Waar keek ik naar?

Wat een vervreemdende ervaring afgelopen dinsdag! 

Om 11 uur ’s avonds kondigde president Yun van Zuid-Korea plotseling de staat van beleg af in het land. We wisten niet wat we hoorden! We hadden net geboekt om er volgend jaar weer heen te gaan.

Nu besef ik dat het land niet bij iedereen in het centrum van de belangstelling staat.Toen wij 45 jaar geleden gevraagd werden er te gaan wonen en werken, moest  ik ook eerst op de kaart kijken waar het lag.

Korea en de buurlanden

We kwamen er aan januari 1980, net toen in die maand de staat van beleg was afgekondigd. De president (dictator) was eind ’79  vermoord door zijn eigen lijfwacht en de macht werd overgenomen door het leger. De situatie was gespannen, hoewel we daar weinig van meekregen.

Nu was het 2024. Zuid-Korea was en is al decennia een democratie. Chaotisch en met behoorlijk veel polarisatie. Maar toch. Vrij, met een onafhankelijke pers en gescheiden machten van recht en overheid. Echter, de president kon dus toch zomaar de staat van beleg afkondigen? Ja, dat blijkt. Dat kon hij als opperbevelhebber van het leger doen. Gelukkig was er in de grondwet in voorzien dat het parlement daar weer een eind aan kon maken. Vandaar dat het leger uitrukte, met helicopters en troepen om te voorkomen dat de parlementsleden zich als een speer konden verzamelen (het was middenin de nacht!) om de wet weg te stemmen. Je zag wel wat schermutselingen, maar mijn indruk was dat als het leger echt had gewild, er geen hond dat gebouw binnen was gekomen. Iedereen bleek, ook politie en leger, gewoon flabbergasted!

President kondigt staat van beleg af

In 1980 was er bepaald geen sprake van halfhartigheid! Er werd streng en hard gehandhaafd. Niet na 12 uur ’s avonds naar buiten. De pers werd zwaar gecensureerd. Onze Time Magazine was altijd bewerkt met zwarte stift als het over de situatie in Korea ging. Geen enkele vorm van kritiek werd toegestaan. Veel dissidenten verdwenen in de gevangenis. En er vielen doden. Een zwarte bladzijde in de geschiedenis van het land is wat er gebeurde in Kwangzu. Studenten die in opstand kwamen tegen de arrestatie van hun politieke leider, werden keihard aangepakt. Er vielen honderden, zo niet duizenden doden. De lezingen verschillen. De Koreaanse schrijfster Han Kang, zelf afkomstig uit Kwangzu, die laatst de Nobelprijs voor de Literatuur won, schreef er een aangrijpende roman over

En, ook toen, altijd met de rechtvaardiging dat het land beschermd moest worden tegen communistische, Noord-Koreaanse invloeden. Bij iedere zweem van sympathie voor Noord-Korea kon je rekenen op arrestatie en gevangenisstraf. De man van onze hulp,  die een adres van iemand in Noord-Korea doorgegeven had aan een familielid, werd veroordeeld tot jaren gevangenisstraf. 

Die staat van beleg duurde tot 1987. We hebben de eerste democratisch verkozen president nog meegemaakt. Koreaanse politiek is altijd licht chaotisch en vol van heftige tegenstellingen gebleven. Veel persoonlijke machtslust, waardoor corruptie op de loer ligt. En vaak toeslaat. De grootste tegenstelling lijkt te zijn dat de ene groep toenadering tot Noord-Korea wil om ervoor te zorgen dat de gespannen relatie wat genormaliseerd wordt. Er is immers officieel nog steeds sprake van een wapenstilstand tussen de twee landen, niet van vrede. 

President Kim van Noord-Korea (Supreme leader…) en Moon Jae-un, president van Zuid-Korea in 2018.

De andere groepering, de  conservatieven, zijn vuurbang voor toenadering met de communisten. Er heerst angst voor de extreme  repressie van het Noorden en de herinnering aan de vreselijke burgeroorlog in de jaren vijftig wordt levend gehouden. Hele families werden uit elkaar gescheurd, met name veel christelijke gezinnen. Wie achterbleef kwam in kampen terecht, in veel gevallen. Ook nu worden grote aantallen christenen en dissidenten gevangen gehouden in werkkampen. Indertijd was Pyongyang ( nu in het Noorden) het Jeruzalem van Korea. Honderduizenden gelovigen vluchtten naar het Zuiden. In de jaren tachtig maakten wij sommigen van hen, of hun  kinderen nog mee. Ze droegen een diep verdriet mee dat tijdens de kerkdienst zich vaak uitte door gehuil en geweeklaag tijdens gebeden.

Dat is, denk ik, onder andere de achtergrond van het feit dat veel christenen president Yun steunden. Niet in zijn laatste rare beslissing. Het Nederlands Dagblad meldt dat de grote meerderheid van behoudende christenen in Korea, Yun niet steunden.

Net als Trump wordt Yun (en zijn vrouw) verdacht van corruptie. Er dreigen rechtszaken zo gauw hij president af is. Dus lijkt het erop dat hij blufpoker speelde. Tot nog toe is er nog niets van hem vernomen. 

Wat gaan we vandaag doen?

Het is de laatste vakantieweek in regio midden.
Ik fiets door mijn woonplaats en zie her en der moeders wandelen, vergezeld door hun kinderen in basisschoolleeftijd, die aan hun zoveelste ‘leuke’ dag beginnen.
Wat zullen we vandaag weer eens gaan doen?
En moeder (toch wel vaak de moeders…), die de vakantie meer dan zat is, verzint iets waarbij ze zelf ook enigszins baat heeft. Niet weer de zoveelste speeltuin of Monkeytown, Kidcity of hoe ze ook maar heten mogen.
Meestal wordt het een tochtje naar het stadje, zoals we hier ons centrum noemen. Niet de ‘stad’ maar het ‘stadje’. Sloffen door de winkelstraat, moeder aan de telefoon, verveeld hangen bij het Kruidvat of de Action

De Kringloop is op zo’n ‘wat – kunnen -we – nu – weer ‘s- verzinnen’ dag ook een trekpleister. Daar is altijd speelgoed te bekijken en meer ruimte om rond te rennen. En al ben je het niet van plan, je vindt altijd wel wat, nietwaar?

Ik ben toevallig ook op een Kringloopuitje, (in mijn eentje) en hoor de gesprekken in de achtergrond.
Om de twee seconden een gil, ‘Ma-am!’
‘Ja-haaa’, is het vermoeide antwoord, want het is de duizendste ‘Ma-am’ die dag. En het is nog maar 1 uur.
‘Kom ’s kijken!’
‘ Stra-aks!’ met nauwelijks beheerst ongeduld. Laat me nu even met rust…

Ik voel mee. Lange vakanties stellen op de proef, zowel ouders als kinderen. Iedere dag weer inhoud geven, van de vroege ochtend tot bedtijd, is een uitdaging. Uiteraard een luxe probleem, pas ontstaan toen we zo welvarend werden dat het begrip ‘vrije tijd’ ontstond.
Luxe of niet, het is de realiteit en de schoolvakanties zijn lang.

Korea

Ik denk terug aan de lange vakantiemaanden toen we nog in Korea woonden, in de jaren tachtig. In mei stopte de school al voor onze kinderen. Dan ging een van de gezinnen met verlof en het andere bleef achter, met drie maanden de kinderen thuis. De opleiding waar echtgenoot les gaf, stopte niet, maar had juist in die periode examens en er waren dus stapels en stapels papieren om na te kijken. Veel tijd voor ‘uitjes’ met hem was er nog niet dan.
Wat was er te doen voor de kinderen? Niet veel eigenlijk. Ik vraag me nu dus eerlijk af wat ze in vredesnaam al die tijd deden. Winkelen was geen optie. Niet dat die er niet waren, maar niet te vergelijken met winkels van hier. Meer markten, waar onze kinderen (en ik) gek werden van de drukte en de aandacht, dus dat was geen uitje.

Ze waren enorm vindingrijk, nu ik er over nadenk. Het ontbreken van alle vormen van electronisch vermaak zal daar wel aan hebben bijgedragen. We keken regelmatig video’s (VHS), dat wel. Maar overdag was er, behalve hun eigen fantasie, weinig extern vermaak. Ze waren creatief. Uren brachten ze door met schilderen, tekenen, knutselen, meestal gadegeslagen door mij, die daar niet heel goed in was. Ik zorgde voor de spullen en bleef in de buurt om eventuele conflicten te beslechten, ervoor te zorgen dat de muren niet geverfd werden en natuurlijk om alle ‘Ma-am’ vragen te beantwoorden.

Ze speelden ook veel buiten. De tuin in ons laatste huis was vrij ruim en de buurt was veilig. We hadden zo’n opblaaszwembadje, want het was vaak loeiheet en benauwd. Ik ging er ook dankbaar in liggen soms. Toen ze wat ouder waren hadden ze om de hoek ook een groot natuurpark ter beschikking. Nu denk ik, lieten we ze daar dan alleen spelen? Ja. volgens mij dus wel. Zo veilig voelden we ons, blijkbaar. Ik herinner me dat Koreaanse buren ons wel bezorgd wezen op het gevaar van ontvoering. Dat namen we niet serieus, het kwam gewoon nooit voor, behalve in films. Waren we naief, eigenwijs?

Ze speelden met Koreaanse kinderen in de buurt. Van hen leerden ze Koreaanse buitenspelletjes. Of ze scheurden op een skateboord de steile straten af. Dit uiteraard buiten mijn zicht…En er was een zomer waarin ze bijna onafgebroken UNO speelden, buiten op het garagedak. Oh en ze lazen! De oudsten in elk geval. Perfecte kinderen dus? Nou echt niet, maar verveling stond toen nog niet in hun woordenboek.  Idealiseer ik? Misschien hebben ze zelf juist herinneringen aan eindeloze weken van gekwelde verveling? Ik ga het navragen!

Op vakantie gingen we ook. Meestal in juni/juli als het volop regenseizoen was, maar het wel warm bleef en de zon vaak genoeg scheen. We reden naar het noorden, langs de Oostkust (prachtige route, door toeristen nog niet echt ontdekt, helaas voor Korea) en verbleven in de buurt van vrienden. Stranddagen waarop we kokkels verzamelden uit de zee, op onze kop in het water, er ’s avonds vissoep van kookten en BBQ’den. Met zonverbrande wangen en het zand nog in onze haren!

Het park om de hoek- Foto van Wang Yuh-zju via Google

Stek-UP

Terwijl ik mijmer fiets ik naar de tweede Kringloop. Eentje waar ik nog niet eerder was. Stek-UP is de naam en het is volgens de website een ‘sociale cooperatie’. Als ik binnenloop word ik welkom geheten en ik krijg de vraag of ik wat wil drinken? ‘Ga lekker zitten, ik haal een kop koffie voor je’, zegt de medewerker. Een nieuwe ervaring voor me in een Kringloop. Ik krijg er zelfs een koekje bij. De winkel is gezellig ingericht, keurig georganiseerd, de boeken staan zelfs op kleur gerangschikt. Overigens ben ik daar geen fan van, het is moeilijk zoeken zo. Maar goed. Het staat wel leuk.

De sociale coöperatie StekUP is gestart in 2019. De naam StekUP verwijst naar de kiem van een plantje.

Hoewel kwetsbaar, heeft deze kiem (Stek) alles in zich om groot te worden. Net als een stekje heeft talent een veilige plek met gunstige omstandigheden nodig om te groeien.

Zo zal het stijgen naar ongekende hoogten (UP).

(van de website)

Stek-UP Kringloop

Wat opvalt is de leeftijd van de klanten. Hier geen rond rennende kinderen en vermoeide moeders, maar senioren, zoewel mannen als vrouwen. In een hoekje staat een grote tafel met stoelen en daar zitten ze gezellig te babbelen met hun bekertje koffie in de hand. Sommigen komen iedere dag langs, voor een praatje, vertelt een vrijwilliger. Die zijn hartelijk, maken grappen. Eentje zet een smartlap op de radio keihard aan en zingt luidkeels een liefdeslied mee voor een oudere meneer die op zijn rollator zit en er erg om moet lachen. Wat een heerlijk sfeertje! Later lees ik op de site dat mensen met een uitkering ook geholpen worden om een eigen bedrijfje te starten. Het project is ontstaan vanuit de internationale gemeente, Cross Culture Nieuwegein.

Ik ben inmiddels verzadigd. Kringlopen is leuk, maar vermoeiend. ik heb een boek, een t-shirt en een schellekoord met vogeltjes voor mijn verzameling borduurwerkjes in de keuken. Ik fiets voldaan terug. Helaas, al sinds mijn schooljaren, altijd, op de heen- en terugweg, met wind tegen.

Memories of Korea 1980 -1988; 4

Eerste ervaringen

De eerste indrukken vormen zich tot de eerste ervaringen. Na een maand logeren in Amerika bij familie, verwachtte ik dat nu echt ons Koreaanse avontuur zou beginnen. Maar na een poosje realiseerde ik me dat we eerst nog een andere bijzondere ervaring ondergingen, namelijk die van Amerika in Korea. Klik hier en hier voor de eerdere blogs

Koud

Zoals gezegd, het was koud. Busan ligt helemaal in het zuiden van Zuid-Korea en is minder koud dan de rest van het land vanwege de ligging aan zee, maar het is er kouder dan in Nederland. Daarnaast waren de huizen slecht gebouwd en was er geen centrale verwarming zoals wij die gewend waren. Traditionele verwarming was kookvuur in de keuken, waarvan de warme rook door tunnels onder de vloer geleid werd. ‘Ondul’ in het Koreaans (zie illustratie onderaan). Op de vloer lag gelakt papier dat heel schoon werd gehouden omdat men op de grond leefde.

Traditionele Vloerverwarming

In huize Hard was echter geen vloerverwarming. Olie- en kolenkachels moesten de kou buiten houden. Het was een terug-in-de-tijd ervaring voor mij, ik groeide op als jong kind met kolenkachels. Voor Kim was het nieuw. Hij groeide in Amerika op met centrale verwarming.

Ik herinner me vooral de badkamer in huize Hard, die eerste weken. Waarschijnlijk omdat de rest van het huis koud was. In de badkamer was een cementen bad ingebouwd, een enorme, rechthoekige bak. Dat stond geheel gevuld met koud water. Daarboven hing een ouderwetse douche waarvan ik me niet herinner of die het deed. In diezelfde badkamer was ook het toilet zonder spoeling. Ernaast stond een groot, bruin aardewerken vat, gevuld met water. In dat vat dreef een plastic bakje met een lange steel. Een veel gebruikt instrument in Korea, in die dagen. Na gedane arbeid moest je door het gieten van een aantal van die bakken water het toilet spoelen. Dat was even wennen.

Het kacheltje

Er stond ook een klein kacheltje, met een lange pijp langs het plafond die naar buiten leidde. Dat kleine kacheltje zorgde voor een weldadige warmte. Op het kacheltje stond een grote koperkleurige metalen emmer met deksel, met daarin altijd stomend heet water. Het suisde een beetje, tegen de kook aan. In dat badkamertje wilde ik wel een luie stoel neerzetten. Warmte, suizend water, optimaal voor de ontspanning. Maar er was werk aan de winkel. Ted, onze gastheer,  schakelde ons direct in om het kacheltje brandend te houden. Ik voldeed graag aan die taak omdat ik er ook direct voordeel bij had. Het was wel een omslachtig gedoe. En ik vermoed dat we door de jaren heen aardig wat giftige dampen hebben binnen gekregen. In het ijzeren geval stonden twee kolen briketten, aanvankelijk pikzwart, rond als een flink blik bruine bonen, met gaten van boven naar beneden erin. De gaten moesten precies boven elkaar staan, voor de luchtcirculatie. Je moest ervoor zorgen dat er altijd een van de briketten brandde. Als de onderste brandde ging de bovenste langzaamaan gloeien. Na verloop van tijd moest dan de onderste eruit. Dat was de vieze klus. Gloeiend heet deksel maakte je aan de bovenkant open, de brandende yun-tan viste je eruit met een speciale tang, die zette je neer op een brandvrije ondergrond. Vervolgens verwijderde je de uitgebrande yun-tan, nu een soort crème kleur. De brandende er weer in en daarop weer een verse. Dan kon je weer een paar uur vooruit. Een even simpel als gevaarlijk systeem. De enige invloed die erop uit te oefenen viel, was de toevoer van de hoeveelheid lucht, dat ging dan door er een opgevouwen krant voor het luchtgaatje te wapperen. We deden ons best het kacheltje brandende te houden. Maar de eerste dagen wel met enig angst en beven.

Yuntan

De wijk

Het huis van de familie Hard stond in een zeer arme wijk, op een steile helling met betonnen plaveisel. Vroeger zat daar ongetwijfeld een trap, net als aan het vervolg van de weg, die naar de rosse buurt leidde. Het was een hele klim om bij de poort van het huis te komen. Naast de opgaande weg liep een diepe, open goot, niet afgeschermd. Ik stond doodsangsten uit wanneer we in de auto met Ted of Grace aan het stuur met gierende banden tegen de helling aan omhoog vlogen. Geen van beide waren erg zorgvuldige chauffeurs, dus de auto stond soms in de verkeerde versnelling, of de koppeling kwam te snel omhoog. Op het hoogtepunt, richting huis, moest er een scherpe bocht genomen worden om de auto in de juiste positie voor de poort te manoeuvreren. Ik was altijd weer opgelucht heelhuids in de tuin uit te kunnen stappen.

Samen eten

We aten samen. Gezellig en leerzaam. Hoewel Kim Amerikaan van geboorte is, waren de eetpatronen in zijn jeugd anders dan in huize Hard. Er werd hier drie maal per dag goed gegeten. Overvloedig. Ontbijt met meerdere keuzes tussen pap, eieren, brood, pancakes, worstjes en andere smakelijke zaken die mij in de vroege ochtend wat zwaar op de maag lagen. Lunch was opnieuw een uitgebreide maaltijd. Soep, salade, iets warms en sandwiches. Rond 6 uur kregen we weer een rijke maaltijd. Met een heerlijk toetje, altijd dat heerlijke toetje. Warme appeltaart met ijs. IJs met warme saus, warme pudding met slagroom. Dat kende ik van de Amerikaanse cultuur. Een zoet dessert met koffie kan niet ontbreken. Onze sobere yoghurt met vla voldoet niet. Wij hebben onze kinderen ook leren eten met een toetje in het vooruitzicht als beloning. Voor een bakje yoghurt ga je als kind niet sneller of meer eten. Maar de verrukkelijkheden van Amerikaanse desserts motiveerden onze kinderen tot het eten van de meest vreemde gerechten. Gelukkig maar, want er zou hen nog veel buitenissigs worden voorgeschoteld in de loop van onze tijd in Korea.

Culturele verschillen

Onze kinderen Jesseka en Lukas waren 3 jaar en vier maanden toen we onze intrek bij de familie Hard namen. Het was een beste plek voor hen. Grace en Ted’s vijf kinderen waren allemaal het huis uit terug in de Verenigde Staten. De Hards genoten van de kinderen. Jesseka sprak Engels dus dat maakte de communicatie makkelijk. Die eerste weken was het goed toeven in het land van onze toekomst. We zagen weinig Koreanen, behalve dan tijdens de diners die voor ons georganiseerd werden. We leefden een beetje in een cocon en kregen door de gesprekken met Ted en Grace ook een bepaalde indruk van Korea. Ze waren in hart en nieren Amerikaan gebleven, met een zeker scepticisme ten aanzien van de Koreaanse cultuur. Hoewel ze waarschijnlijk in Amerika ook niet meer pasten, was hun kritiek op de Koreanen meestal wel vanuit een Westers standpunt. Wij wisten nog niet beter en luisterden naar hun verhalen met een ietwat onbehagelijk gevoel, maar konden er verder niet veel op zeggen. Als start was dat achteraf niet fijn. Ted en Grace waren vertegenwoordigers van het oude soort zendeling die goede dingen (het evangelie!)komt brengen en zich praktisch inzet voor de mensen, maar die zich toch ook distantiëren van de autochtone bevolking. De hulp die kwam helpen met wassen en andere huishoudelijke zaken, at niet mee aan tafel maar at alleen, in de keuken. Ik heb dat één keer gedaan later met onze hulp, toen we een eigen huis hadden, maar voelde me zo koloniaal dat ik daar direct mee gestopt ben. Onze hulp werd een gezinslid op den duur. Maar ik loop vooruit.

Smeergeld?


Het is nog steeds januari 1980, en we wachten met smart op de container met onze huisraad. Pas dan kunnen we verhuizen naar het miniflatje dat voor ons gehuurd is, dicht in de buurt van de school waar de mannen gaan lesgeven. Die container met spullen stond in de haven, wisten we, maar er waren allerlei bureaucratische problemen wat, zo zei men, in feite betekende dat er gewacht werd op een steekpenning. Smeergeld was indertijd een bijna onontkoombare realiteit. Omdat we er niet aan mee wilden werken, werden wij tegengewerkt en duurde het lang voordat eindelijk de boel werd vrijgegeven. En ik weet nog steeds niet of het uiteindelijk toch door een envelop van de school is gelukt.

We leren kennismaken met de stad. Ted neemt ons mee op wandelingen en toont ons de bezienswaardigheden in de omgeving. Er zijn er niet zoveel. Het land is arm en vervallen, veel oude gebouwen zijn er niet. De straten zijn nauw en steil. En het verkeer, taxi’s, veel bussen en vrachtauto’s, is druk.

Feest

In een vorig blog schreef ik al over het Nieuwe Jaar (Seullal) We hadden het geluk aangekomen te zijn in die periode van het feest. Het is een groots feest waarbij iedereen zijn mooiste (traditionele) kleding aantrekt en op bezoek gaat met geschenken bij familie. Buiten flaneert men in de straten en parken in de prachtige, felgekleurde klederdracht. Een lange, wijde wikkelrok voor de vrouwen die boven de borst sluit, onder de oksels door vastgeknoopt en daarover een kort jakje, met wijdvallende mouwen sluitend met een lange strik. Vroeger van eenvoudig materiaal maar nu de dracht in toenemende mate voor speciale gelegenheden is, van de meest opvallende felgekleurde, glanzende stoffen gemaakt. Prachtig om te zien. De mannen dragen een wijde broek rond de enkels samengebonden met een lintje, met een jasje erboven eveneens met wijde mouwen. En opnieuw van meest primair gekleurde stoffen gemaakt. Geel met bruin, roze en paars, diep blauw met parelmoer, een feest voor het oog!

We liepen door het park en werden nieuwsgierig bekeken als enige westerlingen. Dat zou al die jaren dat we er woonden zo blijven. In de jaren tachtig woonden er behalve in de hoofdstad Seoel nauwelijks buitenlanders in Busan of de rest van Korea. Waar je je ook maar begaf was er wel een groepje kinderen dat als een zwerm vliegen achter je aanliep en Hello mr. Monkey of ‘miekoek saraam! (Amerikaan)’ bleef roepen. Ik haatte dat.

Memories of Korea – 3

Over Ds. Ted en Grace Hard, zendelingen in Korea. En een beetje geschiedenis.

Wat een markant stel mensen blijken onze gastvrouw en -heer te zijn.
Grace, docente op de basisschool op de Amerikaanse legerbasis, hartelijk, intelligent en geïnteresseerd in vele onderwerpen op het gebied van pedagogiek, theologie en christelijk geloof. Een lange, opvallende vrouw. Ze spreekt met een licht New Yorks accent en heeft een doordringende stem. Goedlachs en met gevoel voor humor. Ik voel een klik.


En Ted, docent theologie op dezelfde school als waar Kim zal gaan werken. Intelligent, vol rusteloze, onverzadigbare belangstelling voor van alles en nog wat, opvliegend, zeer begaan met het Koreaanse volk. Niet alleen op het gebied van zending in de nauwe betekenis van het woord, als evangelieverkondiging. Maar ook op de doorwerking van dat evangelie op sociaal en maatschappelijk gebied. Een van zijn passies was bijvoorbeeld het bouwen van kleine branders op zonne-energie zodat mensen op het platteland niet alleen afhankelijk van hout of (dure) kolen waren.

Wat hem karakteriseerde was vooral, dat hij altijd bezig was dingen te bedenken als mogelijke oplossingen voor de vele praktische problemen die er in het toen nog arme land altijd waren, en die het leven van de meeste mensen zwaar maakten. Hij kon zich opwinden over de koppigheid van Koreanen die liever volgens vertrouwde methodes bleven werken. Hij verzamelde hij meters en meters tweedehands theologische boeken om ze ter beschikking te stellen aan theologische opleidingen in de hele (derde) wereld. Een altijd bezige man, die principieel tegen vakanties en vrije tijd was, omdat God ook altijd werkte. Behalve op zondag. Een originele denker, dat zeker. Maar daarom ook wel eens moeilijk te volgen. Hij genoot van Kims gezelschap en er werden de nodige theologische discussies gevoerd. Hij kon heel dwars zijn en van Kim verwachtte hij dan tegengas.

Hun vijf kinderen zijn al lang het huis uit en terug in Amerika.

Een beetje geschiedenis

Ted Hard was een Korea kenner. Als jonge eerstejaars student meldde hij zich in de Tweede Wereldoorlog aan bij de Amerikaanse luchtmacht. Hij werd getraind als navigator op een B 29 bommenwerper. Zijn standplaats was de Filippijnen. Tijdens zijn trainingen daar werd hij geraakt door de armoede onder de plaatselijke bevolking, zowel fysiek als geestelijk Het deed in hem het verlangen ontstaan zendeling te worden. Na de oorlog studeerde hij verder aan Wheaton College in Chigago, waar hij zijn vrouw, Grace Vogel leerde kennen. Hij vervolgde zijn theologische studie aan Westminster Seminary in Philadelphia.

Na het behalen van zijn diploma vertrok hij naar Zuid-Korea, een land op dat moment geteisterd door een verschrikkelijke burgeroorlog (1950-52). Het communistische Noorden, in Russische handen terecht gekomen na de Tweede Wereldoorlog, was in 1950 het Zuiden binnengevallen en had, geholpen door tienduizenden Chinese soldaten, bijna heel het land bezet, met uitzondering van Busan, het uiterste Zuidoosten.
Miljoenen mensen uit het noorden vluchtten naar het zuiden, met name Busan.
Gedwongen door de Verenigde Staten en andere grote wereldmachten moest Noord-Korea zich uiteindelijk terugtrekken tot achter de 58e breedtegraad, ten noorden van Seoel, het zuiden verwoest achterlatend.

THE KOREAN WAR 1950 – 1953 (BF 397) Korean refugees leaving the battle area – women and children carrying their belongings walking along the side of the road. There are no men in the group, as they had all been conscripted. Copyright: © IWM. Original Source: http://www.iwm.org.uk/collections/item/object/205191941

Onder de vluchtelingen vanuit het noorden waren veel christenen. Pyongyang in het Noorden werd wel het Jeruzalem van Korea genoemd. De situatie in het land was chaotisch. De mensen waren straatarm en velen hadden geen dak boven hun hoofd. Men leefde in tenten of tijdelijke kampementen. Iedereen was wel een familielid of meerdere familieleden kwijtgeraakt door het trekken van een willekeurige grens van prikkeldraad en landmijnen ten noorden van Seoel. Men kon elkaar niet meer bereiken. Ouders hun kinderen niet, broers en zussen hun ouders niet, en vele broeders en zusters in Christus waren gevlucht of gedood. Die grondtoon van verdriet in de Koreaanse samenleving was een element waar wij ons maar langzaam bewust van werden, maar die op den duur voelbaar werd. Zelfs 30 jaar na datum.

Pioniersmentaliteit

In dat verwoeste en verscheurde land kwam Ted Hard aan in 1954 als zendeling namens de Orthodox Presbyterian Church. Hoewel Grace en hij al getrouwd waren, kon zij, vanwege de gevaarlijke situatie, nog niet direct met hem mee. Hun motivatie om juist in dat land als zendeling te gaan wonen was sterk en na een half jaar heeft Grace, hoogzwanger van hun derde baby, zich bij hem gevoegd met twee jonge zoons, Rodney en Sterling, die nog in de VS geboren waren. Zes weken na aankomst werd hun dochter geboren.
Om dit te kunnen moet je een pioniersmentaliteit hebben. En je niet door van alles uit het veld laten slaan. Het zijn bijzondere mensen die dit kunnen, met een persoonlijkheid die vaak in de ‘gewone’ wereld niet makkelijk in te passen valt. Laat ik het zo omschrijven. Ted was een pionier. Iemand die zich door niets of niemand liet tegenhouden wanneer hij meende een goed plan te hebben. Conflicten volgden hem dus overal. Maar veel goeds en nuttigs liet hij achter.

Dit als korte schets om een beeld te krijgen met welke bijzondere mensen wij de eerste anderhalve maand de dagen doorbrachten. Al wist ik toen nog niet van die hele geschiedenis.

Eerste indrukken


Niet lang na onze aankomst is het Koreaans Nieuw Jaar. Net als in veel andere Aziatische landen vieren de Koreanen hun feestdagen volgens de maankalender. In de jaren tachtig zeker nog. We worden gewekt door een hels kabaal van metalen trommels waar vol overgave op geslagen wordt met houten trommelstokken. Zo hard als mogelijk is, want de boze geesten moeten verjaagd. Als we gaan kijken bij de poost zien we een dansende groep mannen en vrouwen die op deze oorverdovende manier het nieuwe jaar inluiden. Goedemorgen. Later gaan we naar een park in de buurt waar veel gezinnen en stelletjes flaneren. En oude heren in prachtige kostuums. Ted spreekt ze aan in zijn redelijk vloeiend Koreaans. En wij worden natuurlijk nieuwsgierig gade geslagen. Op de dag van Seollal gaan mensen bij familie langs, met cadeaus, mooi aangekleed in Koreaanse dracht, eten traditioneel een soep met schijfjes rijstpasta. We zouden het nog acht keer meemaken.

Memories of Korea 1980 -1988 – 2

Februari 1980 – Aankomst en Ontvangst

Donderdag, 14 februari rond vijf uur in de middag landt onze Korean Airlines vlucht uit Tokio op het vliegveld van Busan. We hebben onze eindbestemming bereikt: Busan, meest zuidelijke havenstad in Zuid-Korea. We stappen rechtstreeks uit op de landingsbaan en lopen naar de aankomsthal. Het is schemerig, erg koud en stoffig. Over de landingsbaan naar de aankomsthal lopen vanuit het vliegtuig had ik nog niet eerder meegemaakt en het bevestigt wat ik al wist, dat ik hier in een arm land ben aangekomen.

We zeulen onze kinderen mee plus de handbagage en al direct voel ik de blikken. We worden aangekeken en nagestaard. En als ik me niet vergis wordt er om ons gelachen. In het gebouw aangekomen stoten mensen elkaar aan en wijzen in de richting van het reiswiegje waarin we onze jongste vervoeren die op zijn buik ligt en parmantig zijn hoofd erboven uitsteekt. Die doos met hengsels en dat hoofdje blijken de hilariteit te veroorzaken. Hoezo, denk ik direct met enige agressie, nog nooit een baby in een reiswieg gezien? Het is de eerste schurende kennismaking met een nieuwe cultuur waarin het vanzelfsprekende opeens raar en lachwekkend blijkt.

Het Volkslied

We staan in de aankomsthal. Stipt om vijf uur weerklinkt plotseling door alle luidsprekers een luid gezang. Iedereen, volwassenen, kinderen, politie, douane en reizigers staan stokstijf stil, hand op het hart. We kijken wat verbaasd rond en men maakt ons duidelijk stil te zijn. Het Koreaanse volkslied schalt door de kale, betonnen hal. Een ritueel dat dagelijks op dit tijdstip herhaald wordt in het hele land, leren we later. De bevolking wordt geacht stil te staan en respect te tonen. Onze introductie in de sterk nationalistische dictatuur van Zuid-Korea in de jaren tachtig is begonnen. Hoe cruciaal dat decennium zal zijn voor het land in de ontwikkeling van autoritaire staat naar een democratie, zullen we pas achteraf gaan begrijpen. Daarover later meer.
Onze kinderen zijn moe en huilerig en we houden hen met veel moeite stil. Wat duurt een volkslied lang en wat kunnen mensen ontzettend verstoord staren. Ook dit doorstaan we. De lange reis vanuit Amerika naar Tokio, de overnachting daar in een hotel, de ontmoeting met het gezin van Niek en Dinie Gootjes met wie we de komende jaren lief en leed gaan delen, de vlucht van Tokio naar ons woonland voor de toekomst, en nu de gang door de douane. We zijn er. Hier zullen we de komende jaren zijn.

Welkom

Na een hoop gedoe bij de niet vriendelijke douane komen we dan eindelijk de aankomsthal binnen. Er staat een heus welkomstcomité te wachten. De professoren Lee Kun Sam en Oh Byung Sae. De eerste is rector van het Kosin Theological Seminary en heeft in Nederland aan de Vrije Universiteit in Amsterdam gestudeerd in de zestiger jaren. Hij is nauw betrokken bij het initiatief om Nederlandse docenten naar de Theologische Hogeschool in Busan te halen. Professor Lee spreekt nog een aardig woordje Nederlands. Een allervriendelijkste man. Prof. Oh Byung Sae is een vriendelijke, maar wat meer gereserveerde man. Een echte Koreaanse geleerde zullen we later begrijpen als hij in zijn prachtige, statige Koreaanse geleerde winterkledij op school rondloopt. Hij spreekt uitstekend Engels. Verder is er een Amerikaans zendeling echtpaar, ds. Theodore en Grace Hard . Zij wonen al sinds de jaren vijftig in Busan en zijn nauw verbonden met de opleiding. We worden hartelijk welkom geheten en in een stoet naar buiten geleid waar we in een aantal auto’s worden geplaatst. Autostoeltjes bestonden zelfs in Nederland nauwelijks, dus zeker in Korea is daar geen sprake van. Kinderen her en der op schoot en in het inmiddels aardedonker vertrekt de colonne auto’s richting de stad Busan. De duisternis valt hier snel, er is nauwelijks schemering. En er is geen enkele straatverlichting te bekennen. Alleen de koplampen van de auto’s geven een zwak licht in het donker van de snelweg, of wat daarvoor moet doorgaan. Veel van de omgeving is er niet te zien. De wegen voelen hobbelig aan, maar meer is er over die eerste rit over Koreaans grondgebied niet in mijn herinnering achtergebleven. Het is inmiddels rond zeven uur en ik ben doodop.

Ik geef me over aan de autotocht, heb geen idee waar we terecht zullen komen, huis, hotel of wat dan ook. Ik ga ervan uit dat het wel goed zal komen. Na een maand bivakkeren bij de schoonouders en daarna een zwager, zal hier ook wel ergens een bed staan waarin we kunnen slapen, desnoods met zijn drietjes. Lukas heeft immers zijn eigen veelbesproken reiswieg al.

De Maaltijd

Het laatste waar we mee gerekend hebben is de Koreaanse gewoonte om gasten met een (uitgebreide)maaltijd te verwelkomen. Of de gast daar wel of geen behoefte aan heeft na een vermoeiende reis doet niet ter zake. Eten aanbieden is de eerste vorm van gastvrijheid. Veel eten. Weigeren is een belediging van de gastheer en -vrouw. Eten is in de Aziatische cultuur de poort naar contact en vertrouwen. Ergens hadden we dat in een boekje al eens gelezen, maar in ons hoofd gevuld met watten door de eindeloze reis is het licht nog niet aangegaan. Ik wil alleen maar mijn moede lijf ergens neerleggen en slapen!

Hialeah

Legerbasis Hialeah. Kon geen foto vinden uit de jaren tachtig, helaas.

De colonne auto’s stopt, na een lange rit, bij een controlepost met Amerikaanse militairen die op wacht staan. Papieren worden gecheckt en de stoet rijdt door. We stoppen bij een gebouw dat ‘Officersclub’ heet. Het restaurant voor officieren op de Amerikaanse militaire basis Hialeah. Mevrouw Hard werkt als onderwijzeres op de lagere school van de basis en heeft toegang tot alle faciliteiten. (Later zullen we daar nog veel plezier van hebben). Maar hier gaat tot onze grote schrik een maaltijd plaatsvinden.
Misschien om het niet al te ingewikkeld te maken, misschien om ons niet direct af te schrikken door ons Koreaans eten voor te schotelen, misschien omdat men het een hele eer vindt daar te eten, ik weet het niet, maar een half uur later zitten we verbouwereerd achter een steak op ons bord met de omvang van een half stoelkussen. Vier kinderen onder de vier, vermoeid van de reis en jengelig, moeten vervolgens twee uur zoet worden gehouden. De steak hebben we met moeite opgegeten. De frieten die erbij hoorden houden onze oudste nog een poosje bezig, ik neem de jongste aan de borst en zo zitten we onze tijd uit. Onze collega’s met twee kinderen van 1 en 2 jaar hebben minder geluk. Die kruipen overal onder en doorheen en zijn niet te houden.
Wat zijn we blij als er een einde aan de maaltijd komt en we met goed fatsoen kunnen opstaan en in beweging komen. Maar niet alvorens prof. Lee ons de plannen voor de komende tijd heeft uitgelegd. Ons gezin zal logeren bij de familie Hard en het gezin Gootjes krijgt de beschikking over één kamer in het huis van de familie Lee. Aldus besloten rijden we in de verschillende auto’s naar onze verblijfplaatsen.

Ons eerste onderkomen

Wij komen terecht in een oud, krakkemikkig Japans huis van voor de Tweede Wereldoorlog. Het heeft slechts één verdieping en bestaat uit een doolhof van kamers en ruimtes. Het is er ijzig koud. In ieder verblijf staan oliekachels en kleine kacheltjes die later kolenkachels blijken te zijn, die gevoed worden met de beruchte yun-tan, kolenbriketten. Berucht vanwege het koolmonoxide gevaar.

Fam. Hard’s huis en tuin

Er is goed voor ons gezorgd. We krijgen de beschikking over een slaapkamer met een groot tweepersoonsbed en een aansluitende slaapkamer met een groot bed voor Jesseka, waarin ze bijna direct in slaap valt. Haar donkere krullen uitgespreid rondom dat hoofdje slaapt ze, zonder angst, gerust in. Zolang wij maar in de buurt zijn is alles goed. Ik benijd haar een beetje, want ik voel me door alle indrukken nogal vervreemd van mezelf en de omgeving. In onze kamer maken we een plekje voor Lukas, die al even vredig in zijn reiswiegje slaapt. We kruipen in bed, danken God dat we na alle omzwervingen dan toch eindelijk op onze bestemming zijn gearriveerd en we zijn klaar om te gaan slapen. We zijn er. Onze eerste nacht in Busan, Zuid-Korea. Onze nieuwe woonplaats voor de komende jaren.

De volgende dagen en weken blijken echter vooral een kennismaking met hoe een Amerikaans zendelingen echtpaar in Korea leeft en werkt, dan met het land zelf.

Memories 3

We hebben 8 jaar in Zuid-Korea gewoond. Driemaal hebben we bezoek gehad van mijn ouders. Tweemaal van vader en moeder samen, de derde keer kwam moeders alleen, na het overlijden van m’n vader. De eerst keer, in 1982, woonden we in Seoel, de hoofdstad en hebben toen vooral Seoel en omgeving bekeken. Fascinerend voor ons en voor hen. De tweede keer, in 1984, woonden we inmiddels weer in het zuiden, in de havenstad Pusan. Daar woonde je eigenlijk pas echt in Korea.

In die tijd zag je daar, in tegenstelling tot Seoel, zeer zelden westerlingen. Het baarde nogal opzien als je voorbij kwam, vooral onder kinderen. In grote groepen liepen ze achter je aan onder het uitroepen van allerlei kreten die zij met het westen=Amerika associeerden. Zeer geliefd was bijv. het door ons zo gehate: “mr. monkey”…Het was altijd een dilemma: negeren we dit of jagen we ze weg door opeens iets in het Koreaans te roepen. Maar ja, je wist van tevoren nooit of dat de interesse alleen maar zou doen toenemen…Eerst schrokken de blagen zich een hoedje en renden ze weg, maar vaak kwamen ze even hard weer terug.

Mijn ouders waren al een week of wat bij ons in Pusan, toen ze besloten ook eens zelfstandig een tochtje te maken. Mijn moeder was reislustig en ach, mijn vader was wel bereid met haar mee te gaan. Ik maakte een kaartje van de binnenstad, schreef ons tel.nr. op en maakte een briefje wat ze de taxi-chauffeur konden geven voor de weg terug. In Korea waren in die tijd taxi’s onderdeel van het OV. Voor een hele schappelijke prijs kon je einden rijden.

Ik zette hen op de taxi, legde uit waar de chauffeur hen moest laten uitstappen en zwaaide hen uit. Vader en moeder een avondje op stap. (Winkels en markten bleven de hele avond open).

Nog geen 20 minuten later gaat de telefoon. Een mij onbekende Koreaan: “Uw ouders zijn verdwaald, ze komen er zo aan, maakt u zich geen zorgen.” Ik vroeg nog of ze daar zelf nog waren, jawel en ik kreeg mijn moeder aan de telefoon. “We stonden alleen maar naar je plattegrondje te kijken”, zei ze enigzins verbouwereerd, “toen deze man het ons uit de handen rukte en tegen ons begon te praten. We verstonden hem natuurlijk niet en nu heeft hij jou dus blijkbaar gebeld.” Ik praatte weer met de Koreaan verder. Maar ik kreeg hem niet aangepraat dat ik mijn bloedeigen ouders alleen op pad had gestuurd in een wildvreemde onbekende stad waar ze de taal niet eens spraken. We hingen op, ik onzeker over het verdere verloop…
Na nog eens een kwartier ging de deurbel: mijn ouders! Ze waren linea recta een taxi ingeduwd, en richting het thuisadres gestuurd dat op hun plattegrondje stond! Met lichtelijk de slappe lach kwamen ze binnen.

Ze waren nog geen 5 minuten in de stad toen ze door de overbezorgde Koreaan min of meer opgepakt en in een taxi gezet werden. Daarna ben ik toch maar weer mee gegaan.