De marteling van de Marmotte – door Lukas Batteau

Mijn zoon reed de Marmotte. Ik had nog nooit van de tour gehoord. Maar het is een tocht voor racefietsers, in de Franse Alpen. De race staat   bekend vanwege de vele beklimmingen.  Lukas is een fervent biker en ging de uitdaging aan. Zijn verslag van de tocht is meeslepend geschreven. Je voelt de hitte, de dorst, en de worsteling om door te gaan.

Ik publiceer het hier als een gastblog:

“Het is een geweldige uitdaging. Ik zou het iedereen afraden”. (Wijlen Martin Ross over de  Ventoux)

Zo kun je hem volgen

Ochtend

Als ik ‘s ochtends wegfiets bij het hotel waarschuwt mijn Garmin (geavanceerde fietscomputer MB) dat ik niet volledig hersteld ben. Het kan de paar bergritten van de dagen ervoor zijn die we niet konden laten, of de onrustige en te korte slaap, hoe het ook zij, het stemt niet gerust. Toch voel ik me prima. Terwijl de zon langzaam achter de bergen omhoog kruipt, rol ik het dal in richting Bourg d’Oisan en voel me klaar voor wat komen gaat.

Mijn vertrekgolf is de blauwe en na wat geschuifel door Bourg zijn we eindelijk los. De euforie is van korte duur als ik bij de eerste rotonde een verdacht regelmatig gesis hoor wat overeenkomt met de rotatie van mijn achterwiel. Bij nadere inspectie ben ik op een spijker gereden die zich nu diep in mijn band nestelt. Terwijl ik de binnenband vervang, verdwijnt mijn blauwe golf in de verte, en mag ik iets later in mijn eentje mijn weg richting de Glandon vervolgen.

Op de Glandon vind ik de aansluiting weer. Het is druk om me heen. Een gewoel van iets snellere en iets langzamere wielrenners, sommigen rustig keuvelend, anderen diep in het rood verzonken, met alle bijbehorende geluiden van mens en fiets – iets aanlopende remmen, krakende assen, het gemaal, de koffiemolentjes, veel gehijg. Ik heb me voorgenomen om me op mijn hartslag te concentreren en die vooral laag te houden. Dat gaat zolang ik mijn benen nog soepel rond kan draaien, maar bij een graad of 8 en hoger neemt het rap af.

Lege Bidons

Bovenop de Glandon wordt de tijd stil gezet (neutralisatie) in verband met de gevaarlijke afdaling. Jammer voor mij, want als ik iets goed beheers dan is het wel dalen. Maar veiligheid voorop. Ik moet ook nog melden dat mijn bidons inmiddels leeg zijn en ik ervoor gekozen heb om op de sponsor 226ERS te vertrouwen. Gels lagen er niet, maar er is wel sportdrank en repen. Ik eet wat, vul mijn bidons en rijd door.

Bij de eerste slok van mijn bidon schrik ik mij een ongeluk. De sportdrank is verschrikkelijk zoet en smaakt naar citroenkaars met een afdronk van medicijnen. Ik krijg het amper doorgeslikt. Ondertussen ben ik al begonnen aan de afdaling, dus ik moet maar door.

De organisatie is duidelijk zeer bezorgd over de afdaling van de Glandon. Terecht. In de eerste de beste bocht staat een ambulance met veel mensen in de weer. Ik zie een fiets tegen de bergwand aan staan en een groot plas bloed op de weg. Ik ben gewaarschuwd. Er zitten echt gevaarlijke stukken in. Verraderlijke s-bochten die je niet ziet aankomen. Scherpe bochten met flinke hobbels ervoor waar je al je grip kwijt raakt. Gelukkig kom ik heelhuids beneden.

Tijdens de oversteek door de vallei naar Saint Michel de Maurienne is het aanpoten. In een lange sliert razen we over de snelweg naar de volgende beklimming. Er is een drinkpost onderaan de Telegraphe, waar ik gelukkig mijn mierzoete drank kan verdunnen. Hier hebben ze ook gels. Ik graai er een paar mee. Ook deze blijken wanstaltig smerig.

Overleven en stoempen

De Telegraphe is goed te doen. Ik weet er weinig meer van. Ik weet wel dat ik ergens aan het begin van de Galibier moe begin te worden. Kracht te verliezen. Het begint warm te worden. Mijn voeten beginnen pijn te doen, wat ik vaker heb als ze door hitte gaan uitzetten. Ik maak mijn schoenen wat losser, maar dat is vaak te laat. Ergens halverwege is een restaurantje en ik stap af en ga in de schaduw zitten. Ik heb het even niet meer. Het is heet. Mijn schoenen moeten uit. Ik maak de fout om naar boven te kijken en zie een sliert van wielrenners zigzaggend als mieren omhoog langs de flank van de berg kruipen. De berg reikt tot aan de hemel. Opeens besef ik dat dit helemaal niet meer gaat om een snelle tijd. Dit wordt overleven.

Ik ga door. Ik weet niet of het de warmte is, mijn nieuwe ranzige voeding, of mijn zere voeten, maar ik kan mijn normale waardes niet meer trappen. Mijn hartslag blijft te laag. Het is stoempen tegen de berg op en de berg houdt niet op. Het houdt gewoon niet op. Kom je eindelijk bovenaan de wereld, zie je om je heen alleen maar bergtoppen en sneeuw, dan ga je een bocht om en blijk je toch nog een paar kilometer verder omhoog te kunnen klimmen. Het is de zwaarste klim die ik ooit gedaan heb. Met name de laatste acht kilometer van rond de 9% zijn genadeloos. Er is geen moment om even bij te komen en je zit boven de 2000 meter ook met verminderde zuurstof. Ik hijs mezelf naar de top. Ik kan er niet echt van genieten. Het is koud. Ik eet wat, drink wat, probeer wat uit te rusten. Een meisje deelt lampjes uit voor de afdaling. Ik ga door.

In mijn hoofd zit er nog een berg tussen de Galibier en de Alpe d’Huez, de Lautaret. Als ik tijdens de afdaling langs het bordje “Col de Lautaret” suis kom ik tot de conclusie dat het een afdaling is, geen klim. Wat een opluchting. Alleen Alpe d’Huez nog dus! De afdaling blijkt een geweldige racebaan helemaal naar Bourg d’Oisan te zijn. Mijn hartslag blijkt van pure adrenaline weer helemaal omhoog te zijn gegaan. Ik krijg de ongevraagde hulp van een paar sterke Fransozen die snel kunnen dalen en op de vlakke stukken op kop rijden, waar ik schaamteloos van profiteer. Ik rijd op vleugels met nieuwe hoop naar de laatste klim.

Ga ik dit halen?

Onderaan Alpe d’Huez is een drankpost. Bemoedigd door de afdaling van net, weet ik wat ik moet doen. Ik vul mijn bidons, slik twee onmogelijk smerige caffeine gelletjes en een magnesium pil. 21 bochten nog. Gaan.

Binnen een paar bochten ben ik weer afgestapt en zit ik in de schaduw op een muurtje. Alle bravoure is weer weg. Ik ben niet de enige. Het is bloedheet. Mijn drank is toch weer te zoet, ik heb vreselijk dorst en kan het niet lessen. Volgens de man naast mij is er een drankpost vlakbij. Het is mijn enige redding. Eenmaal daar krijg ik een koude douche en kan ik mijn bidons verdunnen. Afkoelen blijkt de sleutel tot deze beklimming. Druipend van het water, met een bries uit de vallei, voel ik weer wat kracht terugkomen. Dat duurt een paar minuten, tot de hitte het weer overneemt en ik me naar de volgende drankpost moet slepen. Of een van de bergbeekjes die af en toe langs de weg klateren. De rest is een waas. Ik zie iemand flauw vallen. Anderen snellen toe en roepen om een dokter. Overal langs de kant staan mensen verdwaasd voor zich uit te staren. Gebroken mannen sjokken met de fiets in de hand naar boven. Op een paar kilometer van de finish passeer ik iemand die vreemd voorovergebogen over zijn fiets staat. Is het kramp? Hij maakt snikkende geluiden en ik geloof dat hij moet huilen. Ik zie het dorp in de verte. Het is nog zo ver weg. Ik tel de bochten, de oranje bocht! Meer water. Tuinslang, alles nat. En weer verder. Nog drie kilometer. Ik kan niet meer, maar ik weet dat ik het ga redden. Bij het dorp vlakt het zelfs wat af. Ik hoor de finish. Ik kan zelfs weer kracht zetten voor de laatste kilometer. Ik kan zelfs sprinten. Met mijn armen in de lucht kom ik over de finish. Binnen!

Met dank aan iedereen die aan me gedacht heeft. Jullie steun was de bries uit de vallei.

Mijn pet gaat af voor Wouter Baan, Eric van den Berg, Robert Muijsers en Lex Flex, dank voor de fijne gezelschap!

Storm, suiker en HIFF

Als een veertje vlieg ik langs Meadow Lane. Op een dunne landtong ligt de schier eindeloze, net nieuw geasfalteerde weg in westelijke richting, aan de zuidkant van Long Island, NY. Ten zuiden van het dorp Southampton, waar ik logeer. Aan de linker kant de Atlantische oceaan, verborgen achter de landhuizen en hun enorme tuinen. Aan de andere kant, wist ik, moest Shinnacock Bay liggen. Aan die kant ook huizen, maar minder veel. Ik kreeg af en toe een glimps te zien van een glinstering van water.

Ik fiets als een speer op mijn hybride en kan niet te veel links of rechts kijken. Ook mijn zonneklep zit enigszins in de weg. Het nieuwe asfalt is als een ijsbaan zo glad en makkelijk begaanbaar. De snelheidsmeter langs de kant (uiteraard niet op fietsers berekent) geeft 20 mijl aan. Ik verklap onmiddellijk dat er windkracht 8 staat. En in mijn enthousiasme ben ik nog niet zo ver om aan de terugweg te denken

Opeens valt alle bebouwing weg en heb ik weids uitzicht op Shinnacock Bay, een uitgestrekt meer, waar langs de kust al vele eeuwen de oorspronkelijke bevolking leeft, de Shinnacock Indianen. Nu op een zeer gereduceerd stukje land, het reservaat.

Shinnacock betekent rotsachtige kust. Indianen zijn, zoals overal langs de oostkust van Amerika en verder, de oorspronkelijke bewoners en veel namen herinneren daar nog aan. Ik blijf het tragisch vinden dat zo’n eeuwenoud volk (ze spreken zelf over duizenden jaren) zo slecht is behandeld en terecht gekomen. Ook hier. Verarmd, verpauperd en vaak, door de casino’s die succesvol door hen gerund worden, ook nog eens gokverslaafd in veel gevallen. Maar dat is een ander verhaal. Vorig jaar heb ik geschreven over de Lakota Indianen in de staat Wyoming.

Het meer is indrukwekkend groot en de storm maakt dat de watermassa voortdurend in beweging is. Het felle zonlicht weerkaatst in het woelende water en maakt de begroeiing van grassen, riet en waterplanten een intens groen en goud. Foto’s geven een impressie maar de schoonheid is niet te vangen. Wat is Gods schepping fantastisch. Op een plankier kan ik ongeveer 500 meter over de begroeiing richting het water lopen. Ik word bijna weg geblazen en hou mijn cameraatje stevig vast.

Ik vervolg uitgelaten mijn weg, Water, het doet iets met me wat geen ander natuurfenomeen voor elkaar krijgt, De weidsheid, de ruimte, de geluiden doen me vrijheid ervaren. De storm nog steeds in de rug fiets ik verder, nu op zoek naar een doorgang naar het strand aan de andere kant. Dat duurt even, maar hé, ik geniet!

Aan het strand laat ik me zandstralen. Zoek nog wat drijfhout en schelpen, maar de oogst is mager. Inderdaad, rotsachtige kust. Er liggen voornamelijk steentjes en stenen hier. Van die prachtig rond geslepen, witte stenen. Ik stop er een paar in mijn rugzak en begin aan de terugweg. Mijn tempo ligt aanmerkelijk lager nu. Ik kijk maar niet meer naar de snelheidsmeter, maar ploeg en worstel verder. Heel in de verte voor me zie ik nog een paar fietsers. Ik leef op wanneer ik merk dat ik ze langzaam inhaal. Dichterbij zie ik dat het een jong stel is. Met grote moeite komen ze vooruit. Ben ik competetief? Welnee. Ik span gewoon de benen nog iets meer in en wiel voor wiel kom ik in de buurt.

Mijn suikerspiegel begint te dalen, ik voel het. De inspanning is aanzienlijk en mijn lichaam merkt het. Maar ik ben nu zo dicht bij mijn doel, verder! Ik haal eerst de vrouw in, tralala. Het lijkt alsof het me geen enkele moeite kost. Met mijn Nederlandse fietservaring heb ik wel geleerd dat het energieverlies is om hevig met je bovenlichaam heen en weer te bewegen. Het gaat om je benen. Als ik de man voorbij fiets begint het zweten. Niet van de inspanning, ja ook, maar meer van de suikerdip. Ik fiets door. Ik laat me nu niet kennen natuurlijk. Gelukkig voor mijn zelfrespect is er een strandopgang, eindelijk, waar ik met goed fatsoen kan afstappen. Het stelletje zwoegt me voorbij, terwijl ik snel drie dextro’s in mijn mond prop.

===============================================================HIFF

In The Hamptons is het jaarlijkse Hampton International Film Festival gaande. HIFF. Eén dag begeef ik me onder het filmpubliek dat me een beetje doet denken aan het publiek van het Oude Muziek Festival in Utrecht. Veel senioren, die naast mij onmiddellijk snurkend in slaap vallen wanneer de film wat langzaam voortkabbelt. Ik overdrijf, maar even om een indruk te geven.

Ik heb twee films gezien, een Franse met Juliette Binoche, sterk maar zeer verdrietig. Camille Claudel 1915. Ik schrijf er een aparte blog over. En een tweede, op goed geluk, die ontzettend leuk en onderhoudend was. Een muziek-documentaire over Marvin Hamlisch. Wonderkind en Juliard School of Music graduate wil geen concertpianist worden maar ontwikkelt zich tot componist van vele, vele musical songs. Ik had nog nooit van de goede man gehoord, maar de documentaire was fantastisch.

Met een lunch samen met iemand van Grace Church en dinner met dochter en haar collegaatje, had ik een ware Hamptons day…I was sooo busy!

Kikker en fietsen

Ik ben aan het fietsen geslagen. Wie mij kennen weten dat ik liever lui dan moe ben en, áls ik dan moet bewegen, wandelen prefereer. Fietsen heb ik mijn hele leven gedaan. Naar en van school (waarbij de wind altijd draaide in mijn nadeel onder schooltijd. Heen wind tegen, terug wind tegen..). Naar de winkels, naar de kerk, naar mijn werk. Het valt me dus zwaar fietsen als iets te zien dat ontspanning brengt. Het is een noodzakelijk kwaad, laten we zeggen. Functioneel, handig, beter dan de auto, maar meer ook niet. Behalve misschien dan op windstille dagen

Edoch, nu de zwarte hond mij weer achtervolgt zocht ik naar een manier om flink te bewegen. Tenslotte schreeuwt iedere krantenpagina mij tegenwoordig toe dat bewegen de goeie therapie is. Ik liet me meeslepen door echtgenoot die een ware wielrenner is. En zowaar, na een uur of zo fietsen begon ik me beter te voelen. Het gemaal in mijn hoofd vermindert, ik voel me lekkerder en het beklijft langer dan het ene uur of wat.

Ik zit dus nu in de Kikker gaat Fietsen modus. Zelfs de wind houdt me niet tegen. Hoe meer wind des te meer beweging, dus minder gemaal.

Gezelschap

Sinds begin september hebben we    gezelschap. We wonen weliswaar in een kleiner huis hier in IJsselstein, een rijtjeswoning, maar één van de vorige huurders had ooit het briljante idee een appartementje te maken van de zolderverdieping. Grote verbouwde zolderkamer met Veluxraam, een hal waarin hij een keukenblokje plaatste, een douchecabine (jazeker!)  en een harmonicadeur voor de privacy. Met halogeenspotjes en al is het een zeer bewoonbaar plekje geworden.

Volgens mij verhuurde de man de plek als overnachting voor fietsers, iets wat in onze omgeving veel gedaan wordt vanwege de prachtige rivierenroutes.

Lek bij Ameide onderdeel van fietsroute langs Ijsselstein

Het enige dat ontbreekt is een WC, dat zou een hoop traplopen schelen en de bewoners geheel zelfstandig maken, op het koken na dan. Wie weet installeren we er nog ’s een.

Maar wat betreft het koken, dat is in ons geval wel net zo leuk. Met de vrienden die er nu sinds september bivakkeren eten we samen. Win-win heet dat :)! We koken (als we alle vier thuis zijn) om en om, drinken gezellig een glas wijn, dineren, ruimen op en loungen dan ’s avonds heel ontspannen op de bank, met de zapper in de buurt. Als er iets leuks is kijken we gezamenlijk. We hebben al heel wat leuke programma’s bekeken, vooral op de BBC, nog altijd grossier in goed gemaakte series zoals: Antiques Roadshow (soort kunst en kitsch), Country Life (over mensen die een huis zoeken op het platteland), Gentley (detective geheel geplaatst in de jaren ’60 bijv.), enz..

‘Mijn’ Scheveningse huis mis ik natuurlijk wel, maar dit huis in IJsselstein voelt al heel eigen en met het appartementje ideaal om gasten te hebben.