Seoul en Koreaanse gastvrijheid

Seoul met oude vrienden

Op 19 oktober begint de officiële Korea week. Zes dagen zijn we dan te gast van een comité dat, namens de Kosin kerken, op 29 oktober de herdenking organiseert voor onze vriend en collega, wijlen dr. Niek Gootjes. Hij overleed vorig jaar in Hamilton, Canada, na lange moeizame jaren, aan de ziekte van Alzheimer.

Voor we vertrekken naar de Theologische Universiteit van de Kosin kerken in Chonan, 1,5 uur ten zuiden van Seoul, verblijven we een paar dagen in een hotel in de hoofdstad. Die zondag zal Dinie Gootjes na de kerkdienst een toespraak over het leven van haar man geven. In een andere Kosin kerk gaat echtgenoot preken. Na de lunch, een uitgebreide Koreaanse maaltijd, iedere zondag bij toerbeurt verzorgd door een van de leden, zal Kim een lezing geven.

(voor wie dit de eerste blog is over Korea, mijn man en ons gezin woonden in jaren tachtig, samen met het gezin Gootjes in Pusan, Zuid – Korea. Echtgenoot en collega Niek Gootjes doceerden theologie aan een opleidingsinstituut van de Koreaanse kerken, op hun verzoek. Je kunt er meer over lezen als je zoekt naar de categorie Korea 2024, Korea of Korea memories))

Seoul – wereldstad

Door omstandigheden kan een gepland uitje van onze Koreaanse gastheren op vrijdag niet doorgaan en zijn we ‘vrij’. We kunnen de dag met zijn vieren naar eigen inzicht doorbrengen. Dinie Gootjes is inmiddels uit Canada gearriveerd en zoon Albert uit Nederland. We zien elkaar na 36 jaar voor het eerst weer op Koreaanse bodem. Wij vertrokken in 1988, de familie Gootjes in 1989. Wij naar Nederland, zij naar Canada. We hebben elkaar wel gezien na die tijd, maar nu dus in Korea, waar we bijna 10 jaar lief en leed deelden en waar onze kinderen een soort broertjes en zusjes voor elkaar waren.

We kiezen ervoor om naar Namdaemun Markt te lopen. Het is schitterend herfstweer en lopend onderga je de stad meer dan in een bus of taxi. Het blijkt een flinke wandeling. Zeker anderhalf uur, in de warme zon. Samen lopen we door de straten van een hypermodern Seoul. Met honderdduizenden anderen. Maar de wegen en trottoirs zijn breed en anders dan in New York bijvoorbeeld, staan de gebouwen niet dicht op elkaar. Het geeft veel licht en een ervaring van ruimte, ondanks de drukte. Ook zijn er overal plantsoenen en parkjes. En soms passeer je dan opeens tussen alle wolkenkrabbers een oude poort of tempel.

Namdaemun Markt – een ervaring

Een markt in Korea is anders dan in Nederland. Geen losse kraampjes die ’s avonds opgeruimd worden, maar permanente winkeltjes met open winkelpuien naar de straatkant waar alle waren liggen uitgestald. Om de zoveel winkeltjes is er een ingang naar binnen het gebouw, waar nog eens rijen en rijen winkeltjes zijn, met een open front. Dan heb je ‘straten’ van alleen maar kleding. Of linnengoed. Of lederwaren. Of etenswaren. Heel grappig, allemaal geordend op het categorie. Dus niet, zoals in Nederland, door elkaar en verspreid. Ik vond en vind het altijd lastig winkelen. Je hebt tientallen schoenenwinkeltjes, maar die verkopen dan geen sokken. Dan moet je weer naar de ‘sokkenstraat’.

De markten zijn levendig, kleurig, goedkoop en je zou er uren rond kunnen lopen, ware het niet dat het zo vermoeiend is. Alle winkeleigenaren proberen je van alles te verkopen zo gauw je maar een blik werpt op hun spullen. Het is wat minder geworden, maar nog steeds is het voor langs slenterende westerlingen lastig wanneer je bij een korte stop onmiddellijk alles aangewezen krijgt, met de prijs erbij. Ik raak dan van de wijs en kan niet meer rustig zoeken. Ik zie Koreanen het compleet negeren. Hier ben ik te beleefd voor opgevoed blijkbaar.
We kopen wat cadeautjes en zoeken een eettentje voor een snelle hap. Die zijn er in tientallen. Een barretje, drie mensen erachter die van alles klaar weten te stomen en bakken, tentdoek erover en klaar. Ontzettend efficiënt. We eten staand, tussen de Koreanen, en genieten.

Soep met UFO’s
(unidentified floating obejects)

De dag ervoor zijn echtgenoot en ik ook ergens wezen eten. Een klein restaurantje in de categorie ‘soep-mét’. ‘Kalbitang’, rundvleessoep, met rijst en bijgerechtjes is lekker, weet ik uit het verleden. Maar kom, ik wil eens wat anders proberen. Eigenlijk lust ik alles dus ik kies van een plaatje uit het menu een ander soort soep. Die arriveert gelijk met de soep van echtgenoot. In die van mij drijven halve maanvormige, pluizige dingetjes, die ik niet direct herken. Zijn het visachtige wezens? Champignons? Ik proef. Er zit niet veel smaak aan, voelt aan als rubber. Hmm. Dan neem ik een stuk vlees op mijn lepel. Dat blijkt een dik stuk lever te zijn. Ik schuif de soep onmiddellijk van me af. Ik weet nu ook wat die ronde, harige dingetjes zijn. Maagwand! Er staat een kom met ingewandensoep voor me. Nee, dank je, ik durf veel, maar er zijn grenzen.

Echtgenoot is zo lief om met me te ruilen.

Eten, en nog eens eten

Eten wordt een thema deze week. Twee keer per dag worden we meegenomen naar restaurants, na het Ontbijt met een hoofdletter in het hotel. Voor de lunch en het avondeten. Maar voor we eten gaan we thee/koffie drinken en krijgen we allemaal onze eigen schotel met fruit en koekjes. Daarna gaan we echt eten. En iedere keer heerlijke en overvloedige maaltijden. Ik heb de lunch nog niet verwerkt of we gaan alweer avond eten. En ‘nee’ zeggen is er niet bij. Je kunt in de Koreaanse cultuur geen eten weigeren. Het is niet het eten zelf, maar de expressie van waardering en gastvrijheid die je dan afwijst. We laveren tussen overal van eten en veelvuldig uitroepen hoe heerlijk alles is en tegelijk, niet alles opeten. De Koreaanse keuken is gelukkig heel gezond. Veel groentes, veel vis, ook wel vlees, maar meestal niet het hoofdingrediënt. En natuurlijk altijd een kom rijst, met een kom soep ernaast. En vooral véél knoflook!

We zijn nu begonnen aan onze knoflook detox, 🙂 Om onze omgeving in Nederland niet af te schrikken. Knoflook is lekker, maar de Koreaanse hoeveelheden maken dat je hele lijf het uitwasemt. Maar missen gaan we dat eten! En de gastvrijheid waar het een expressie van is.

Eten doe je zwijgend? – Korea 1980-1988

Koreanen houden van eten. Zo veel dat er tijdens het eten niet gesproken wordt. Nou ja, beperkt. Eigenlijk is eten zoiets speciaals dat we wel eens voor het eten uitgenodigd werden en in een apart kamertje werden geserveerd, terwijl de gastheer en -vrouw elders waren. Het voorzien worden van lekker eten was het teken van gastvrijheid, niet dat je daar eindeloos bij kletst met je gasten. Laat ze maar rustig genieten…

Maar ja daar zit je dan. We voelden ons toch niet erg welkom, hoe vaak we ook tegen elkaar zeiden dat het een cultureel verschil was. We hadden een donkerbruin vermoeden dat onze gastheer geen zin had in een moeizaam Koreaans/Engels gesprek….Dit was gelukkig de enige keer dat we alleen in kamertje werden gezet.

Maar het niet praten tijdens het eten is in zijn algemeenheid waar. Eerst eten, dit met veel geluid en gesmak en daarna eventueel praten.  In een restaurant krijg je voor dat praten echter nauwelijks de tijd. Je lege kom en alle andere schaaltjes en bakjes worden schielijk verwijderd en men verwacht dat je weer plaats maakt voor een volgende gast. Je eet niet voor de gezelligheid, maar om een volle buik te krijgen. Is dat bereikt dan is het tijd voor andere dingen.

Dit zijn herinneringen die alweer aardig wat jaren terug gaan. Ik vraag me af of het inmiddels anders is. Ik kan me voorstellen dat armoede en honger lang doorwerkt in een cultuur wat betreft eetgewoontes. Denk maar aan de generatie van na de oorlog in ons land. Nooit kliekjes weggooien, altijd je bord leeg eten enz. Wellicht dat het gebrek aan voldoende voedsel onder de meerderheid van de Koreaanse bevolking tot ver in de 20e eeuw het eetgedrag daarom zo beïnvloedde. Eten is zo kostbaar, daaraan besteed je alle aandacht.

Onder zakenmensen was het een van de eerste lessen over de Koreaanse cultuur. Begin geen gesprek over zaken, ga niet onderhandelen tijdens het eten. Dat is de grootste vergissing die je maken kunt.

Toch nog jetlag?

Ik meende dat het wel redelijk goed ging.  Donderdag was ik rond 13.00 uur weer terug in Nederland. Kim stond me op te wachten en het was heerlijk elkaar weer te zien. Twee nachten helemaal niet slecht geslapen en opeens, laat vanmiddag, word ik getroffen door een mokerslag. Ik voel me helemaal niet senang. Misschien is het wel het eten…(heb linzen op).  Nou ja, ik hou het maar kort vandaag.
De rest van de tijd in Canada was aanmerkelijk rustiger dan de eerste 4 dagen, met voorbereiding, de bruiloft zelf, en het afscheidsfeestje van Kees Gootjes.  (Die zag ik dus gisteren weer in Nederland, want hij woont in huis bij zoon Lukas).

Ik heb met Dinie dinsdag en woensdag twee heerlijke klets-(heel veel geleerd van haar over voeding en zo) en shopdagen gehad, we hebben geluncht in een (gigantische) Healthfoodstore (met de vrolijke naam ‘Goodness Me’) en de dag erna bij de Koreaan.  Ik heb m’n portie kimchie weer binnen! Heb zelfs bij de Koreaanse supermarkt inkopen gedaan met een in Hamilton woonachtige Koreaanse vriendin van Dinie, Yu shin (die had ook al een zeer smakelijke Koreaanse maaltijd voor me klaar gemaakt). Ben wel jaloers op de Canadezen. Koreaanse ingredienten zijn heel makkelijk te verkrijgen.  Waarom nog steeds niet in Nederland? Hier heb je toch een grote Koreaanse gemeenschap? De meeste spullen kun je hier wel bij elkaar sprokkelen bij Chinese of Indonesische toko’s (meest Japanse import) , maar rode peper pasta en -poeder nergens en die is zo uniek van smaak, die is niet te vervangen door sambal of cayennepeper.

Het blijft me verbazen dat Korea relatief gezien zo onbekend blijft qua keuken en als toeristische bestemming.  Het is er zo mooi en het eten zo lekker.  Het zal de knoflook wel zijn…In Korea wordt de meeste knoflook ter wereld gegeten. Maar ja als iedereen het doet heeft niemand er last van. Toch?