Afzwemmen – of hoe we allemaal een jaar ouder werden

afzwemmen KrisHij mag als eerste beginnen met het moeilijkste onderdeel van het A diploma voor zwemmen: duiken, onder water door een gat zwemmen en dan verder met de schoolslag, één baan heen en een baan terug. En geen kinderbaantje, nee een normale grote mensen baan van 25 meter.

Kleinzoon Kris kan niet wachten om te beginnen,stralend loopt hij in de rij van twintig kinderen het zwembad binnen met de stevige bad juffen en de badmeester van wie hij had leren zwemmen. Eén, twee in de maat. Korte uitleg, de meneer van de zwembond wordt voorgesteld (Kris babbelt vrolijk onder alles door) en zijn naam werd afgeroepen.

Daar staat hij met zijn stevige lijfje, armen naar voren in de duikhouding. En weg is hij. Door het gat, proest naar boven en verder zwemmen. In de schoolslag dus, het onderdeel waarvoor hij een week lang (iedere dag anderhalf uur) extra had moeten oefenen vanwege een griepaanval. We kijken met spanning toe, gaat hij het redden? Zeer geconcentreerd maakt hij de bewegingen: strekken,buigen, strekken..langzaam, maar zeker zwemt hij zijn baantje.

25 meter zwemmen duurt best lang voor een jongetje van 1.10 m. Na driekwart baan verslapt even onze aandacht. De mannen (vader en opa)  raken in gesprek, de vrouwen (moeder en twee oma’s) kijken met aandacht maar wisselen ondertussen de laatste nieuwtjes uit.

Kris tikte aan en begint aan de terugtocht. Neus in de lucht, kin net boven water, zwemt hij dapper het eindeloos lijkende parcours. Er zwemmen kinderen van zijn leeftijd zo iel en klein dat ik ze nog geen drie zou schatten, allemaal met grote inspanning bezig zich te kwalificeren als geoefend zwemmer.

Opeens: Kris begint een afwijking naar rechts te vertonen en komt in aanraking met de lijn die daar hangt. Eerst lijkt het een toevallige botsing, maar al gauw zien we een benauwd gezichtje, bloep, bloep, net boven het water uitkomen. Het gaat niet goed…Hij hangt aan de lijn. Een schreeuw van de badmeester: Kris, in het midden zwemmen!

Het mannetje doet een verwoede poging maar vlucht naar de lijn terug. Er is iets. Buikpijn, zegt zijn moeder, met een van spanning dichtgeknepen keel. Ze kan het weten, want dat is steeds het probleem bij het zwemmen geweest, Kris slikt te veel water door en krijgt vervolgens buikpijn.

Het ventje wordt uit het water gehesen en door één van de bad juffen apart genomen. Met een straffe hand onder zijn kin en een vinger al zwaaiend onder zijn neus spreekt ze hem streng toe. Met zijn vijven van ellende door de tribunevloer zakkend kijken wij toe, we willen allemaal tegelijk schreeuwen laat onze lieveling met rust! Hij kán niet meer!

Maar als een volleerde topsporter na een ferme peptalk met zijn trainer, staat Kris weer op, al ja knikkend en begeeft zich naar het water. Terwijl naast mij een navelstreng knapt, springt hij vol goede moed erin en begint opnieuw aan het eindeloos lange zwemtraject. De zenuwen gieren ons door de gezamenlijke kelen, het huilen staat ons nader dan het lachen en grote broer Niek durft haast niet te kijken. Hoe loopt dit af?

Hij zwemt het hele lange stuk overnieuw, met succes. Het zweet druipt van onze gezichten. Kris is zich van geen spanning bewust en begint welgemoed aan de volgende opdrachten. Borstcrawl, rugcrawl, drijven,watertrappelen, sterretje vormen op je buik, op je rug, het gaat maar door. Maar hij slaagt met glans voor alle onderdelen. En eindelijk is het dan zover: uit handen van de badmeester en -juffen ontvangt hij zijn A diploma!

We hebben allemaal de rest van de dag nodig om weer bij te komen. Behalve Kris. Die is helemaal happy met zijn cadeaus en de buikpijn is weer over. ‘Ja’, zegt hij ‘had je niet gezien dat ik moest overgeven tijdens het rugzwemmen?’

Nee, Kris, als we dat ook nog hadden moeten zien, weet ik niet of we het overleefd hadden. Die aanblik is ons bespaard.

Hooikoorts, niet in Limburg

Mijn enthousiaste en poëtische beschrijving van het hooien, hier op onze vakantieplek in Zuid-Limburg, bracht één van mijn lezers tot de verzuchting: arme hooikoortspatiënten!

Laat ik daar nu geen seconde aan gedacht hebben toen ik me op sleeptouw liet nemen door mijn muze! En ik heb nog wel een schoonzoon en een kleinzoon met ernstige allergieën op dit gebied. Ik zag wel de duizenden liters grasstof die in de atmosfeer omhoog  dansten, maar ik zag alleen dat mooie wervelen van fijn gras in de warme lentezon. Ho, pas op – mijn dichtader begint weer te vloeien. Terwijl ik hier mijn medeleven wil tonen aan iedereen die in weken als deze te lijden heeft van alle pollen, grassen, bomen en struiken. Niks geen natuurschoon, geen poëtische beschrijvingen. Maar niezen, hoesten en rode, jeukende ogen, dat inspireert helemaal niet tot dichten, maar tot binnen blijven en frequent medicijngebruik. Ik voel me een gezegend mens dat die kwaal me bespaard is gebleven!

Ondertussen heeft mijn kleinzoon, na jarenlang iedere ochtend 10 druppels onder de tong gehad te hebben tegen bomenallergie, immuniteit opgebouwd tegen één van de bomen-boosdoeners. Van onze kat ging zijn neus ook altijd jeuken en kriebelen, hoewel hij officieel daar geen diagnose voor heeft gekregen. Maar het zal wel een bepaalde gevoeligheid zijn. Nu zijn onze poezen weg, tot zijn grote spijt. Een beetje jeuk en kriebel had hij wel over voor Gina en Charlie. Maar om je kleinzoon als eerste bij binnenkomst een allergiepilletje aan te bieden als ware het een snoepje, vond ik toch wel een hard gelag. En het lijkt of er steeds meer mensen met allergieën zijn. Zo vaak zag ik gasten met tranenende ogen terwijl het onderwerp van gesprek niet heel emotioneel was.

We leven vervreemd van de natuur, dat zal wel de reden zijn. We zijn te schoon, te netjes en moeten terug naar de tijd dat bacteriën welig tierden. Toen stierven de mensen jong, maar ze waren tenminste niet allergisch!

Nachtbrakertje

Hij is 25 maanden en blijft een nachtje slapen omdat mamma ziek is en pappa muziek moet maken in een geboekte studio. Na het avondeten komen alle kipjes weer in een grote golf, over mijn schouder eruit, wat even tot groot verdriet leidt. Na een lang verhaal over alles wat hij gedaan heeft overdag, zakken eindelijk rond 8 uur de oogjes toe en valt hij in een diepe slaap aan opa’s kant van het bed. Ik blijf er maar bij want anders is hij alleen boven en je weet het maar nooit met dat spugen. Mijn slaap wil nog niet komen, maar ik lig lekker dus geniet ik van dat koppie naast me, dat met hoogrode wangen in dromenland ligt.

Net als rond 1 uur ’s nachts mijn ogen beginnen dicht te vallen richt het koppie zich op en slaakt een huilende kreet: bij pappa slapen…ik wil bij pappa slapen…Daar ben ik op voorbereid, dus ik vertel hem troostend dat pappa in de studio is en mamma een beetje ziek en in al zijn slaperigheid is hij nog vatbaar voor rede: ‘okay…’ De volgende smartelijke huil is de vraag om zijn flesje, voor hem een soort speen. Ik geef hem het flesje waar hij wat op sabbelt en het vervolgens aan mij teruggeeft: klaar. Hij draait zich om en slaapt weer. Oma is echter klaarwakker. Na een uurtje of zo herhaalt zich het gebeuren: ik begin net te doezelen, als zijn hoofdje zich opricht en dezelfde verlangens uithuilt: mamma, pappa! Het flesje brengt weer soelaas. Maar inmiddels is hij hongerig. Tenslotte is zijn avondmaaltijd achtergebleven op onze keukenvloer. ´Een boterham met honing´, wil hij nu smartelijk. Die gaan we morgen eten, ok.., fluister ik geruststellend, hopend op zijn redelijkheid. Ok, zegt hij. En weg is hij, binnen een paar minuten. Nu overvalt mij gelukkig ook een diepe slaap.

Ik word door hem gewekt rond een uur of drie: ‘oma, ik ben wakker!’ Dit keer geen verdriet, geen flesje, maar ook geen slaap, lijkt het. Hij ligt rustig en kijkt wat rond. Begint te blazen en neuriën. Vermaakt zich prima. ‘Kom maar even bij oma liggen’, zeg ik, in de hoop dat hij dan weer slaperig wordt. Dat laat hij zich geen twee keer zeggen. Hij drapeert zich over mijn kussen, drukt zijn neus in mijn wang en onderzoekt, in het donker, met zijn vingers mijn gezicht: ‘wimpers, wenkbrauw..’ en trekt uiteindelijk aan mijn oorlelletjes: ‘waar zijn de oorbellen, oma?’

Ik doe mijn ogen dicht en reageer niet op het gebabbel. Hij draait op zijn buik – op zijn rug – op zijn buik – en duwt mij langzaam maar zeker naar de rand van het kussen en het bed, tot ik op het houten randje lig en nog net niet uit bed val. Tijd om in te grijpen. ‘Beetje opschuiven meneer, zo kan oma niet slapen, hoor’. Ik geef hem een zetje zodat hij weer op zijn kant van het bed ligt en met zijn hoofdje op zijn eigen kussen. ‘Sorry, oma’, zegt hij alert en klaarwakker. Ik, met de ogen dicht, mompel: ‘geeft niet, hoor’. Het duurt wel een uur volgens mij, ik met mijn ogen dicht (en af en toe op een kiertje om te zien of hij al slaapt) en hij met zijn ogen open. Stil, maar wakker. Buiten vertrekt al de eerste auto.

Ik heb wel eens gelezen dat kinderen allemaal een wakkere periode hebben ’s nachts. Dus geen probleem. Op een gegeven moment word ik wakker. Drie uur later. ‘Oma, opstaan. Ik ben wakker!’
Goeiemorgen mannetje. mag ik even bijkomen…? Nee. Wakker is wakker. Er wacht een nieuwe dag. Deze nachtbraker is vol nieuwe energie.

Logeren, leuke gesprekken en de Kerstman

kris, kerstvakantie 2013

Mijn kleinzoon van net 5 is nogal goed van de tongriem gesneden. Hij gebruikt lange volzinnen, met veel komma’s en bijzinnen, zoals: dat heb ik in de film gehoord, dat is die film die heet Madagascar, die film ken jij waarschijnlijk niet, maar in ieder geval, daar zei dat ene figuur, die heet zo-en- zo, dat weet je natuurlijk ook niet, het was trouwens Madagascar 3, maar die zei dat  en dan volgt het feit dat hij oorspronkelijk wilde meedelen. Hij logeert momenteel bij ons dus ik kan weer volop genieten van zijn talenknobbel. Ik moet in verschillende talen zeggen wat blij is. Begin maar met Koreaans, dan Duits.. En na iedere uitleg volgt het woord: logisch, dus, met twee geheven handjes.

We zitten in de auto, op weg naar huis, na bij familie gegeten te hebben, z’n geliefde tante Saskia. Wat zullen we morgen eten, Kris, vraag ik, om wat te kletsen te hebben. Jij vindt schelpjes toch lekker? Met vragende stem: Schelpjes? Ja, van die macaroni, weet je wel? Of vlindertjes? Opnieuw vragend: Vlindertjes? Ik krijg het gevoel dat ik niet helemaal overkom en bedenk dat hij geen macaroni zegt thuis, maar pasta. Pasta schelpjes, voeg ik er dan ter verduidelijking aan toe. Ik draai me naar hem om, verwachtingsvol. Hij kijkt me koel aan. Ik begrijp totaal niet waar je het over hebt, oma. Ik draai me snel weer terug, omdat ik hem niet wil laten zien dat ik moet lachen. Trouwens, ik hou van alle pasta, hoor, klinkt het nog troostend  van de achterbank.

Voor we weer gaan eten gaan we eerst slapen en is er nog de hele dag om te leven en dingen te doen. Na een vroege start, is er van alles om mee te spelen, maar wel het liefst mét oma of opa. Puzzels, werkboekjes van de HEMA, Boggle, alles in nauwe samenwerking met de op dat moment beschikbare volwassene. Die om en om nog even een dut doen om het vroege opstaan te compenseren. Na de koffie gaan we naar het Universiteitsmuseum in Utrecht, enigszins twijfelend of het al wel interessant genoeg is voor hem, maar a la, we zien wel.

Binnentuin Universiteitsmuseum
Binnentuin Universiteitsmuseum

Bij de ingang krijgen we een speurtocht. Er moeten 8 sneeuwballen gevonden en vragen beantwoord. Van de antwoorden verzamel je de letters en als je het goede woord hebt krijg je een verrassing. Dat is een scherpe motivator voor de kleine man. We worden het museum door gejaagd in een afmattend tempo. Iedere poging iets te bekijken, of zelfs hem tot een proefje te verleiden wordt direct getorpedeerd: Ja, maar we gingen toch sneeuwballen zoeken? Kom!

Na een uurtje hebben we de ballen allemaal gelokaliseerd en de (moeilijke!) vragen beantwoord. Echtgenoot neemt Kris mee om de verrassing uit te zoeken: een kompas. Wellicht heeft hij nu wat rust om nog het een en ander te bekijken. Voor ons plezier sjouwt hij nog wat mee, sjok, sjok, bekijkt een verzameling geprepareerde dierentongen op sterk water met ontzag en zegt dan gedecideerd: nu wil ik naar huis. We doen nog een rondje tuin, prachtige binnenhof. In de auto hebben we een vermoeiende conversatie over het kompas. Leg maar eens uit aan een 5 jarige wat nu precies Noord-Zuid-Oost-West is. En Kris geeft niet snel op. Ik ben blij als we bij de Jumbo aankomen!

Kris kerst vakantie12-13

Na de Jumbo waar we pizza’s halen en na Happy Feet gekeken te hebben, oma half slapend, is de dag alweer voorbij. De pizza gaat er in als koek. Nu wil ik een boekje over God. Kris bedoelt de Bijbelboekjes die we vroeger ook aan onze kinderen voorlazen. Tijdens het opruimen zegt hij: Jezus is toch de kleinzoon van de Kerstman? Dat zei jij, oma, vorige keer. Ik wil hem niet gelijk afvallen, maar ondanks het feit dat ik erg flexibel ben in de beleving van religie van mijn kleinzoons, kan ik me niet voorstellen dat ik dit ooit beweerd zou hebben.

Ik probeer mee te denken, Jezus de kleinzoon van de Kerstman….Bedoel je dat Jezus de zoon van God is, heb je dat gehoord? Dat blijkt het goede antwoord. Het is ook erg verwarrend allemaal. De maand december zit zo vol met Personen- met- betekenis voor een kind. En dan bij opa en oma ook nog God en Jezus.

Want er zijn drie Jezussen, zegt Kris en één is de Kerstman en de andere God.

Dat is nog eens een uitdagende Triniteitsleer voor opa Kim!

Kleinzoons

noahfietstochtjuni SAM_0380Kleinzoon Kris is nogal vlot van de tongriem gesneden, naast het feit dat hij zeer goed weet wat hij wel en niet wil. Gisteren op zijn verjaardag had hij veel Lego gekregen, wat direct met grote toewijding en concentratie in elkaar werd gezet. We hebben het hier niet over Duplo maar over Ninjago, vrachtauto’s en ander ingewikkeld bouwspul, wat mij in het geheel nooit heeft aangetrokken als kind. Niek (bìjna 8) en Kris (nu 5) zijn experts in Lego-constructie. Ook wel omdat hun moeder er altijd veel plezier in had en hen kan helpen als er even iets niet lukt. Daar had ik gelukkig toen de kinderen klein waren nooit ‘last’ van, van mij was geen steun te verwachten wanneer er iets niet ging zoals het moest. Ik zuchtte meestal diep en zei dat ik het heel vervelend voor ze vond en zo…

Kris was gisteren zo ingespannen bezig met zijn Lego dat andere cadeautjes op een stapeltje werden gelegd. ‘Maak je mijn cadeautje niet open, Kris’, had zijn tante Saskia al een paar keer aan gedrongen. ‘Nou nee, nu even niet, want ik moet eerst mijn lego af hebben’, antwoordde hij nogal vastbesloten. Om er vervolgens  troostend aan toe te voegen: ‘en dan maak ik het open hoor..’ Volgens mij had hij stiekem even gevoeld of er wellicht meer Lego aan zat te komen (het felst begeerd) en constaterend dat er in de platte pakjes andere dingen zaten, mochten ze wel in de wacht. Als kind heb je nog geen last van beleefdheidsconventies en zo. Later onder dwang van moeder gingen de pakjes alsnog open.

Zijn rapport van groep 2 was uitstekend, met een of twee ‘aandachtspuntjes’. Eén ervan was ‘zich presenteren in de groep’. Tot mijn verbazing, ik had niet de indruk dat hij ook maar enige moeite had met zichzelf te presenteren, groep of geen groep. Kris heeft een duidelijke stem, een duidelijke mening en geen moeite om die kenbaar te maken thuis en bij ons. Hij ging zelfs met Sinterklaas in discussie over het een of ander.  ‘Beetje minder mag ook wel’, roepen opa en oma af en toe vertwijfeld wanneer Kris iets in zijn hoofd heeft gezet.

Maar in de klas gaat het dus anders blijkbaar. Juf vertelde dat de kinderen tijdens het kringgesprek allemaal iets mogen vertellen wanneer ze hun vinger opsteken. Kris stak echter niet vaak zijn vinger op. Op een goeie dag wilde de juf Kris er wat meer bij betrekken. ‘En Kris, wil jij ons ook wat vertellen?’ Kris, nooit op zijn mondje gevallen antwoord: ‘heb ik soms mijn vinger opgestoken, dan? Als ik niet mijn vinger opsteek heb ik ook niet iets te vertellen, toch.’ Tja, je wilt je presenteren in de groep of niet….

Niek had een moeilijke dag gisteren tijdens de verjaardag van zijn jongere broertje. Al die aandacht, al die cadeaus…het gaat allemaal aan jouw neus voorbij. Maar na verloop van tijd knapte hij weer op, zeker nadat zijn pappa met hem was gaan tennissen buiten. Ook  Niek’s rapport was goed. Hij tennist, speelt piano bij een hele strenge juf…en knutselt zich drie keer in de rondte. Met zijn elastieken vingers knipt en snijdt en plakt en vouwt en bouwt hij dat het een lieve lust is. Later wil hij robots leren bouwen. Een veelbelovende tak van sport als je het mij vraagt.

Noah (bìjna 2) is volop de wereld aan het ontdekken. Vrolijk, ondernemend, nieuwsgierig (ís dat, oma? oma, dóe je?) en is al net zo’n (duplo)lego fanaat als zijn neefjes.

Prachtig om steeds weer vanaf zero die ontwikkeling te zien van geest en lichaam. Van volkomen afhankelijk babietjes, liggend in een wiegje, tot lopen, spreken, denken en een eigen persoonlijkheid.

Bron van vreugde.

 

Alles is al gezegd?

Vreemd hoe het menselijk brein werkt, of misschien is dit wel exclusief hoe het mijne werkt. Er zijn weken dat ik wel drie blogs per dag kan schrijven, maar me, om mijn lezers niet te overvoeren, inhoud.

En dan zijn er weken dat ik geen enkele blog produceer. Is er dan niets om over te schrijven? Vast wel, maar bij alles denk ik, wat heb ik nog toe te voegen aan het eindeloze geschrijf op internet? Een zeker gezond relativisme overheerst dan. Alles is al gezegd, er is niets nieuws onder de zon, zoals een illustere ‘blogger’ onder de naam Prediker, eeuwen voor mij al schreef. Wie is er geïnteresseerd in de capriolen van mijn kleinkids? Wie in mijn gedachtespinsels over lief en leed in het dagelijks leven? En zo mompel ik dan een poosje somber voor mij heen, op de bank, achter de geraniums.

Maar, na eens flink in de tuin gewroet te hebben (altijd goed voor hersteld contact met wezenlijke dingen) bedacht ik, dat er toch mensen zijn die mijn blog lezen. Ik heb zelfs statistieken om aan te tonen hoeveel en meer nog, wat ze het leukst vinden. Al tijden staat mijn blog over de Woudenbergboys ‘Legotime in Woudenberg‘ op nummer één. Gevolgd door mijn blog over pensioen voor dominees. Geef dit iets weer van mijn eigen prioriteiten?

Na deze kortstondige peiling keerde het zelfvertrouwen enigszins terug. Ik zal weer eens een sappige blog schrijven over het wel en wee van de kleinzoons. Desnoods zuig ik ‘m uit mijn duim om weer op gang te komen. Maar dat zal niet nodig zijn.

Het begin is er weer. Ik voeg weliswaar niets nieuws toe, maar wel iets unieks.

Spinnen, naaktslakken en de was

Toen ik vanmorgen eindelijk weer eens de stofzuiger ter hand nam kwam ik ze tegen: spinnen en spinnenwebben, overal, in de hoogte langs de plafonds en deuren. En laag, langs de vloer. En van die stoffige in elkaar geschrompelde nestjes met ongedierte in vlokkerige, witte coconnetjes en verder nog wel meer niet nader te definiëren beestjes. Heerlijk zo’n stofzuigerslang, met één grote zuig alles naar binnen.   Een poos niet zuigen geeft veel meer bevrediging wanneer je het eindelijk wel doet. Straks wel even de zak eruit halen, bedenk ik me nu.

Toen ik eindelijk vanmorgen de tuin weer eens ging opruimen en hoopvol tussen de bladeren van de vrouwenmantel zocht naar eventuele knoppen (ik heb ze laat geplant) zag ik ze: Naaktslakken. Vieze, bruine, glibberige, licht geribbelde,  op een bedje van oranje slijm rustende slakken. Naakt gespuis. Met een tang heb ik ze verwijderd. Mijn stofzuiger zou er te verstopt van raken. In de GFT bak ermee en deksel dicht.

Toen ik eindelijk vanmorgen weer eens een was ging draaien vond ik ze. De sporen van mensen in mijn huis in de vorm van handdoeken (en lakens). Stapels. De kleinzoons hadden een handdoekenparadijs gemaakt. Geen idee waar het vandaan kwam dat idee, maar het waren wel veel handdoeken op het terras naast het zwembadje. En de badhanddoeken van het strand vol zand. En de handdoeken van de dochters en vriendin die na het zwemmen nog even lekker gedoucht hadden. En de handdoeken van de logé’s. Ik telde er vijftien in totaal. Hier bood noch tang noch stofzuiger een oplossing. Alleen het gat van de wasmachinedeur.

Van de positieve kant bekeken, spinnen eten muggen en die zijn er hier veel, langs de IJsselsteinse sloot. En die handdoeken (wat heb ik er eigenlijk ook veel van) duiden op geliefden die hier heerlijk hebben genoten van tuin, zwembad  en douche. Daar heb ik ze immers voor?

Maar die naaktslakken. Daar heb ik nog geen positieve duiding voor.

Een dagje dierentuin- Ouwehands Zoo

Een dierentuin heeft iets dubbels. Sinds jaren bezochten we gisteren met onze kleinzoons van 19 maanden, 4 en 7 jaar Ouwehands Zoo in Rhenen. Ik vond het leuker dan verwacht. Lekker ruim, veel te zien, leuke speelplekken voor de kinderen. Ruime plekken voor de dieren. We zagen prachtige vogels, papegaaien en roofvogels, de meest waanzinnig gekleurde vissen, zo mooi, watermonsters, krokodillen. Vederlichte sterrekwalletjes, beren in het Berenbos (opgekocht in Oost-Europa, waar ze hun dansjes deden op straat), tijgers (slapend op hun zij), gorilla’s en orang oetans, olifanten, giraffen (die ógen..zo overweldigend donkerzacht als fluweel en doordringend).

Dus, ja ik heb met plezier rondgelopen, langer dan ik van te voren had ingeschat. De jongens hadden er plezier in, weten ook veel van dieren en vonden het fascinerend om van alles te herkennen en aan ons te vertellen. Kris (4 jaar) had het recente referentiekader van Madagascar 4. Alle dieren uit de film die hij tegenkwam kregen een naam. ‘Dat is die en die!!’ Ondanks het feit dat het een tekenfilm is krijgen ze er toch aardig wat dierenkennis in mee. Maar ze leren ook veel uit boeken. Niek (7) heeft dikke boeken met plaatjes van roofvogels, slangen en reptielen en Kris leert met hem mee. Ze weten meer dan ik!

Dubbel blijft voor mij dat hier dieren in gevangenschap leven die eigenlijk in de vrije natuur horen te zijn. Ter lering en vermaak van mensenkinderen zitten ze daar in krappe omstandigheden, hoe mooi die verder relatief gezien ook zijn.

Ik weet het niet. Het is leuk, leerzaam en de dieren worden goed verzorgd, geen twijfel aan, maar toch. Dubbel dus.

PS Een dagje dierentuin kost: €67,00, exclusief ijsjes en koffie. Ik had wel netjes zelf boterhammetjes meegebracht..

Woudenberg boys

Woudenberg brothers

Ik heb weer een paar volle genietdagen achter de rug met mijn twee stoere kleinzoons van zeven en vier. Het was warm, dus we zijn veel buiten geweest, o.a. in het Julianapark in Utrecht. De jongens hadden niet zoveel trek in de speeltuin daar. Ik neem het ze niet kwalijk want het was er bloedje warm. Jammer genoeg is er geen zwembadje of iets dergelijks. Zou nog wel een idee zijn voor dit prachtige park. Er zijn een paar springfonteinen, maar je moet er aardig flink op stampen voor er water gaat spuiten. Niek en Kris zagen het niet zo zitten. Kris sprong drie keer achter elkaar heel hoog en kreeg aardig wat water aan het sproeien met dat stevige lijf van hem en viel vervolgens van het speeltuig. Niek is zo licht als een veertje dus hij moest zo hard springen dat het de moeite niet waard was.

speeltuin

We hebben zitten kijken naar een groepje kinderen van een NSO, met warme, paarse, polyester hesjes waarop de naam van het instituut stond. Saartje. Nou, zei Niek, met verachting in zijn stem, op zo’n opvang zou ik niet willen zitten, hoor. En veel zin om met ze te spelen hadden ze ook niet. Dus liepen we een rondje langs de dieren. Deze zaten achter gaas. Er lopen ook dieren rondjes langs de mensen in het park, kippen en hanen. Vooral voor de hanen moet je oppassen. Kris werd in zijn bil gepikt toen hij hem wilde wegjagen van ons eten.

Toen we alle dieren gezien hadden en we terug waren op onze plek, dreigde de verveling. Wat nu?   Als door een wonder, stond er opeens een ijscowagen in het park. Ik gaf Niek geld om ijsjes te kopen. De stemming schoot met een piek omhoog. Kris had opeens weer enorme energie en Niek zag de uitdaging zitten om zelf de bestelling te plaatsen.

Daar gingen ze samen. Ik wil een Skeleto, zei Niek. Ik ook, zei Kris, wat meestal zijn antwoord is op Niek’s plannen. In de verte zag ik Niek omhoog praten naar de meneer in het raampje van de wagen. De Man boog zich diep voorover, naar Niek, om te horen wat hij zei. Zou het lukken? Toch maar er even heen. Halverwege kom ik ze tegen, de mannetjes. Kris heeft een ijsje, maar huilt tranen met tuiten. Niek heeft zijn arm om hem heen. Wat is er aan de hand?
‘Ik wíl geen Cornetto’, roept Kris dramatisch door zijn tranen heen, ‘die lust ik niet!’
‘Ja’, zegt Niek, ‘die meneer begreep mij niet en toen gaf hij twee Cornetto’s.  Ik zei twee Skeleto’s, want ik wist niet meer precies hoe het heette. En nou wil Kris zijn ijsje niet’.

Oh, gelukkig, dit is op te lossen. Ik loop terug en bestel het ijsje dat Kris wilde, een Calypso cola. Helemaal gelukkig droogt hij zijn tranen. Calypso’s, Cornetto’s, ach ja waarom ook geen Skeleto’s?

Pannenkoeken eten met tante Sas

De volgende dag zijn we gaan zwemmen in het Henschotermeer. Een leuke plas in de buurt van Woudenberg, maar erg druk op een warme dag. ‘Wat gaan we doen, dan?’ vraagt Kris. Zwemmen natuurlijk. Oh..OK. Bandjes om en het water in. Een lauwwarme plas, maar Kris vind het steenkoud. ‘Ik hoef niet’, kondigt hij aan en loopt zo kordaat als hij kan in het water, naar de kant. Kris voegt meestal onmiddellijk de daad bij het woord.

Met veel moeite krijg ik hem het water weer in (ik laat mezelf nat maken met een waterflesje, een offer) en als hij eenmaal door is vindt hij het heerlijk. Als een hondje spartelt hij door de plas. Maar Niek heeft het al snel koud. We gaan er uit en liggen te bakken in de zon. Er is weinig ruimte om te spelen in de schaduw en in de zon is het te heet. ‘Ik wil naar huis’, zegt Kris,  ‘het is hier zo heet… En ik wil een ijsje’. Jammer genoeg voor hem heeft oma zich voorgenomen vandaag nog geen ijsjes te gaan kopen.

Tussen de dikke pannenkoek van de vorige avond en een hele snoepketting (met dank aan het pannenkoeken restaurant, kunnen ze niet een beker snoeptomaatjes meegeven of zo?) zit slechts een moeizaam ontbijt (‘dit is ander brood dan dat van mamma’).
‘Ik zie suiker uit je oren komen’, zeg ik. Kris vindt het niet grappig.

Ze hebben er geen van beiden meer zo’n zin in. Niek heeft een poos een Amerikaanse voetbal heen en weer gegooid met opa en is moe.

We leveren de jongens af bij hun mamma vanwege een afspraak bij de oogarts en rijden zelf linea recta naar Kijkduin, waar een andere dochter woont en springen de (koude!) zee in.

Kijkduin

Die zee…wat is dat toch een verrukkelijke plas.

Kleine theologie

Fahrenheit speeltuintje

Mijn kleinzoons hebben bij gelegenheid interesse in het christelijk geloof.

Althans in de vorm die dat aanneemt bij hun opa en oma. Zelf zijn ze niet gewend om te bidden of naar de kerk te gaan. Dus het fenomeen bidden intrigeert hen wanneer ze dit waarnemen bij ons. Vooral kleinzoon Niek (7) heeft vele vragen. Hij vraagt zich bijvoorbeeld af waarom we altijd maar bidden voor het eten? Zélfs in het cafeetje waar we een tosti eten. ‘Vergeten jullie het nooit een keertje?’ wil hij weten.

Nou nee, zeggen wij. Waarom dan niet? Het is een manier waarop we willen zeggen dat we geloven dat alle eten van God komt, niet van onszelf, proberen we uit te leggen. ‘Nou, dan heeft God wel honderd armen en benen nodig om alles in de winkels te brengen’, zegt Niek met kinderlogica. Zonder het te beseffen omschrijft hij in kindertaal de grootheid van God die niet te bevatten is. We zeggen, het is meer als de lucht, die is overal en onzichtbaar en geeft aan iedereen leven.

Kris (4) leeft op bij het woordje onzichtbaar. Dat had hij al uitgevonden, dat de lucht onzichtbaar is. Het is er wel, hoor, want je ademt, maar je kunt het niet zien. Net als elektriciteit. Die zie je ook niet. Maar als die kapot is doet de lamp het niet. Dat had hij van pappa geleerd. En hij knabbelt verder aan zijn tosti.

Niek wil weten of wij geloven in één God of in meer goden. We begrijpen niet helemaal waar het vandaan komt, maar we zeggen dat we in één God geloven. Dat vindt weerklank. Eén God is veel sterker dan als je veel goden hebt, vindt hij.  Ja, ik geloof ook in één God, zegt Kris.
Jij bent een na-aper, zegt Niek.

OK, denken we, voor de vragen al te specifiek worden gaan we het maar over iets anders hebben. We willen de ouders niet voor de voeten lopen in de religieuze opvoeding. Dat is best lastig, vooral wanneer je in dit soort gesprekken terecht komt.

Fascinerend vind ik dat kinderen zo diep na kunnen denken. Vooral de oudste kleinzoon is vanaf heel jong nieuwsgierig geweest en heeft voor zichzelf al heel veel ideeën geformuleerd. Over goed en kwaad, over het verdwijnen van de dino’s , over doodgaan en leven na de dood.

Hij bouwt een wereldbeeld, zou je kunnen zeggen. Zoekt naar de betekenis van dingen.
En hij is nog maar zeven.