De intense geur van vers gemaaid gras. Boeren die op hun grote tractoren af en aan rijden, tot laat in de avond, om met dit droge zonnige weer het gras dat overal in de omringende weides ligt, op te schudden zodat het snel droogt. Op de smalle binnenwegen sjezen ze je voorbij met achter hun tractoren een martelwerktuig met grote grijphaken waarmee het gras gekeerd wordt. Ik doe snel een stap opzij om niet onverhoeds een ledemaat te verliezen aan een uitstekende priem.
Eén of twee dagen later zijn ze terug, maar nu om het verse hooi te verzamelen. De hopen gras worden opgezogen en door een grote slurf als een wervelende, groen-grijze waterstroom in een aanhanger gespoten. De boeren werken razendsnel. Nu is de perfecte hooitijd, misschien al veel later dan normaal. De twee tractoren, één die het hooi verzamelt en de ander met een grote aanhanger, moeten dezelfde snelheid aanhouden. Als in een trage race rijden ze door de glooiende graslanden. De hemel is blauw, met hoog drijvende wolken, het is aangenaam warm en de geur van het verse hooi hangt als een sterk parfum boven de aarde.
Dit is Limburg. Groene hellingen, akkers en weilanden zover het oog reikt, bosranden en daartussen boerderijen, dorpen en veel, meest kleine campings, gerund door boeren en bewoners van het platteland. Heuvels en dalen, oude boomgaarden met hoogstamfruit, wijngaarden, aspergevelden, dit is nauwelijks nog Nederland.
Dit is Zuid-Limburg.