Herfst in Schiedam

Gisteren eindelijk een bezoek aan het graf van mijn moeder kunnen brengen, in Schiedam. Niet speciaal die dag uitgekozen, maar een mooiere dag in de herfst hadden we niet kunnen treffen. De zon scheen als was het zomer. De lucht knalde blauw en er was nauwelijks wind. 

Begraafplaats

Mijn moeder ligt dus begraven in Schiedam. Haar geboortestad, al heeft ze er niet haar hele leven gewoond. In de zestiger jaren, ik was toen tien of elf, verhuisden we naar het oosten van het land, vanwege het werk van mijn vader. Binnen een aantal jaren werd hij echter alweer ontslagen, overtollig geworden bij een fusie tussen het bedrijf waar hij in dienst was, met een ander bedrijf uit de randstad. Mijn vader was midden vijftig toen dat gebeurde. In mijn ogen toen stokoud. Pas bij het ouder worden ga je begrijpen wat een drama het voor hem was. Ik heb er eerder over geschreven.

Mijn vader en moeder verhuisden later terug naar Rotterdam en hebben daar, op een flat in Alexanderpolder, nog mooie jaren gehad. Mijn vader miste aanvankelijk wel de tuin en de schuur.  

Maar ze ondernamen samen nog twee keer een reis naar Korea, waar we toen woonden. Hij had echter een kwetsbare gezondheid overgehouden aan de vele stress en zorgen die het ontslag hem hadden bezorgd. Hij overleed net na zijn 72e verjaardag, aan longkanker. We begroeven hem in Schiedam. Zes jaar later stierf mijn oudste zus Loes een zelfgekozen  dood. Ook haar begroeven we op dezelfde begraafplaats.

Waar we niet voldoende bij stil stonden toen, is dat in Nederland de graven redelijk snel worden ‘geruimd’, zoals dat in verhullend taalgebruik wordt genoemd. 

Toen mijn moeder stierf hebben we daarom als familie een graf gekocht. Het voelde niet goed dat er geen graf, geen concrete plek was om bij tijden onze geliefden te gedenken. Ik was opgevoed met de gedachte dat dat ook helemaal niet nodig was. De persoon die daar begraven lag, is er niet meer, letterlijk tot stof vergaan. Dus wat heb je nog te zoeken bij een graf? Mijn moeders vader wilde zelfs  geen naam op zijn grafsteen. Niet nodig, vond hij dat. ‘Wachtend op de opstanding der doden’, meer niet.

Blijkbaar hebben we tegenwoordig meer behoefte aan rituelen. Niet dat je de doden terug wilt halen. Maar wel gedenken. Wat hebben we van hen ontvangen. Wat betekenden ze in ons leven. God plaatste hen niet toevallig in jouw leven. Je blijft verbonden met ze. Of je band nu sterk was of niet. En bij een graf kun je daar soms extra bij stilstaan. Een bloem neerleggen. Een kaars branden. Het zijn beperkte pogingen om vorm te geven aan de herinnering.

Anyway. Op de steen op mijn moeders graf staan ook de namen van mijn vader en van mijn zus Loes. 

Een plek van gedachtenis voor alle drie. Ik had een witte cyclaam gekocht, een van mijn moeders lievelingsplanten. Die ze vroeger eeuwigdurend altijd weer aan het bloeien kreeg. En ik las een gedeelte van een gedicht van Jacqueline van der Waals voor, een van mijn moeders geliefde dichteressen. Ze was als jong meisje lid van een declamatieclub. Gedichten uit je hoofd leren en zo mooi mogelijk opzeggen. Op mooie herfstdagen, zoals vandaag, citeerde ze altijd een zin uit een van die gedichten.

Hoe zullen daar de zalen zijn”

“Waar gouden de portalen zijn

Hier het hele gedicht.

Najaarslaan.

Ik keek in de gouden heerlijkheid

Van een najaarslaan,

Het was of ik goudene deuren wijd

Zag openstaan,

Het werd mij, toen ik binnen ging,

Of ik door gouden gewelven liep:

Ik aarzelde even, ik ademde diep,

Diep van verwondering.

Ik voelde mij eerst als een kindje, dat stout

Doet wat verboden is;

Ik sprak: ‘Zijn voor mij die gewelven gebouwd?

Ben ik zoo rijk, dat van louter goud

De gang mijner woning is?’

Toen sprak ik: ‘Deze gouden grot

Is immers geen menschenpaleis.’

Ik sprak: ‘Het is een betooverd slot,

Dat lang op sprookjeswijs

Geslapen heeft en stil gewacht,

Op één, die de poorten ontdekken zou,

De doode gewelven wekken zou

Van ’t huis, dat ieder menschenhuis

Te boven gaat in pracht.’

Ik sprak: ‘Hoe ben ik zoo rijk, zoo rijk!

Hoe ben ik zoo rijk, mijn God!

Welk aardsche woning is gelijk

Aan dit, mijn sprookjesslot?’

Trotsch, of ik een prinsesje waar,

Ging ik door ’t goud;

Aan beide zijden stonden daar,

Schragend de gangen, hoog en zwaar,

De zuilen opgebouwd.

Waar gouden de portalen zijn,

Hoe zullen daar de zalen zijn!

Ik zag aan ’t einde van mijn pad

Een kleine ronde poort,

Als blauw saffier in goud gevat,

En haastig, vol verlangen trad

Ik door de gangen voort.

Ik sprak: ‘Als bij mijn aankomst wijd

Die poorten openstaan,

In welk een groote heerlijkheid

Zal ik dàn binnengaan,

Indien van goud de gangen zijn,

Hoe groot moet mijn verlangen zijn,

De zalen in te gaan!’

Ik voelde me sterk met haar verbonden.

Thuis, hoe het voelt na drie maanden weg

Thuis is een begrip dat verandert naarmate je langer ergens bent wat niet je thuis is. Weg zijn wordt thuis en weer thuiskomen, vreemd. Dat duurt maar even natuurlijk maar het is een tussenfase die je niet zomaar kunt overslaan. Het is het aloude verhaal van de Amerikaanse Indiaan, die een pauze nam in zijn reis te paard, om te wachten op zijn ziel. Die deed er wat langer over.

Dit is mijn pauzefase. De koffers zijn uitgepakt, Ik weet weer waar de lichtknopjes in mijn huis zitten en hoe de TV werkt. Maar mijn bewustzijn, mijn ziel, is nog in Korea. Als ik aan buiten denk, voel ik eerst de zinderende hitte van Busan, voordat het doordringt dat het hier koel is. Ik kan gewoon buiten lopen zonder paraplu, factor 50 op mijn huid en pet op, al zoekend naar een eerste airconditioned cafe, winkel of museum.

Buiten hier is stil, met de geluiden van ganzen, meerkoeten en gierzwaluwen. Buiten hier is koele, frisse lucht, die ’s avonds kan binnenstromen door mijn open slaapkamerraam. Maar het vertrouwde zoemende geluid van de airco is weggevallen, en ik word wakker met het idee dat er iets niet klopt.

Ik ben gewend geraakt aan het gedrag van de mensen om me heen en het geluid van de Koreaanse taal. Muzikaal, expressief en af en toe verstaanbaar, waardoor het als achtergrond muziek werd. Goed voor HSP’ers die alles horen. Klanken als muziek op straat zijn voor mijn brein minder vermoeiend dan taal die ik versta.

Ik ruik nog de geuren van het eten, doordringend aanwezig in de hele  atmosfeer. Vooral in Busan, grote stad aan zee,  waar alles doordrenkt is van vis. Onze laatste B&B, in een appartement boven de vismarkt, lag bijna naast het vissershaventje. De ochtendvangst ging rechtstreeks naar die vismarkt. Grote, met plastic overdekte hallen waar vrouwen, vanuit eigen stalletjes, de verkoop deden. Allemaal met een roze rubberen schort, kaplaarzen en rubberen handschoenen aan. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat staan ze daar. Op een stenen grond, voortdurend nat gehouden, koeling door ontelbare airco’s langs de muur. 

Zowel groothandel als particulieren kunnen de nog levende vissen en schaaldieren uitkiezen. Dat brengt een zeer uitgesproken geur met zich mee. Niet vies, maar wel aanwezig. Een zilte, zoute, koude zeegeur. Er rondlopen is niet plezierig, wanneer je een dierenliefhebber bent. De glazen bakken met water  worden volgestouwd met inktvissen, soms meerdere in een netje. Abalone, mosselen, palingen, makreel, kokkels, en visachtige schepsels waarvan ik het bestaan niet kende, krioelen in te kleine, rubberen vaten.

Nu zijn het koeien die ik zie. Rustig grazend in het weelderige gras. Gevolg van de laatste regens hier, die we in Korea helemaal misten. Juli en augustus is de periode van het regenseizoen. Met hoosbuien en een hoog vochtigheidsgehalte. Dat laatste was er wel, soms to 90%, maar de regen, die de temperatuur wat doet dalen, ontbrak. Resultaat, hittegolf. Al weken.

Dertien uur vliegen bijna. Eindeloos lijkt het. De afstand tussen daar en thuis. Tussen daarthuis en hier. Korea is een land wat ik liefheb. Het achterlaten doet pijn. Weer aarden hier kost tijd. Een pelgrim, dat ben je wanneer eigenlijk ieder thuis een randje heimwee kent. Ik ben nog niet waar ik hoor. Dat helpt me ‘to travel light’. Mijn echte Thuis is bij Jezus. Nu en straks. Met grazige weides, vrolijke zon, communicatie in alle talen, en vast heerlijk eten!

De laatste week in Korea

Nog twee dagen en de thuisreis begint.  Na bijna drie maanden voelt het hier als (bijna) thuis. De taal begint weer wat makkelijker te stromen, mijn tong zit niet zo in de knoop als in het begin, en ik heb geen uur meer nodig om woorden te spellen voor ik ze lezen kan.

Aanvankelijk genoten we van een rustige periode in Cheonan, in het huis van de vrienden met wie we een house exchange deden. Zeven weken geven de luxe van volkomen ontspanning. Niet in je achterhoofd al in de tweede week de onbehagelijke gedachte van ‘niet teveel meer kopen, wánt we gaan bijna weg’. Mijn afwijking, maar ja, dat zit er nu eenmaal ingebakken. Vooruitdenken en -plannen. Met zeven weken in het vooruitzicht kon zelfs ik loslaten.

Na zeven weken verhuisden we naar het gasten-appartement van de Theologische School. Daar intensiveerde het sociale leven zich. We leerden veel mensen voor het eerst kennen, we hernieuwden oude vriendschappen en er werd veel gegeten met elkaar. Ik kan een dik fotoboek vullen met kiekjes van ons samen, met Koreaanse vrienden, aan het eten in allerlei restaurants.

De gastvrijheid van de Koreanen blijft ons verbazen. De vriendelijkheid, de tijd (en het geld) dat besteed wordt om het de gast naar de zin te maken, de aandacht voor detail, het is moeilijk in woorden uit te drukken hoe warm we onthaald worden. Gast zijn in Korea is het beste wat iemand kan overkomen.

De andere kant van de medaille is, dat veel voor je geregeld wordt en niet altijd zoals je het zelf had bedacht. Soms zit je al in een bus of taxi op weg naar weet- ik- waar, voor je een woord hebt kunnen inbrengen. We laten het meestal maar gebeuren. Het kost meer energie eigen plannen door te drukken dan ‘to go with the Korean flow’. Vooral Koreaanse vrouwen zijn mega regelaars. De jongere zeer digitaal bekwaam. In een ogenblik hebben ze schema’s, roosters, restaurants, gedownload en naar je doorgestuurd. Ze denken mee en voor je. Op den duur zou dat misschien gaan wrijven, maar we lieten het nu maar lekker gebeuren. Als kenners van hun eigen stad en land weten ze vaak ook beter wat en waar en hoe.

De tijd sinds de rest van het gezin kwam is voorbij geschoten (‘gevlogen’ dekt de lading niet). Vanaf de 20e juli dendert de family train als een razende roeland langs oude en nieuwe plekken van herinnering. Nou ja, een family train van veertien personen kent ook z’n vertragingen en uitval momenten natuurlijk. Maar iedere dag is tot het gaatje gevuld met activiteiten, onderbroken met koffiepauzes, eetpauzes, en meestal een duik in zee bij Haeundae of elders. Sommigen hebben kennis gemaakt met de medische wereld in Korea. Acupunctuur voor de een, met een schouder die op slot zat. En een ambulance voor de ander met een acuut geval van voedselvergiftiging. Ook dat allemaal in die ene week.

Vandaag is de laatste gezamenlijke dag. We gaan een traditionele markt bezoeken, de Gukzae Market waar ik vroeger, in de jaren tachtig, mijn boodschappen haalde. Toen stond daar, tussen de kraampjes, de enige super(achtige)markt waar wat, op westerse lijkende, producten te koop waren. Zoals de vieze Gerber babyvoeding potjes.

We zijn allemaal verliefd op het land. Opnieuw of voor het eerst. Juli is niet de beste maand om er te zijn. De hitte en vooral de hoge vochtigheid, gemiddeld 70%,  maken dat buiten zijn vermoeiend is. En niet lang vol te houden. De vele cafeetjes (nieuw fenomeen, de koffie cultuur) geven verkoeling tussendoor. Een museum, een wandeling in de schaduw van een cederbos, en vooral veel water maken het dragelijk.

Het verkeer is een nachtmerrie, vooral in Busan. Druk, plotseling wisselende rijbanen, getoeter en ongeduldige chauffeurs, het is zenuwslopend. Een familie verblijft op een plek (Yeongdo eiland) waar de wegen niet alleen horizontaal lopen maar min of meer verticaal, zo stijl. Iedere keer een uitdaging om daar te rijden. Vooral dat ene punt waar je omhoogrijdend opeens recht voor je niets meer ziet. De weg daalt daar 20% af, maar dat weet je de eerste keer niet. Je geeft gas in de hoop ergens uit te komen. Iedere keer weer een verrassing wanneer de weg er nog is.

Een volgende blog over wat we gedaan hebben in meer detail.

Lentekriebels, ik krijg er de kriebels van…

Minder animo voor Week van de Lentekriebels, ook Paarse Vrijdag onder druk https://www.trouw.nl/binnenland/minder-animo-voor-week-van-de-lentekriebels-ook-paarse-vrijdag-onder-druk~bcb09750/

De voorstanders van de Week van de Lentekriebels zijn zich slecht bewust van de grens tussen het zorgen voor veiligheid en respect voor iedereen in de samenleving en aan de andere kant het bevorderen van een bepaalde levensstijl.

Achter iedere keuze voor een levensstijl zit een levensbeschouwing. Die is niet neutraal, zoals de organisatoren menen.

Wie niet gelooft in een Schepper neemt zichzelf als norm voor goed of fout. Of wat de gangbare mening is in de maatschappij. Dat is een keuze. In een democratie mag dat. Dan kun je met elkaar in gesprek over in hoeverre die mening stand kan houden. Kijk naar de VS. Een meerderheid stemt voor Trump. Dus? We volgen die meerderheid? Of beoordeel je de standpunten van de meerderheid op diepere waarden?

Wie in een Schepper gelooft neemt als norm de levensregels van de Ontwerper, omdat je ervan overtuigd bent dat mens en maatschappij zo het beste tot hun recht komen. Ook bij die groep zijn onderlinge verschillen. Die bespreek je vanuit de normen en waarden die het geloof meegeeft. Word je het eens of niet.

Maar niemand is neutraal. Iedereen heeft het recht om bepaalde opvattingen te bekritiseren vanuit diepere waarden. De ene waarde mag in een vrije samenleving niet worden opgedrongen ten koste van een andere.

Wanneer er op scholen niet alleen over veiligheid en respect (terecht en nodig!) wordt les gegeven, maar daarnaast een bepaalde levensstijl wordt onderwezen als normaal en acceptabel die strijdt met de levensovertuiging van ouders, hebben die alle recht daartegen te protesteren. Dat is niet ‘zorgelijk’, dat is leven in een vrije samenleving waarin men niet gedicteerd wordt wat te geloven en doen, op straffe van canceling.8

Cheers to the ones that we lost

Voor Egbert. In memoriam

   Vandaag wordt een goede vriend van ons begraven. Onze vriendschap gaat terug naar de jaren negentig. Voor ons bewogen jaren. Terugkeer in Nederland na bijna negen jaar in het Verre Oosten. Voor het eerst een gemeente. Voor het eerst alles zelf doen in ons gezin van zes, zonder de steun van onze adjoemoni, de hulp die als een gezinslid was. Echtgenoot veel op pad als predikant, op tijdstippen dat de kinderen thuis waren of juist overal heen moesten voor sport en muziek.

   Daarnaast de nabijheid van familie die veel zorg nodig had. Mijn zus Loes die psychisch ziek was, mijn zwager, man van een andere zus, zwaar ziek met kanker. En mijn moeder, nog niet zo lang weduwe. Zij kwam vaak en ik had van haar ook steun. Maar haar grootste zorg ging uit naar Loes. Haar oudste dochter en omdat het slecht met haar ging, was mijn moeder vaak verdrietig.

   In die jaren was het huis, om de hoek, van onze vrienden Jetty en Egbert een plek waar ik me even verzorgd voelde. Altijd gastvrij en hartelijk binnen gehaald, met een dikke knuffel van Egbert, kon ik even neerploffen op de bank. Boeken snuffelen die overal in stapeltjes lagen. Een babbel hebben onder het genot van een glaasje sherry (dat dronk ik nog in die tijd..). Er was altijd tijd en aandacht, beide zaken waar ik naar snakte.

Egbert in zijn element

  Toen Loes een einde aan haar leven maakte volgden er donkere dagen en maanden. Ongezien, maar voelbaar was er de steun van vrienden, waaronder ook Egbert,  onze buurman om de hoek.

  Egbert wordt vandaag begraven. Ik kan er niet bij zijn omdat ik de griep heb. Op deze manier, door over hem te schrijven, ben ik er toch een beetje bij. Mijn herinneringen aan Egbert (en Jetty!) blijven voor altijd verbonden met die aan mijn zus Loes. Op een troostende, warme manier. In donkere dagen is er het licht van de liefde en nabijheid van vrienden.

Mijn oudste zus Loes 1947-1992

  Dank je wel Egbert. Rust zacht in Gods armen. Tot ziens in Jeruzalem.

” Cheers to the ones that we lost, toast to the ones that we lost,  cause the drinks bring back all the memories, and the memories bring back memories bring back you!”

Alawieten die Syrië recent zijn ontvlucht vertellen de meest gruwelijke verhalen

Aldus het laatste nieuwsbericht van de NOS.  https://nos.nl/l/2558839

Wie zijn alawieten?

   Ik had 2 jaar geleden nog nooit gehoord over deze stroming in de Islam. Het is een afsplitsing van de shi’itische islam en wordt door shi’iten als ketters beschouwd. Shi’itische moslims worden weer door Soenni moslims als afvallig beschouwd en dat is wederzijds. De conflicten komen voort uit o.a. verschillende opvattingen over wie rechtens de  opvolger van de profeet Mohammed genoemd mag worden. In de wereld zorgt die tweedeling voor grote spanningen. Kijk maar naar Iran en Irak bijvoorbeeld op het kaartje.

   De Syrische statushouder die wij via #takecarebnb een tijd als gast in huis mochten hebben, was Alawiet (Inmiddels is hij agnost. Zeker geen moslim), zoals de meeste inwoners van het district Latakia, in het Noordwesten van Syrië, dichtbij Turkije. Ook de voormalige dictator Assad was Alawiet. Zijn familie en regime-genoten woonden veelal in Latakia en omgeving. Alawieten dragen geen hoofddoek, hebben hun eigen rituelen en houden geen ramadan, maar vasten op andere tijden. Het is een vorm van verlichte Islam.

Alle alawieten verdacht

  Iedereen die uit het district Latakia komt is nu per definitie verdacht. De ondrukkers vader en zoon Assad woonden er, hun aanhangers woonden er in meerderheid en dus moet iedereen daar nu weg. Dood of levend. Ook christenen die er wonen worden aangevallen. Alle naar verluid duizend doden zijn burgers. Wat begon als een onderlinge strijd tussen milities werd een vergeldingsactie tegen de alawietische minderheid.

   Vanaf het begin van de overname door de nieuwe groepering HTS, zei onze Syrische vriend dat dit slecht nieuws was voor minderheden in Syrië, vanouds beschermd onder Assad. De nieuwe regering bestaat uit voormalige Al Quaida leden. In het openbaar zegt de leider Al-Sharaa  het geweld te hebben afgezworen en dat minderheden een plek moeten hebben in het land. Hoe zijn regering met deze geweldsuitbarsting om zal gaan zal uitwijzen of dit loze woorden zijn of niet.  Van ex-moslims hoor ik wel dit soort uitspraken, waaruit het grote wantrouwen blijkt:

Nog liever machtsovername door Israël waar een westers rechtssysteem heerst, dan een islamitisch regime

  

Overzichtskaartje van Syrië

Laat er vrede komen

   Ik bid voor alle Syriërs, alawiet, soenni of shi’it moslim, christen, joods, druzen, agnost of wie dan ook. Dat er alsjeblieft een blijvende, duurzame vrede mag komen. Vele Syriërs, Iraniërs, Irakezen en Afghanen verlangen naar verzoening en vergeving en komen in ons land tot geloof in Jezus. Ze zijn zo moe van de haat en het geweld in hun land. Is het christendom dan zoveel beter? In de basis geloof ik dat zeker. Die basis is de persoon Jezus Zelf. De kern van Zijn boodschap is liefde. Voor God en de naaste.  Niet een ideologie van overheersing en uitsluiting, niet een opdracht om alle volken te onderwerpen, goedschiks of kwaadschiks. Maar een opdracht om je te verzoenen met God, lief te hebben als Hij, licht te zijn, te helen en vredestichters te zijn. Lukt dat altijd? Nee, want christenen zijn slechte vertegenwoordigers van Jezus. Maar het kwaad dat zij hebben aangericht is niets vergeleken met het lijden en de dood van vele miljoenen onder niet-christelijke overheersingen. En de vruchten in de vorm van zorg, onderwijs, en het streven naar algemeen welzijn van mens en dier zijn nog altijd tastbaar in het westen. Nog wel.

Naschrift

   Een goeie vriendin wees op het vreselijke kwaad van en de grote schuld die de kerk heeft bijvoorbeeld t.a.v. misbruik van kinderen. En dat dat toch niet te onderschatten valt. Ik geef dat onmiddellijk toe! Daarom zei ik ook dat christenen slechte vertegenwoordigers zijn van Jezus.

   Het kwaad schuilt in ons allemaal! En dat betekent dus altijd alert zijn geblazen. Maar wanneer je een stap achteruit zet en kijkt naar wat niet-christelijke beschavingen of regimes als dat van Hitler, Stalin, Mao, of de Romeinse keizers voor mijn part ervan gebakken hebben, dan zie je dat het daar vele malen erger was.  De gruwelijkheden (de Romeinen gooiden pasgeboren babies op straat als de vader het niet wilde), onderdrukking, ontmenselijking, met als resultaat tientallen miljoenen doden! Het boek ‘Dominion’ van de Britse historicus Tom Holland laat dat op indrukwekkende wijze zien.

   Objectief gezien heeft het christendom meer goeds gebracht dan die andere ideologieën. De tien geboden hebben de Westerse maatschappij een diep besef van goed en kwaad en morele verantwoordelijkheid meegegeven. En de bergrede van Jezus: Hebt uw vijanden lief…zegen wie u vervolgen.   

    Het is niet omdat wij persoonlijk beter zijn. Het gaat erom op Wiens leer een maatschappij zich baseert. Leven volgens de instructies van de Schepper geeft betere resultaten dan wanneer je je eigen theorieën bedenkt. Zoiets bedoel ik. Tom Holland kwam erachter tijdens zijn research voor het boek, tot zijn grote verbazing. Hij was niet gelovig en gefascineerd door de Romeinen. Gaandeweg begon hij te zien dat zij zeer wreed en gewetenloos waren en dat het vroege christendom onnoemelijk veel goeds bracht. De gelovigen raapten de baby’s van de straat. Verzorgden zieken en stervenden. Gaven armen voedsel en onderdak. Ik zie de prille contouren van een sociaal stelsel.

Misschien moet ik maar een aparte blog over het boek van Tom Holland schrijven.

Een dikke pil maar goed leesbaar!

Korea 2024

De reis erheen – de vlucht

Het is twaalf uur vliegen. Helaas zonder overstap. Ik heb geen moeite met een overstap. Het breekt de reis op, je kunt wat lopen, en je hebt een paar uur wat meer ruimte en afleiding om je heen. 

Deze vlucht doet het in een keer. Voor mijn achterwerk en benen een beproeving, maar je moet er wat voor over hebben om je vorige thuisland te bezoeken. Het doel is eerst Seoul in Zuid-Korea. De vlucht kan korter, maar dan moet eerst meneer Putin zich beter gaan gedragen. Over Oekraïne en Rusland vliegen is momenteel geen optie  We vliegen nu over andere, mij soms onbekende landen, met fascinerende namen.

Ik heb een gezellige buurman, uit Amsterdam, op weg naar de bruiloft van zijn zwager met een Koreaanse. In de loop van de reis legt hij me geduldig alle dwarsverbanden en etnische achtergronden uit van de familie van zijn vrouw. Bangladesh, Myanmar, India, alles komt voorbij. Zwagers en broers van de zussen van de moeder van….Het duizelt me, maar ik knik braaf ja en oh, want hij vertelt heel gezellig met een Amsterdams accent. Zijn familie komt gewoon uit de Jordaan.

We vliegen naar het oosten, vooruit in de tijd.  We brengen de nacht door in onze krappe stoelen. Echtgenoot zit 9 stoelen verderop. Om wat beenruimte te krijgen konden we alleen stoelen apart boeken, bij de nooduitgangen. Het zij zo.

Eindelijk komt dan de mededeling dat we gaan landen. Iets verderop zit een stel met een baby, die na twaalf uur nog steeds lacht en gezellig kraait. Ik bewonder haar/hem. Ik ben geradbraakt. 

Van het vliegveld naar het hotel

Maar we zijn er nog niet. Wel op het  vliegveld, ruim en licht, met wit marmeren hallen en draaiend als een geoliede machine. Via eindeloos de diepte in afdalende roltrappen, komen we in de krochten van de metro. Ook de perrons daar zijn van marmer en mensen stellen zich keurig op in rijen om in de treinen te stappen.

De reis gaat soepel. Nog een uur in de trein en we komen aan op het Centraal Station van Seoul. Opnieuw paleiselijk ontworpen en strak georganiseerd.

Het hotel

En nu de korte wandeling naar het hotel, dat op loopafstand van het station ligt.

De afstand is niet groot, maar met 18 kilo in de koffer en 5 op mijn rug is een wandeling van 10 minuten toch wel een uitdaging. Het is ook nog eens 19 gr., ik heb te warme kleding aan en de weg loopt omhoog. En ik heb al 24 uur of zo niet geslapen. Het voelt als een berg beklimmen met de verkeerde kleding en schoenen aan.

Het lukt. We vinden “Seoul Station R Guesthouse”. In een achteraf straatje. Het  blijkt een gribusplek. Bij de ingang staat rechts een rij afvalbakken, open. Links manden met vuile was. Ertussenin, om het wat op te vrolijken, staat een stoffig tafeltje met vettige plastic bloemen. Welkom.

De hal van ons hotel in Seoul

We moeten eerst een trap op. Met die zware koffers. Het is even slikken. Hoe hebben we dit ooit uit kunnen kiezen? Booking heeft ons voorgelogen met een hoge rating en slimme foto’s. Voor we elkaar verwijten gaan maken, zetten we eerst maar de airco aan. Dat helpt. De bedden voelen goed. Dat helpt ook. We hoeven er tenslotte maar een nacht te slapen. Een douche zou lekker zijn, maar de douche zit pal naast de WC pot en de hele badkamer is dan kleddernat. De wastafel zit verstopt. Het water loopt alleen weg door een lek in de afvoerpijp. Vandaar natte sokken. We moeten er bijna om lachen.

We gaan maar naar bed. Eindelijk slapen. Morgen is alles anders!

Memories of Korea 1980-1988; 5

Onze eigen flat

Dit is het vervolg in een serie die ik schrijf over onze periode in Zuid-Korea in de jaren tachtig.

De vorige blogs vind je hier en hier en anders via de categorienlijst in de rechterkolom onder Korea.

Het moment is eindelijk aangebroken, we gaan verhuizen naar ons eigen huis. (zie pijl). Een piepklein flatje in een nieuw gebouwd complex van appartementen, redelijk luxe voor die tijd. Flats waren populair en gewild in onze tijd in Korea. Men voelde zich er veilig en er was meer comfort. W.C´s met doorspoelknoppen.  Badkamers en  keukens met stromend water. Dat waren in de jaren tachtig nog exclusieve zaken. Het grootste deel van de bevolking woonde in kleine huisjes, met een of hoogstens twee kamertjes, waar vaak de entree tevens fungeerde als keuken, het toilet gedeeld werd met meerdere buren en waar ook geen riool was. De stinkende poepwagens die één keer in de week de verzamelde prut kwamen leegzuigen waren alom berucht. In de smalle steile straatjes tegen de hellingen aan kon geen vrachtwagen met zuiginstallatie komen, dus liepen er mannen met een juk, waaraan twee emmertjes gore zooi hingen. De stank was zo penetrant dat het niet hielp om je neus dicht te knijpen. Het drong door al je poriën naar binnen.

Vandaar dus het enthousiasme over flats. Hoe klein die ook waren. Daar zat een Koreaan niet mee, want men is graag dicht bij anderen. Wij vonden de flat wel klein, maar het was een eigen plek dus voelde het als luxe. Woonkamertje, eetkamer, keuken, en twee slaapkamers. De kinderen sliepen samen. De oudste,  Jesseka in een eigen Hollands Hugo–bed en baby Lukas kon eindelijk uit zijn reiswieg in een ledikantje. In Nederland had hij de laatste dagen voor vertrek bij mijn ouders thuis, ook al geslapen in zo’n reiswiegje. De aanblik ervan bezorgde mijn moeder een huilbui na ons vertrek. Ze schrijft: 

Ik had me op Schiphol flink gehouden. Dat vertelde ik aan Jacques (mijn broer). Hij zei dat ik juist gewoon even lekker moest huilen. Toen ik op zolder de wieg zag staan kwamen de tranen, het luchtte op’. (feb.1980)

Wat stonden we weinig stil bij het gemis dat zij als ouders moesten ervaren. Nu ik de brieven teruglees, dringt het pas echt tot me door. Ze misten niet alleen mij en Kim, maar ook twee kleinkinderen. Ik waardeer eens te meer hoe ze ons de ruimte gaven om te gaan, zonder druk op ons uit te oefenen.

Maar terug naar ons huis. Er was een balkon, afgesloten met glazen schuifdeuren. Daar moest de wasmachine komen die we nog niet hadden. In de badkamer was zowaar een echte douche en de WC met spoeling dus, voor ons weer een luxe na een maand zonder bij de familie Hard. We leefden nog in de illusie dat de douche het ook werkelijk zou doen.

Op een ochtend zouden de spullen uit de container worden gebracht door een verhuiswagen. Die wagen bleek een open truck te zijn waarin de chauffeur met zijn collega´s de inhoud op wonderbaarlijke wijze in de achterbak hemelhoog hadden weten op te stapelen. Daar waren de Koreanen meesters in, om in een kleine ruimte een onbeschrijfelijke hoeveelheid dingen te kunnen meesjouwen. Op handkarren of bagagedragers van fietsen werd gigantische ballast versleept. Onze collega´s hadden ooit een kledingkast laten maken die bezorgd zou worden. Op een gegeven moment zien ze iemand met een fiets de steile heuvel af komen sjezen met achterop een kast van 1.80 hoog. Heel knap en behendig, vooral als je het verkeer in rekening brengt dat moordend was.

hoeveel kilo kool deze man op een gammele fiets vervoert?

Het verhuisbedrijf in Nederland had alles zeer grondig ingepakt voor verscheping. Ieder lepeltje, ieder kopje, elk vaasje, elk stuk speelgoed was verpakt in bubbeltjesplastic. Het uitpakken was een uitdaging en een geduldwerk. Maar het weerzien met onze eigen spullen was plezierig na twee maanden van omzwervingen. Hoe we alles gingen inpassen in het mini-flatje was een uitdaging. Maar het voelde goed. Nu begon het echt!

Jesseka en Henk Gootjes spelen ziekenhuisje

Voor de kinderen was het ook goed een eigen plek te krijgen. Hoewel ze zich uitstekend vermaakten en ik me niet kan herinneren dat ze onrustig waren. Ze hadden ook een leeftijd dat het vooral belangrijk is dat je er als ouders bent en verder was het dan wel goed. We hadden veel tijd voor elkaar omdat Kim nog niet werkte en ze kregen ook veel aandacht van anderen. Soms te veel, vooral van Koreanen, die gek zijn op kinderen en ook graag in wangetjes knijpen. Maar we hadden niets te klagen. Ze waren gezond, Lukas gedijde en was een vrolijke, makkelijke baby. Ik voedde hem zelf en toen de tijd voor hapjes aanbrak, kon ik gelukkig Amerikaanse potjes babyvoeding kopen. Gerber ́s baby food. Niet te eten, vond ik het toen al, zeker als ik het vergelijk met wat ik proefde van de Olvarit potjes van onze kleinkinderen in die leeftijd. Brood was lastiger. Er was uitsluitend wit brood te koop,  klef en plakkerig, dat alleen te eten was wanneer je het in de toaster deed. De kleintjes die erop sabbelden maakten er complete deegballetjes van die dan vervolgens in hun keel bleven steken. We verlangden naar volkoren brood, maar dat zou ik zelf moeten bakken. Een heel proces van graan kopen, wassen, drogen, malen en dan pas deeg maken en broodbakken. Dat zou nog wel een paar jaar duren voor ik daar ruimte voor kreeg.

A day well spent

Voor ik weer enkele decennia terug ga in de tijd naar Zuid-Korea, een klein verslag van een welbestede dag, afgelopen zaterdag in Waltham, VS. We logeren hier tijdelijk in het huis van vrienden die elders wonen.

Ik had gelezen dat er hier in Waltham, een kunstmuseum is. Op de website leek het de moeite waard, dus, op een stralende zaterdagochtend daarheen getogen. Rose Art Museum is verbonden met Brandeis University, een bekende universiteit hier in de omgeving met Joodse wortels. Er studeren zo’n 5000 studenten, van wie naar schatting 25% van Joodse afkomst zijn. Gesticht in 1947, oorspronkelijk voor Joodse studenten en andere leden van etnische minderheden, die vaak niet op andere opleidingen terecht konden of discriminatie ondervonden.

Het museum heeft de reputatie op te komen voor sociale gerechtigheid en kritisch te zijn op racisme en discriminatie in de samenleving. Een fenomeen waar we in Nederland ons eigenlijk nog maar net bewust van zijn geworden, is in Amerika zo verweven met alles op het gebied van media en culturele uitingen dat je er wel eens moe van wordt. Maar, ik geef direct toe, ik behoor tot de witte, bevoorechte laag van de bevolking, zonder een geschiedenis van slavernij en discriminatie. Voor mij is het dus makkelijk praten. Niet dat ik in mijn familiegeschiedenis terug kan gaan op veel aanzien en geld. De meeste van mijn voorouders waren arm, moesten sappelen en behoorden tot de arbeidersstand. Zeker die van mijn vaders kant. Maar dat is niet hetzelfde als slavernij en racisme hier in de VS en in ons land.

Maar goed, terug naar het museum. We kwamen terecht in een mooi, licht en ruim gebouw met de kunst heel prettig tentoongesteld.

De eerste zaal was gewijd aan kunst van nazaten van tot slaaf gemaakte Afrikaanse bewoners van Amerika. Of werk dat die vreselijke erfenis en het trauma daarvan tot onderwerp had. Er hing ook werk van de oorspronkelijke bewoners van Amerika, First Nation People, dat de onderdrukking die zij moesten ondergaan vertolkte. Niet alles vond ik even geslaagd. Te filosofisch, te dik erboven op. Maar een paar werken waren indringend. Zoals de onderstaande installatie van Radcliff Bailey (interessant artikel over zijn kunst)

Onderstaand bord staat bij de ingang van het museum. Zeer bewust dus van de geschiedenis van de plek.

Het museum is gebouwd op land dat behoorde aan de oorspronkelijke bewoners van het gebied, de Massachusets Native American stam.

Na het kritische gedeelte bekeken we nog een zaal met schilderijen van o.a. Susan Lichtman en Willem de Kooning. Kunst waar ik blij van werd. Heel kleurrijk, origineel, semi-realistisch.

Wildlife Refuge

In de auto aten we op z’n Nederlands onze meegebrachte bammetjes en een mandarijntje. En daarna reden we met Google maps als gids richting een plek om te wandelen. Het was tenslotte een stralende dag. Zon, weinig wind en de temperatuur rond het vriespunt.

Een plek om te wandelen vinden bleek nog niet zo eenvoudig. Wat volgens Google het begin was van een mooi wandelpad blijkt in de praktijk tot tweemaal toe privegrond te zijn, door buurtbewoners met hun enorme villa’s ontoegankelijk gemaakt. Niet bestemd dus voor ons buitenstaanders. Na nogal wat heen en weer rijden, een smal pad oprijden wat iemands oprit bleek te zijn, een achterlicht kapot rijden bij het achteruit weer terug navigeren, vonden we eindelijk een mooi gebied.
Great Meadow Wildlife Refuge. Daar hebben we heerlijk gewandeld en genoten van de zon. Een groot deel ervan bestaat uit wetland, drassige en ondergelopen gebieden. Blijkbaar in de 20e eeuw volledig vervuild door een textielfabriek die er chemicaliën loosde. Inmiddels volledig schoon en een trekpleister voor vogels en vissen. Dat geeft altijd weer hoop. Het kan dus wel!

Memories of Korea 1980-1988 – I

Korea Jaren 1980-1988, wat eraan vooraf ging.

Het is voorjaar 1979. Ik ben 24 jaar en zwanger van ons tweede kindje. Samen met echtgenoot Kim en onze dochter Jesseka van ruim drie, verheug ik me op de komst van de nieuwe baby. We wonen in Kampen op een flat en zijn bezig met onze toekomst. Kim heeft zijn studie afgerond. Een (wat nu zou heten) Master theologie. De tijd is aangebroken om een nieuwe stap te zetten. 

Eck en Wiel

Vier jaar eerder, in de zomer van 1974, ontmoetten Kim Batteau, Amerikaan van geboorte, en ik elkaar op l’ Abri, een christelijk studiecentrum in Eck en Wiel, in de Betuwe. Het is liefde op het eerste gezicht en om samen naar Duitsland te kunnen gaan, waar Kim zijn studie theologie wil voortzetten, besluiten we na twee maanden te trouwen. Een nogal schokkende beslissing voor de omgeving. Maar, wonderlijk genoeg, we zijn zeker van elkaar en zetten door. Nu, na bijna vijftig jaar samen, een goeie beslissing dus!

Al voordat we trouwen blijkt dat Duitsland niet door kan gaan, vanwege allerlei praktische redenen. Kim zet zijn studieplannen tijdelijk op een laag pitje en gaat werken als  computerprogrammeur, een tweede beroep dat hij in de VS al heeft beoefend, om inkomsten te genereren.

Rotterdam

Op de dag na onze bruiloft in oktober van hetzelfde jaar verhuizen we, heel romantisch, naar Rotterdam. We wonen er een jaar. Eerst op een zolder appartement waar de douche de eerste dag al stuk is en de ‘keuken’ op de overloop is. De keuken is een tafeltje met daarop een tweepits gasstel. Ik kookte desondanks enthousiast gevulde paprika’s en dat soort gerechten uit mijn nieuw aangeschafte Margriet kookboek. Ik zocht naar bezigheden, passend bij mijn idealen, maar uiteindelijk was het praktischer om voorlopig als receptioniste te werken. Via een uitzendbureau werkte ik op diverse plekken en vond het werk prima. 

Ik raakte zwanger en dat verliep minder voorspoedig. Vanwege een dreigende miskraam schreef de huisarts me bedrust voor. In die tijd nog de gebruikelijke methode. Ik lag zes weken op de bank bij mijn ouders, maar de miskraam kwam toch op gang.
“ Ga maar een nieuwe bakken”, zei de gynaecoloog in het ziekenhuis, terwijl ik verdrietig de pijn lag te verbijten. Patiëntvriendelijkheid hoorde nog niet bij de opleiding. Waarom ik me zo leeg en doelloos voelde na die miskraam ben ik pas later gaan begrijpen, toen er meer aandacht kwam voor die ervaring.

Ondertussen hadden we een betere woonplek gevonden in het centrum van Rotterdam, bij de Heemraadsingel. Een bovenwoning voor een lage prijs, omdat we in opdracht van de zoon, ook een oogje in het zeil moesten houden op zijn vader, de bejaarde, allerliefste eigenaar van de woning, die beneden ons woonde en tegen wie zijn zoon vaak stond te schreeuwen. Naar om aan te horen.

Amsterdam

Het lukt Kim na een jaar om toch de studie weer op te pakken, nu aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ik ben twintig jaar oud en zeven maanden zwanger van ons eerste kindje wanneer we op een steenkoude dag in februari verhuizen naar Amsterdam, waar we in de Bijlmermeer een ruime flat hebben gevonden. Het was zo koud dat alle planten die we in het busje met de rest van onze bezittingen vervoerden, dood vroren.

Kim studeert en werkt tevens als glazenwasser om verzekerd te blijven. Tenslotte is er een baby op komst. Dan wordt onze oudste dochter op tweede Paasdag geboren. 20 april en het vroor nog! Wat waren we blij met haar. Ik sliep de eerste weken slecht omdat ik me zo verantwoordelijk voelde. Iedere kik, ieder geluidje deed me toesnellen, zou er iets zijn? Opeens zo’n klein hoopje mens in mijn leven, het was een ingrijpende ervaring, waar ik tegelijk enorm van genoot.

De Bijlmer was een prima plek om te wonen toen. Heel groen, rustig en we hadden vrienden in de directe omgeving. We bewaren er goede herinneringen aan.

Kampen

Na 1,5 jaar volgt een nieuwe verhuizing. Kim zet zijn studie voort in Kampen aan de Theologische Universiteit daar. We vinden een flat (dat was toen nog eenvoudig) en settelen in onze nieuwe woonplaats. We spreken nu over 1978. Vier jaar geleden trouwden we en we wonen nu in ons vierde huis. Er zullen er nog vele volgen. Ik kan me van toen niet herinneren dat ik er moeite mee had. Goede vrienden woonden een verdieping onder ons en ik voelde me thuis. Ook waren de woningen zelf steeds een verbetering qua comfort en ruimte. In de derde plaats raak ik, tot onze blijdschap, weer zwanger van onze tweede baby.

Kim slaagt voor zijn laatste examens en is dan klaar met zijn studie. De toelage van de school (voor buitenlandse studenten) stopt abrupt. Ik zie nog de voorzitter van de commissie die de toelages regelde, voor me die het nieuws kwam brengen. Heel rustig:  ‘Volgende maand stopt uw toelage’. Mijn hart zakte in mijn schoenen. Ik zag ons al op straat zwerven met zijn drieen.

We moesten nu dus vaart maken met een beslissing over wat we gaan doen. Predikant worden? In Nederland blijven, naar Amerika gaan of in een ander Engelstalig land?
We groeien toe naar een toekomst in Canada. Er zijn gemeenten daar die een predikant zoeken en het lijkt een goed land om te wonen. Mentaal beginnen we ons voor te bereiden op een emigratie.

Dan komt er een onverwacht verzoek binnen dat een emigratie van een heel andere orde zal gaan betekenen. Kim wordt gevraagd, samen met nog een collega, docent theologie te worden in Zuid-Korea. Tevens zouden hij en zijn collega optreden als contactpersoon tussen de Koreaanse kerken en die in Nederland. Dit verzoek kwam van de kerken in Korea, waarmee al een aantal jaren een officieel contact was. Liever dan geld, mankracht, is hun verzoek.

Voor mij ligt er geen concreet verzoek of een specifieke opdracht. Maar in het hele proces van ondersteuning en communicatie zou ik natuurlijk ook een grote rol spelen en het was daarom erg belangrijk dat ik de onderneming zag zitten. Met een peuter van drie en zwanger van de tweede een hele uitdaging. 

Het verzoek komt voor ons als een totale verrassing. Wonderlijk genoeg staan we er eigenlijk direct positief tegenover, hoewel we dat nauwelijks aan onszelf durven toegeven. Het was toch een behoorlijk uitheemse bestemming vergeleken met Canada! Aan de andere kant, ergens heen vertrekken in het buitenland zat al in de pijplijn, dus welk buitenland leek in principe niet zoveel uit te maken. Ik had eerlijk gezegd nauwelijks van Zuid-Korea gehoord, zoals velen met mij, maar ‘Azië’ trok ons wel. De Koreaanse medestudenten van Kim die we hadden leren kennen, waren vriendelijk en het eten dat ze klaar maakten was lekker. Oppervlakkige redenen, toegegeven, maar het kwam voorbij. We besluiten na rijp(er) beraad en gebed op het verzoek in te gaan en daadwerkelijk binnen afzienbare tijd naar Zuid-Korea te vertrekken. Het is augustus 1979. 

Meppel

Het is allemaal nogal onwezenlijk. Hoe bereid je je voor op zo’n majeure verandering? De taal leren is onze eerste prioriteit. In Leiden kunnen we een beginnerscursus Koreaans volgen aan de universiteit. Maar eerst moet er (weer) verhuisd en een baby geboren. In september, de laatste maand van mijn zwangerschap, vertrekken we naar Meppel. Verhuizen met een toeter van een buik is inmiddels mijn specialiteit, maar het is niet echt leuk. Vanuit Meppel bezoeken we nog een paar keer een bevriend Koreaans echtpaar dat ons het alfabet leert. Het Koreaans heeft een eigen alfabet dat logisch is opgebouwd. Na een paar weken oefenen kennen we de letters, maar daarmee begrijp je de taal nog niet. En na de bevalling ben ik natuurlijk alles compleet vergeten.

Zo wonen we opeens vanaf september 1979 voor vier maanden aan de Pelikaanstraat in Meppel en leren in afwachting van de geboorte de prachtige omgeving van Drenthe kennen. Mooi meegenomen. Het huis daar hebben we tijdelijk ingericht met tweedehands spullen, met veel steun van de leden van de kerkelijke gemeente en toen kon de baby komen. Op twee oktober 1979 rond 10 ’s ochtends uur krijgen we een kerngezonde zoon, die we Lukas Michael noemen .

Wereldreis

Lukas zal maar twee maanden in Nederland wonen. Begin januari 1980, zullen hij en grote zus Jesseka, die dan 3 jaar en 9 maanden is, aan hun eerste wereldreis beginnen. Via de ouders van Kim in Boston, Verenigde Staten, waar we een week of drie logeren en Los Angeles waar een broer met zijn gezin woont, reizen we naar Tokio, Japan. Van een koud Nederland, naar een nog kouder Boston, naar zwoel Californië. Dan na weer een week door naar koud Tokio. Daar zullen we ons collega-gezin ontmoeten om samen verder te reizen naar Busan, Zuid Korea. Een grote havenstad, in het uiterste zuidoosten van het land. Onze nieuwe woonplaats.

Dit zal onze nieuwe woonplek worden in 1980. Maar eerst nog even niet niet.