralend weer en besluiten we naar het strand te gaan. Dit keer niet naar Scheveningen maar naar Wassenaarse Slag. Prachtig strand, woelige zee, felle zon. We genieten. De tocht erheen was zo voorbij door het eindeloos spelen van ABC zoeken langs de weg en ‘Ken je mijn vriend?’, een spelletje dat ik al speelde met mijn moeder in de auto. Als we even geen spelletjes spelen is er altijd nog de vragende Kris. Kris reflecteert namelijk op alles wat hij ziet. Hij slikt ook niets voor zoete koek. Waarom? Dat is zijn levenshouding. Analyseren van de werkelijkheid tot op het bot, zeg maar. Het strand bestaat uit zand, maar waarom? En waar komt al dat water in de zee eigenlijk vandaan? Waar was dat eerst? En de schelpen? waarom zitten die in het zand? En wat zit er onder het zand, als je diep graaft? Eerst water, maar dan? Wat dan? Soms heeft Kris zijn eigen antwoorden, en daar kun je dan niet veel aan toevoegen, of het nu juist is of niet. Ook hier staat Kris zijn mannetje. Dat blijkt op de terugweg ook weer tijdens een hernieuwde ronde van het ABC-spel. Volgens Kris komt eerst de O en dan de N. Als ik volhoud dat het alfabet echt vaststaat is Kris het daar zeer mee oneens. Kijk oma, ik doe het gewoon op mijn eigen manier. Jij weet niet hoe dat moet. Als ik (riskant, ik weet het) erop sta dat we het spel volgens mijn alfabet spelen, zoals hij het ook op school leert heerst er eerst een pijnlijk en diep stilzwijgen achterin. Okay dan…, zegt Kris. Als het dan per se moet van jou…



