Hoe het na zes weken Korea is

10 punten

  1. Het allerleerste nieuwe is eraf. De eerste 3, 4 weken zijn we echt op vakantie. Alles is nieuw, of opnieuw herkennen. We verbazen ons over de moderne ontwikkelingen in het land. De wegen, de gebouwen, de winkels, de top voorzieningen overal. Het enige vieze hurktoilet dat ik ben tegengekomen was bij een Chinees restaurant in een buitenwijk. Alle toiletten zijn verder schoon, voorzien van alarmknoppen, sommige zelfs met een bidetbril. Het blijft wennen wat je met het gebruikte toiletpapier moet. Sommige WC’s hebben bordjes met de mededeling dat het papier in het toilet mag. Weer anderen vragen nadrukkelijk om het papier in de afvalemmer naast het toilet te gooien. In verband met verstopping. De meeste toiletten hebben papier in het toilet zelf. Maar, er zijn ook toiletten waar je eerst papier pakt en dan naar het toilet gaat. Daar kom je dus te laat achter! En met je broek op je enkels nog naar buiten schuifelen is ook zo wat. Een gewaarschuwd mens telt dus voor twee. Na de aanvankelijke “kijk nou’s!”-ervaringen, blijft de bewondering, maar de verbazing is minder zo aanwezig. We voelen ons thuis. Vooral als we na weg geweest te zijn, onze eigen, rustige wijk inrijden. Ha, weer thuis.
  2. Verbazing over alle leuke ervaringen in Cheonan (zie kaartje). Het is de stad waar we verblijven. Deze stad staat niet bekend om haar vele toeristische bezienswaardigheden. Het is een stad met veel hoogbouw en (automobiel)industrie. Bovendien functioneert het enigszins als overloopstad voor het onbetaalbare Seoul. Seoul ligt een uur ten noorden van Cheonan. Voor we hier kwamen was onze gedachte dat we het wel zouden zien. Gewoon rustig aan, wat meer schrijven en lezen en af en toe erop uit. En zo geschiede, met dit verschil dat we veel meer hebben gezien dan we dachten! Niet ver van ons vandaan bijvoorbeeld, ongeveer drie kwartier rijden, ligt Gongju. Een gebied met een oude geschiedenis. 1500 jaar geleden was dit de hoofdstad van het koninkrijk Baekje. Met veel overblijfselen, zoals een fort, de graftombes van een koning en koningin uit de 5e eeuw. Het museum dat de grafvondsten (in 1972 werden de tombes gevonden) toont is prachtig ingericht en er is veel te zien. In elk Nationaal Museum is trouwens ook een interactieve kinderafdeling. En ze zijn gratis! Verder is er in onze directe omgeving het Onafhankelijkheids Park, prachtig aangelegd, met veel bezienswaardigheden. Ook zijn er een aantal tempels, die we bezochten, en galerieën. Zo langzamerhand ontdekken we steeds meer.
  3. We blijven onder de indruk van de vriendelijke behulpzaamheid van de Koreanen. Zo gauw je iemand aanspreekt om hulp zal hij/zij hun uiterste best doen om je te helpen. Ik probeer het vaak eerst in het Koreaans, maar de jongere generatie gaat vaak over op Engels. Ze hebben er duidelijk plezier in dat te spreken. Ook goed.
  4. Mei is een fantastisch seizoen om Korea te bezoeken! De natuur komt tot bloei! Azalea’s zijn overal te zien. De pioenrozen en de rozen bloeien volop. Bloemen als coreopsis hebben zich overal verspreid en vormen zeeën van geel langs de wegen. De dagen zijn warm, maar de nachten verrukkelijk koel! Nu het half juni is merk je het verschil. De nachten blijven rond de 20 graden en overdag is het echt heet. Ik loop nu ook met een paraplu (parasol, ja) soms, net als veel Koreaanse vrouwen. Het scheelt echt. Dat wij hier vroeger zonder airco woonden kan ik me moeilijk nog voorstellen. We proberen die niet teveel te gebruiken, maar soms is het nodig om de kamertemperatuur weer onder de 27 graden te krijgen. In Nederland kennen we die hitte tegenwoordig ook natuurlijk. Maar hier geen schommeling in temperatuur. Eenmaal warm, blijft het warm.
  5. Niet elke dag Koreaans meer eten. De eerste weken konden we geen genoeg krijgen van het Koreaanse eten. Dat heerlijk is, gezond en gevarieerd. Pittig, maar niet altijd. Toch kreeg ik na een tijd zin in een westerse maaltijd. Aardappel, broccoli en kip. Zo gepiept natuurlijk. Alles is hier te koop en van goeie kwaliteit. Het is niet spotgoedkoop, zoals ik al eerder schreef. Vooral het biologische groente en fruit is, net als in Nederland, aan de dure kant. Bepaalde dingen zijn haast niet te vinden of bizar duur. We zochten overal naar zwarte thee. ‘Gewone’ thee, zeg maar. We houden niet zo van kruidenthee of thee met smaakjes, of groene thee. Maar vergeet het, alles te kust en te keur, behalve zwarte thee. Wel gevonden, in een Chinese winkel. En later in een super, maar vraag niet wat we ervoor betaalden. Ook filterkoffie is erg duur. Ondanks het feit dat het met liters tegelijk wordt gedronken, overal. Ice coffee, Latte coffee, Cappucino coffee, ice of hot en ga zo maar door.
  6. Ik mis mijn tuin Ons tijdelijke huis hier heeft een grote voortuin. Toch mis ik het geteutel in mijn eigen tuin in IJsselstein. Met mijn handen in de aarde, zaaien, verplanten, naar een kwekerij gaan. Het is echt een hobby waar ik veel tijd mee doorbreng. De tuin hier is eenvoudig. Een border met vaste planten, grasveld en wat bomen. Keurig. Weinig in te doen, behalve wat onkruid weghalen…
  7. De hitte went Ik zag het meeste op tegen de hitte. Maar ik merk dat door de geleidelijke stijging van de temperatuur het toch went. Nu begint de vochtigheid toe te nemen, dus dat is afwachten. Warmte en regen is niet zo’n lekkere combi. Bijzonder hoe Koreanen over het algemeen, in mijn ogen, warme kleding dragen. Lange mouwen, ook als het heet is, spijkerbroeken, eigenlijk altijd huid-bedekkende kledij. Bruin worden is hier absoluut geen schoonheidsideaal, integendeel. Hoe witter de huid, hoe mooier. Bloot is ook cultureel niet helemaal passend. Korte broeken zie je nauwelijks, meest gedragen door jonge vrouwen, maar toch, een uitzondering. Shirts met spaghetti bandjes eveneens. Nu het warmer wordt zie je wel steeds meer natuurlijke materialen als linnen en zo.
  8. De taal valt tegen. Hoewel we ons redelijk verstaanbaar kunnen maken valt het spreken in de taal tegen. Verstaan gaat, mits men niet te snel spreekt, maar dan zelf zinnen formuleren, da’s andere koek. Vooral als na je beste poging iemand je glazig aankijkt. Het is alsof ze zeggen ‘die taal ken ik niet’. Dan realiseren ze zich dat het Koreaans is, waarschijnlijk met een raar accent. Nou ja, we blijven ons best doen.
  9. Wat is de natuur mooi. De natuur in Korea is prachtig. De vergezichten met de golvende heuvelruggen, met daartussen de gifgroene rijstvelden, de naaldbossen, het blijft ons betoveren.
  10. Wat is de architectuur lelijk. De steden blinken niet uit door de architectuur. Er zijn veel enorm hoge wolkenkrabbers en grote, logge gebouwen met warenhuizen en supermarkten. Verbazingwekkend genoeg, staat er dan daartussen opeens een tempel. Of een oud Koreaans huis met zo’n typerend, golvend dak van dakpannen. Maar de meeste steden zijn in het centrum een chaotische mix van winkeltjes en kleine restaurantjes. Vaak gerangschikt naar categorie. Voor schrijfwaren moet je naar die ene straat, met 100 winkeltjes in schrijfwaren. Voor huishoudelijke spullen weer naar een andere straat. Vandaar dat de warenhuizen populair zijn: alles onder een dak en in de winter warm en ’s zomers koel. Wat de restaurantjes betreft, je vraagt je af hoe die allemaal kunnen bestaan. Er zijn er zoveel dat je de indruk krijgt dat de ene helft van Korea voor de andere helft kookt.

Cheonan is het blauwe cirkeltje op de kaart

Van Super naar Hyper –

Winkelen in Cheonan, Zuid-Korea

De echte warmte is gestart, dacht ik vorige week. Dertig graden en met 65 % vochtigheid voelde het weer zwaar en drukkend. Ik moest er aan wennen, dus geen gezeur, het wordt nog veel warmer en vochtiger straks. Gelukkig nu nog niet direct, bleek later. Ik had net de jassen in de koffer terug gedaan, niet meer nodig, meende ik, toen de temperatuur weer duikelde. Het lijkt net Nederland. Onvoorspelbaar weer vooralsnog. Ik genoot stiekem wel van de koelte. Inmiddels is het weer heet, 27 graden.

Winkels

Vorige week gingen we een lading boodschappen halen. Het makkelijkst zijn de grote supers die wat betreft afmetingen de XL AH overtreffen. We struinden wat rond. Ik vind het leuk om tussen al het aanbod te neuzen, op zoek naar interessante dingen die ik niet ken, of zou willen meenemen naar Nederland straks. Ik moet me inhouden, want echtgenoot is zeer doelgericht en zou in een kwartier klaar zijn. Maar hij liet me geduldig begaan. Veinsde zelfs interesse, af en toe. Maar na een minuut of twintig begon mijn hoofd raar te voelen. Het gevoel dat er een bult op groeit die dreigt te ontploffen, zoiets. Enorme winkels hebben vaak dat effect op me. Het Ikea-effect, zeg maar. Eindeloos veel keus, almaar kijken, turen en peinzen.
‘Kan ik dit gebruiken?’
‘Oh, dat is handig!’
‘Dat lijkt me lekker!’
En ondertussen ook nog het Koreaans vertalen. Het lijkt wel of ze hier veel langere zinnen nodig hebben om iets eenvoudigs op een bordje te zetten. Ik peins en google me suf. Google translate is overigens een fantastische hulp. Hoe deden we ooit zonder? Al dat getuur en gedrentel kwam me op een hypo te staan (lage bloedsuikers). Ik kon me nog net naar een café slepen in de buurt. Daar kon ik wat koolhydraten naar binnen werken in de vorm van een scone met koffie.

Van Super…

Vroeger, toen we hier woonden, in de jaren tachtig, winkelde ik ook bij een supermarkt. Die heette De Internationale Super en stond ook op een markt die Internationaal heette. Waarom is me nog steeds niet duidelijk. Misschien omdat er op straat hier en daar spullen uit de Amerikaanse PX (winkel op de legerbasis) werden aangeboden? In mijn super was er behalve hele vieze Gerber babyvoeding, niks buitenlands te koop. Maar er lag van alles in de schappen dat een beetje leek op wat we gewend waren. Het smaakte absoluut niet hetzelfde, maar alles went. Oploskoffie, oplosthee, geperste blokken ham, Koreaanse peanutbutter, in Koreaanse letters omgezet in ‘Penusse’- butter. Die uitspraak leverde altijd hilariteit op bij onze kinderen, uiteraard.
Het was makkelijk boodschappen doen. De keuze was beperkt en na nog wat stalletjes af te zijn gegaan, was ik klaar. Taxi roepen en naar huis. Oh ja, eerst was er nog de groente en fruit markt waar 1e klas kwaliteit spul werd verkocht. Hotels kochten er ook in.

…naar Hyper

De hypermarkten zijn populair. Er is een overvloed aan spullen. Groente, fruit, vis (vers), vlees (vers) en een eindeloze voorraad aan Koreaanse etenswaren, verpakt of onverpakt. Soorten kimchie, soorten gezonde drankjes, veel snacks en koekjes. Zowel Westers als Koreaanse.
Het valt me op, dat er ontzettend veel plastic gebruikt wordt, veel meer nog dan in Nederland. Ik vind het een lastige keuze. Kies ik voor overdadig in plastic verpakte groentes zonder pesticiden? Of voor de onverpakte groentes op de gewone markt, waar ik niet van weet hoeveel pesticiden erop zitten? Die worden nog veel gebruikt. Al is er duidelijk een markt voor onbespoten groente en fruit, zie citaat onderaan. Vlees is ontzettend duur geworden. Nog meer motivatie om het weinig te eten. Ik heb nog geen biologisch vlees gezien. Wel nadrukkelijk ‘zonder antibiotica’. Er was weinig diervriendelijkheid vroeger, of het nu veel beter is?
De make-up en verzorgingsindustrie is mega! Ik hoorde, vlak voor we vertrokken naar Korea, van mijn neef hoe populair die spullen ook in Nederland zijn. Ik kreeg van hem een cadeaubon voor een van de winkels in Nederland. Grappig. K-pop en make-up, twee export producten. Je ziet hier ook jongens trouwens met lipstick en make-up.

Het gebouw waarin Emart en Shinsaegae (duur merken warenhuis), samen zijn te vinden.
Foto van internet, Stephane Christian

Conclusie: winkelen in de grote hypermarkten heeft voordelen.
Er is parkeergelegenheid. Je kunt zonder aandringen van verkopers rustig je keuze maken. Er is veel biologisch aanbod. Je kunt er werkelijk bijna alles vinden. Behalve gewone Breakfast Tea. Eindelijk gevonden in een Chinese winkel. Oh en het is er op een hete dag lekker koel!

Nadelen? Je mist de sfeer van de openluchtmarkten. Die zijn er nog steeds. Er is zo’n groot aanbod. Dit is voor HSP’ers en ADD’ers enigszins overweldigend. en de prijzen liggen wat hoger.

Heel blij trouwens met deze trend:

Health and Sustainability are increasingly influencing purchasing decisions. South Koreans show a higher willingness to pay for healthier and environmentally friendly products with minimal packaging. This trend is driving retailers to launch products with less sugar, fewer artificial ingredients, and more nutrient. Gourmet.Pro

Tempel, koffie en dumplings, maar dan anders

Het is warm geworden. En vochtig. Ik merk dat ik er wat sloom van word. Ook aan de felheid van de zon (die schijnt nu heel regelmatig) moet ik wennen. Volgens echtgenoot staat de zon hier (in Zuid-Korea) rechter en hoger boven ons dan in Nederland en heeft daarom meer kracht. Om hoofdpijn te voorkomen draag ik nu sneller een zonnebril dan in Nederland en heb ik toch maar een hoedje aangeschaft. Ik heb er een hekel aan, omdat het warm is en omdat mijn haar er zo geplet onder vandaan komt. Oh, en ik krijg ook jeuk op mijn hoofd ervan. Maar goed, alles beter dan hoofdpijn. Dus ik draag vanaf nu mijn Koreaanse pothoedje.

We gaan er bijna iedere dag op uit. En ontdekken altijd wel iets nieuws bij toeval. Zoals gisteren. Ons reisdoel was Gagwonsa, een Boeddhistische tempel, een half uur rijden van ons huis. Tempels staan meestal op mooie plekken in de natuur en zijn alleen daarom al toeristische trekpleisters. En natuurlijk is er de architectuur en de historie van de gebouwen, vaak bewaard gebleven door de eeuwen heen.  Ondanks oorlogen, die grote delen van Korea verwoestten, ontsnapten de tempels daaraan door de afgelegen plek waarop  ze stonden.

Daar profiteren we dus in het heden van. Onze tempel is niet erg oud, blijkt als we de informatie erop nalezen.  In 1977 gebouwd en speciaal gewijd aan de hereniging tussen Noord- en Zuid-Korea. Tussen de twee landen heerst al sinds het einde van de oorlog in de jaren vijftig een wapenstilstand. Er is nooit een vredesverdrag gekomen. Dit tot groot verdriet van veel oudere Zuid-Koreanen, die dit nog altijd als een open wond ervaren.

We lopen het terrein van de tempel op. Een tempel bestaat altijd uit meerdere gebouwen. Plekken waar de monniken wonen, en gebouwen waarvan de functie me niet duidelijk is. Het hoofdgebouw bevat de beelden van de Boeddha en metgezellen. Indrukwekkend om te zien, zo’n immens beeld van ‘goud’ omringd door allerhande attributen met symbolische waarde. Ik besef daar weer waarom het christelijk geloof  kaal moet lijken als je bent opgegroeid met dergelijke idolen.

We trekken onze schoenen uit en stappen de tempelhal binnen. We pakken twee kussens van de stapels langs de kant en gaan op de glanzend gepoetste houten vloer zitten. We kijken rond en ondergaan de serene sfeer in de hoge, ruime hal. Er klinkt zachte muziek, mensen knielen en buigen eerbiedig met het hoofd naar de vloer. Twee, drie keer, gevouwen handen omhoog geheven. Sommigen herhalen het voor meerdere altaren, steken wierook en kaarsen aan. Beter dan in de Europese kathedralen, waar toeristen minder respectvol rond lopen, met camera’s en buggy’s. Je hoeft niet te aanbidden, maar wel respect tonen.

Er komt een gezinnetje binnen, vader, moeder en twee jonge kinderen. Op een half-drafje. De jongens hebben allebei een zakje met rijst bij zich. Moeder dirigeert ze naar het hoofdaltaar om de zakjes daar neer te leggen, als offer. De jongste wil het eerst niet, maar krijgt de kans niet om rond te dollen. Hop, hop, geld in de collecteton, handjes bij elkaar en het hoofd buigen. Bijna rennend komen ze vervolgens naar waar wij zitten, leggen een paar kussens neer en knielen. De jongste vindt dat kussen wel lekker om even op te rollebollen, maar daar komt niets van in. Hoppa, net als pa, ma en grotere broer in de rij, naast elkaar. En dan tegelijk armen omhoog, met de handen tegen elkaar en buigen, door de knieën en het hoofd op de vloer. Synchroon.

Een jonge man voor ons herhaalt het staan, knielen, buigen tot op de grond, wel tien keer. Een intens gebed dus. Buiten de tempelhal hangen grote spandoeken met aankondigingen van wat er allemaal te doen valt de komende tijd. Je kunt er cursussen volgen, een aantal dagen komen bidden, op retraite komen. Een actieve tempel dus. Ik zie verder geen monniken of andere bewoners. Verderop, nadat we een trap op zijn gelopen, zien we nog het enorme beeld (15 m hoog en 60 ton zwaar) van een Boeddha, in brons gegoten. Op de achtergrond de contouren van Teajosan mountain.

Koffie

Genoeg gezien. We gaan op zoek naar een plekje om koffie te drinken. Mijn bloedsuiker is wat onvoorspelbaar, misschien door de warmte? Sneller moe en beetje gammel. We rijden op goed geluk ergens een parkeerplek op waar een bordje Ka-pie (verKoreaanst, Engels woord voor Coffee) hangt.

Het is een ontzettend leuk café, met heerlijke koffie en nog lekkerder gebak. Er staan overal planten, er hangt kunst, kortom een toevalstreffer. Zeker een tweede bezoek waard. De eigenaar vertelt dat hij uit Busan komt, de stad waar wij acht jaar woonden, in een ver verleden. Dat schept een band. De chocolade taart is verrukkelijk. Het gebak in Korea is 1000% beter dan in de jaren tachtig. De eigenaresse laat ons heel enthousiast alle kunst zien die aan de muur hangt. Het ene schilderij beter dan het andere.

Park en dumplings

We besluiten nog wat rond te wandelen, want het restaurant dat ik heb gevonden via Naver, de Koreaanse equivalent van Googlemaps (werkt hier niet voor autoroutes) gaat pas om vijf uur open. We hebben zin in dumplings, kleine loempia’s, zeg maar. We parkeren de auto er vast (goeie zet blijkt later) en verkennen het grote park ertegenover. Prachtig aangelegd, voor elk wat wils. Trim trajecten, wandelroutes, grote grasvelden om te spelen, veel gedenktekens (geen park hier zonder monumenten). Maar ook beeldende kunst. We zeggen tegen elkaar dat het zo fijn is om gezinnen te zien. Ouders met kinderen, die samen spelen. Of echtparen, stelletjes, hand in hand. Dat zag je niet in ‘onze’ tijd. Man en vrouw besteedden toen nog bijna exclusief hun vrije tijd gescheiden van elkaar door. Nu zie je trotse vaders met hun kroost, echtparen diep in gesprek met elkaar verwikkeld. Positieve verandering.

Eindelijk is het tijd om te eten. We hebben er zin in. Als we aankomen bij het restaurant is het een gekkenhuis. Auto’s die wachten in een rij om te kunnen parkeren. Wij hebben blijkbaar iets niet goed gedaan want de eigenaar moppert dat we een telefoonnummer achter hadden moeten laten. Onze auto steekt wel een meter te ver uit…we snappen er niks van maar verzetten braaf de auto. Binnen is het barstensvol, maar er is voor ons een tafel gereserveerd. Verrassing. We willen gebakken loempia’s bestellen, maar die zijn er niet gebaart de vrouw die ons bedient. Iedereen krijgt hetzelfde. Goed. Ook prima. We zullen wel zien. Na nog geen drie minuten komt er een pan met rijke inhoud. Pittige soep met daarin paddenstoelen, koolblaadjes, met hele dunne plakjes vlees ertussen, tauge. Het ziet er heel kunstig uit! De pan wordt op de elektrische kookplaat gezet.

En nu? De vrouw die het bracht legt uit:
‘De soep moet eerst koken. En dan eet je eerst de paddenstoelen, dan de andere groentes en dan pas de dumplings’. Dat zijn die balletjes.
Er staat ook een schaaltje met verse noodles en extra dumplings op tafel. Echtgenoot heeft honger en wijst verlangend naar de noodles. En die?
‘Nee, die eet je het allerlaatst.’ When in Rome…

Het was heerlijk. Igo jip blijkt razend populair te zijn. Onze tweede toevalstreffer vandaag

Wat we aten in Igo zip (Mandu House)

.

Wat cultuur, onverwachte ontmoetingen en regen

Het is tijd om een cultureel uitstapje te maken. We zijn er iedere dag wel op uit geweest, maar meestal in verband met boodschappen, kerk en meer noodzakelijke inkopen zoals een pyjamabroek met lange pijpen omdat het veel regent en nog zo koud is ’s nachts. Ik verdring de naam van de winkel waar ik die kocht. Een zaak die ik in Nederland oversla vanwege de slechte reputatie op het gebied van arbeider uitbuiting en fast fashion. Maar ja, ik kon zo gauw niets anders vinden en ik had het echt nodig. Wees niet al te rechtvaardig, staat er al in de bijbel.

We ontdekten als bij toeval (verkeerde afslag) het ‘echte’ centrum van Cheonan. Moderner dan de wijken waar wij tot nu toe waren. Maar de hele stad maakt toch een wat verwaarloosde indruk. Het wordt wel steeds meer een voorstad van Seoel, waar huisvesting net als in Nederland, onbetaalbaar aan het worden is. Dat zal ongetwijfeld modernisering met zich meebrengen.

Cultuur om de hoek

Tijd voor een cultureel gebeuren. Daar hoefden we niet ver voor te rijden. Bijna om de hoek bij ons staat het Nationale Monument van Korea, de Independent Hall. Een uitgestrekt complex met grote gebouwen, prachtige landschapsparken en indrukwekkende monumenten, alles in het licht en ter ere van de geschiedenis en onafhankelijkheidstrijd van de Republiek Korea. Indrukwekkend.

In de eerste tentoonstellingsruimte krijgen we een mooi overzicht te zien van de lange geschiedenis van het Koreaanse volk. Koreanen zijn trots op hun land. Dat merk je aan de afmetingen van de gedenkmonumenten, de taal en de vlaggen! Vaak kom je bij de installaties de zinsnede tegen dat iets het hoogste, grootste, oudste enzovoort is. We raken bij het kijken weer onder de indruk van de inventiviteit van het Koreaanse volk. Lang en vaak onderdrukt, maar toch stand gehouden en hoe.

Boekdrukkunst uitgevonden in 1450 door Gutenberg? In Korea bestond de boekdrukkunst al in de 14e eeuw. In 2021 werd een archeologische vondst ten toon gesteld in het Nationaal Museum in Seoul. Een pot met metalen drukletters, gebruikt voor boekenprint. En nog wel van het unieke Koreaanse alfabet. Dat alfabet werd samengesteld in opdracht van een van de koningen om iedereen (vrouwen en gewone mensen die geen Chinese karakters leerden) in staat te stellen te kunnen lezen. De vondst was uniek.

Het oudst bewaard gebleven boek dat met losse metalen typen werd gedrukt, is een Koreaans boeddhistisch boek uit 1377.

De houten blokprint gaat nog veel verder terug. In een tempel in het zuidoosten zijn tienduizenden houten drukplaten uit het midden van de 13e eeuw bewaard gebleven waarop Heilige Boeken van het Boeddhisme staan en andere belangrijke regeringsdocumenten. De platen zijn te zien nog steeds te gebruiken!

Het is maar een voorbeeld van hoe ingenieus men is hier. In het museum zagen we bijvoorbeeld een replica van de in Korea befaamde schildpadboot van een generaal uit de 15e eeuw.

We zijn na de eerste expositie behoorlijk verzadigd. Aan de volgende zes (!) tentoonstellingsruimten komen we vandaag niet meer toe. Toegang tot het hele complex is gratis dus we komen zeker terug. We wandelen rond en bewonderen de uitbundig bloeiende azalea’s, snuiven de zoete geur op van de blauwe regen. De parasoldennen, in al hun grillige vormen, staan door het hele park verspreidt. Ik vind ze prachtig. Ze geven het park een echt Oosterse sfeer.

Ontmoeting

We drinken ergens op het terrein nog een slappe bak koffie met een lokale lekkernij, Hodoe Kwaza. Een bolletje dunne cake gevuld met walnootpuree en in het midden een knapperige walnoot. Lekker! Na in de karpervijver de enorme vissen bekeken te hebben (ze worden de hele dag gevoederd…) keren we huiswaarts. Maar net voor we bij de uitgang zijn horen we onze naam roepen: Batteau! Verbaasd kijken we om en ja hoor, daar staat een (gepensioneerde) docent, met zijn vrouw, van de theologische opleiding waar echtgenoot ooit les gaf. Een hartelijk weerzien. De zondag daarop gaan we met hen mee naar de kerk. Een minikerkje. De dominee met zijn vrouw en vier kinderen en nog een man of acht meer. Opmerkelijk. Maar we worden er allervriendelijkst ontvangen, eten er de lunch mee en zijn weer een ervaring rijker.

Eerste trip naar Emart: obstakels onderweg

Het is de eerste dag dat we er gedurende ons tijdelijke verblijf hier in Cheonan Zuid-Korea op uit gaan. We zijn uitgerust van de lange reis en hebben boodschappen nodig. We vonden een grotere supermarkt via Google dus we vertrekken die richting uit.

De auto via onze Home-Exchange start zonder problemen, ondanks een maand stilstand. De navigatie zetten we van het Koreaans naar het Engels kunnen verzetten, en we weten waar we naar toe willen. Een grote supermarkt, de Emart, ongeveer 20 minuten rijden, richting het centrum. Helaas is er niets dichterbij zoals er in Holland in iedere wijk een redelijk grote super staat. Hier heb je buurtwinkeltjes, maar behalve veel snoep en pakjes cake en wellicht wat melk kun je daar niet kopen. Waar wij nu verblijven is overigens geen stad als Seoel, maar meer een provinciestad. En dan staat ons huis aan de buitenkant, richting het platteland.

We gaan van start. Via een paar steile straatjes in onze buurt, met mooie, grote huizen en nog mooiere tuinen met overal bloeiende azalea’s, komen we op de snelweg. Na ongeveer tien minuten bedenken we, dat we de envelop met contant (Koreaans) geld thuis hebben laten liggen. En ik mijn portemonnee. Maar goed stellen we elkaar gerust, we hebben vier creditkaarten op zak, dus geen zorgen. Overal in Korea kun je met creditkaart betalen, heeft men ons verzekerd. Ook de tol op de snelwegen.

De tol

De eerste tolpoort nadert. Kosten W1500, omgerekend E 0, 90. We leggen de visacard in de hand die uit het raampje steekt, maar die komt even zo snel weer terug. “Andae!” (werkt niet).
Ok, tweede poging, geen succes. Geen van de vier kaarten wordt geaccepteerd. Nu verschijnt het gezicht van de dame bij wie de hand hoort. Ze ziet buitenlanders en meent onmiddellijk dat we haar beter verstaan als ze hard gaat schreeuwen.
‘Geld, geld’, gilt ze in het Koreaans. Of we geen pasje hebben?
Nee, dat hebben we niet.
Contant geld dan?
Beschaamd moeten we toegeven dat we ook dat niet op zak hebben.
Verdwaasd kijkt ze ons aan. Niet eens zo’n klein bedrag op zak, zie je haar denken, van welke planeet zijn die lui hier geland?
Ik roep in mijn beste Koreaans haar toe dat we gisteren pas zijn aangekomen! Misschien schenkt dat haar wat mededogen.
‘Dan ga je nog niet zonder geld de deur uit’, gilt ze. Terecht.
Mijn Koreaans is niet toereikend om uit te leggen dat iedereen had gezegd dat een creditkaart volstaan zou.

Achter ons vormt zich een rij auto’s die ongeduldig beginnen te toeteren. Het zweet begint zich op mijn rug te vormen, maar echtgenoot blijft rustig. Gefrustreerd duwt de dame ons een formulier in handen. Telefoonnummer! Dat moeten we eerst nog opzoeken want er zit net een Koreaanse simkaart in de telefoons.

Dan mogen we door.

De geldautomaat

Het eerste obstakel achter ons, haasten we ons naar de Emart. Het eerste wat we zullen doen daar is bij een geldautomaat een smak geld opnemen. Om de boodschappen te betalen (stel je voor dat hier onze pas ook niet werkt…) en de tol op de terugweg! Niet weer zo’n zenuwslopende ervaring!

Na enig zoeken vinden we een geldautomaat. Opluchting! Pasje erin, bedrag geld ingetoetst en tappen maar.
Hap. Slik, zegt de automaat. Weg pasje. Alle knoppen ingedrukt, een paar flinke bonzen op het apparaat, in het gleufje gegluurd of we iets zagen, maar tevergeefs. Pasje weg en geen flappen.

Een vriendelijke Koreaan die de automaat naast die van ons gebruikt biedt hulp aan. Hij spreekt gelukkig (en graag) Engels. Hij belt de storingsdienst voor ons. ‘We komen eraan!’, is de boodschap, maar het kan even duren. We babbelen de tijd vol. Het duurt meer dan een half uur voordat een monteur eindelijk de muil van de machine openbreekt. Hij tovert ons pasje tevoorschijn.
Onbeschrijfelijk geluk ervaren we, wanneer we vijf minuten later met een stapel KWonbiljetten de supermarkt instappen.

Het apparaat wordt opengebroken

Later bij de kassa werkt ons pasje wel.

Dit was het eerste ‘uitje’. Een hoop geleerd!
Altijd contant geld bij je hebben.