Repeterende breuk en pillen

Ik moet eerlijk toegeven dat ik niet meer weet waar het rekenkundig voor staat: repeterende breuk. Maar in de overdrachtelijke betekenis weet ik het maar al te goed. Ik heb laatst mijn eigen blogs herlezen in de categorie Depressie en was verbaasd om te zien hoe die repeterende breuk mijn leven van de afgelopen, laten we zeggen, acht jaar bepaalde.

Ik heb een aantal blogs geschreven over mijn Black Dog, (zoals Winston Churchill de depressies waar hij aan leed noemde). Die achtervolgt me namelijk bij tijden genadeloos. Na het herlezen van de blogs besefte ik dat er wel degelijk  een patroon zit in de schijnbaar willekeurige periodes van depressie die me overvallen. Iedere keer ben ik op de terugweg van het afbouwen van de anti-depressiva.

Het verloopt zo: Het gaat een tijd goed– Het gaat nog steeds goed– Het gaat in feite prima! –Waarom eigenlijk nog steeds die pillen slikken?– Voorzichtig begint deze vrouw met kruimeltjes minderen. Heel langzaam ga ik terug in dosering. Ik neem na iedere stap de tijd om aan te zien hoe het gaat. Best wel goed, is dan de conclusie, en ik noteer een klein gevoel van triomf.

En dan, na verloop van een aantal maanden, begint de schommeling. Die heb ik aanvankelijk niet door. Logisch. Iedereen is wel eens onevenwichtig, toch? Prikkelbaar, somber, lusteloos of wat dies meer zij. Langzaam, maar wel zeker, begint die stemming echter te overheersen. Het kost steeds meer energie om ‘gewoon’ te leven. Oh, dat heerlijke ‘gewone’ leven….Het is moeilijk uit leggen hoe moeizaam het leven verloopt van iemand die depressief is. Het malen in je hoofd, het negatieve wat dreigt over te nemen, de zelfbeschuldigingen die je steeds het hoofd moet bieden, de gevoelens van minderwaardigheid, het ontbreken van iedere natuurlijke vorm van ‘zin’. Weten dat het de depressie is, maar toch…Vooral dat constante ‘gesprek’ met jezelf is zo uitputtend.

Als het eenmaal zó ver is weet ik: tijd voor actie. En dat is tot nu toe iedere keer weer een gang naar de huisarts die zegt dat ik gewoon mijn pillen moet slikken en niet moet minderen. Blijkbaar heeft mijn brein die dosis nodig om ‘gewoon’ te functioneren. (Mijn grote zus zegt het trouwens ook altijd, ga nou niet minderen..)

Goed de conclusie is dat ik accepteren ga dat 2 pillen per dag er ‘gewoon’ bij horen. Naast het diabetes pilletje. De hogere dosering begint weer aan te slaan en het leven begint weer ‘gewoon’ te worden. Goddank.

En nu weer regelmatig bloggen. Want daar is geen ruimte voor als de Black Dog in mijn nek hijgt.  Ik zie zijn staart nu in de verte en hoop dat hij lang weg blijft. Ik beloof geen dingen te doen die hem terugroepen!

Deze YouTube video is van de WHO (World Health Organisation) en gebruikt ook het beeld van de Black Dog op een hele verhelderende en humoristische manier. De moeite waard om even te kijken.

Vrouw van een dominee 7, Wat als?

Iedereen loopt wel eens rond met de vraag, wat als? Wat als dit of dat niet was gebeurd, wat als ik toen zus of zo had besloten. Niet altijd in negatieve zin bedoeld. Stel je voor dat ik bijna 40 jaar geleden niet had besloten naar l’Abri te gaan in Eck en Wiel voor een paar maanden? dan had ik nu niet Batteau als familienaam gevoerd. Ik zeg maar wat. Natuurlijk, ik hoop dat God misschien wel iets anders bedacht
Geen enkele gebeurtenis is toeval, geloof ik. De goeie en de slechte krijgen allemaal hun plek in het kunstwerk dat God van ons wil maken. Nu zeg ik er wel direct bij dat ik dat kunstwerk niet altijd kan waarderen, zo ik er al zicht op mag hebben in het hier en nu. Het is grotendeels een kwestie van vertrouwen op wat God daarover zegt in de bijbel. Wij hopen op iets dat we nog niet zien, en we wachten daarop met volharding.(Romeinen 8)

Ik kom hierop, omdat ik mijn vorige blog eindigde met de vermelding van mijn zus Loes. Hoe haar leven een grote invloed had op het mijne tijdens de eerste jaren in de pastorie, na onze terugkeer in Nederland.

Ik wilde me voor de volle 100% inzetten als gemeentelid en als vrouw van de dominee. Maar het moeizame leven van mijn zus maakte dat het anders liep. Zij was een tweemaal gescheiden vrouw, 9 jaar ouder dan ik, met psychische problemen die door haarzelf niet genoeg onderkend werden.

Inmiddels is het 25 jaar geleden en hoe ‘populair’ tot op zekere hoogte therapieën toen aan het worden waren, het taboe op psychisch ziek zijn was, net als tegenwoordig, nog altijd groot.

Mijn zus koos voor het alternatieve circuit waarin men niet over ziekte of kwalen wilde spreken, maar steeds bezig was om (uitsluitend) vanuit zogenaamde innerlijke kracht het pijnlijke in de ziel te overwinnen. Terugkijkend geloof ik dat zij aan een bipolaire stoornis leed, die zich steeds sterker manifesteerde, omdat de alternatieve ‘trainingen’ een averechts effect hadden. Ze versterkten het ongeremde in haar en na periodes van hoge adrenaline pieken, stortte ze in en kon dan dagen en weken alleen maar slapen en huilen.

Ik beschrijf het zo uitvoerig omdat ik een indruk wil geven van hoezeer het mij bezig hield. Ik heb in vorige blogs, o.a. Kabeljauw in Korea, verteld hoe Loes ruim een maand bij ons was in Korea tijdens een periode waarin ik in het ziekenhuis lag. Zij heeft toen voor me gezorgd (in Koreaanse ziekenhuizen verzorgt de familie de patiënt, uitgezonderd medische handelingen) en er was een sterke zussenband tussen ons gegroeid. Daarom viel ze later vaak op mij terug wanneer ze zich slecht voelde. En juist in die eerste periode in Nederland, waarin ik mijn weg moest zoeken in nieuwe levensomstandigheden, kwam dat op mijn pad.

Ik zag dat toen als een hinderlijke, storende factor. Het was zo belangrijk voor me om een goeie start te maken, om bezig te zijn met wat ik misschien wel zag als een roeping, dat ik een huilende, psychisch gekwelde zus helemaal niet gebruiken kon. Ik wilde het dus graag oplossen voor haar. Als zij zich beter voelde en het leven weer aan zou kunnen, kon ik eindelijk met het mijne verder. Ik had dan wel niet gestudeerd, maar ik ging carrière maken als domineesvrouw.

Hoe help je een zieke zus die geen hulp wil, geen medicijnen, geen therapie, geen arts? Wat ik me vooral herinner uit die tijd was dat onbeschrijfelijke gevoel van machteloosheid.

Het is erop uitgelopen, dat mijn zus een einde aan haar leven heeft gemaakt. Ze zette een streep door haar eigen toekomst en indirect ook door al mijn grootse toekomstplannen. Als nabestaande van een familielid dat suïcide pleegt, heb ik vooral dit ervaren: er loopt vanaf dat moment een scheur door de bodem van je bestaan. Tegelijk is het zo dat die scheur ervoor zorgde dat ik gedwongen werd te leren kijken naar de gesteldheid van de bodem die ik zo stevig achtte. Die was misschien wel brozer dan ik dacht.

Wat als Loes een andere zus was geweest? Zonder problemen en eerder een steun voor mij dan andersom? Zou alles anders gelopen zijn? Zou ik inmiddels bevorderd zijn tot engel? Want dat was immers waar ik naar streefde (besefte ik later), zo sterk te zijn dat ik er voor anderen helemaal zou kunnen zijn. De eerste symptomen van wat in vaktermen wel het Messiascomplex genoemd wordt.

Ook zonder de tragiek van Loes zou het tot een ‘scheur’ gekomen zijn.

Kikker en fietsen

Ik ben aan het fietsen geslagen. Wie mij kennen weten dat ik liever lui dan moe ben en, áls ik dan moet bewegen, wandelen prefereer. Fietsen heb ik mijn hele leven gedaan. Naar en van school (waarbij de wind altijd draaide in mijn nadeel onder schooltijd. Heen wind tegen, terug wind tegen..). Naar de winkels, naar de kerk, naar mijn werk. Het valt me dus zwaar fietsen als iets te zien dat ontspanning brengt. Het is een noodzakelijk kwaad, laten we zeggen. Functioneel, handig, beter dan de auto, maar meer ook niet. Behalve misschien dan op windstille dagen

Edoch, nu de zwarte hond mij weer achtervolgt zocht ik naar een manier om flink te bewegen. Tenslotte schreeuwt iedere krantenpagina mij tegenwoordig toe dat bewegen de goeie therapie is. Ik liet me meeslepen door echtgenoot die een ware wielrenner is. En zowaar, na een uur of zo fietsen begon ik me beter te voelen. Het gemaal in mijn hoofd vermindert, ik voel me lekkerder en het beklijft langer dan het ene uur of wat.

Ik zit dus nu in de Kikker gaat Fietsen modus. Zelfs de wind houdt me niet tegen. Hoe meer wind des te meer beweging, dus minder gemaal.

Jetlag, de feiten

Mijn blog Jetlag, de kwaal joeg sommige mensen de stuipen op het lijf. Dat blijkt uit wat reacties die ik kreeg. Om direct maar iedereen gerust te stellen: het gaat weer prima! Het feit dat ik een blog erover schreef zegt al genoeg, want in de jetlag periode krijg ik nauwelijks een zin uit mijn mond, laat staan een blog uit mijn PC.

Zelfs mijn echtgenoot merkte op dat hij zich niet realiseerde dat het zo erg was. Terwijl we toch minstens driekwart van de tijd samen op trekken. Dat komt natuurlijk ook wel door het versterkende effect van het geschreven woord. Ik had het ook wat minder kunnen maken, zoals je bij de dokter altijd geneigd bent te zeggen dat het allemaal wel meevalt…Waarop de dokter vrolijk zegt dat het met een aspirientje vanzelf weer over gaat,terwijl je sterft van de rugpijn, ik zeg maar wat.

Ik schreef dus bewust over de symptomen, ook omdat veel mensen geen idee hebben dat dit niet zo uitzonderlijk is. Ik lees op internetfora over mensen die nog nooit depressief geweest zijn en na een lange vlucht naar hun vakantiebestemming (meest in oostelijke richting!) daar ’s nachts in hun hotelkamer huilend zich afvragen wat de zin van hun leven is en werkelijk niet weten wat hen overkomt. Ze hadden toch geweldige vakantieplannen en zitten in een prachtige omgeving?

Alles slijt, dus ook een jetlag. maar wat gebeurt er in vredesnaam in je lijf dat zulke heftige gevolgen kan hebben? Na het een en ander gelezen te hebben kom ik tot de volgende beschrijving.

Een verstoring in het circadische ritme, zo heet jetlag officieel. Oftewel: een verstoring in het slaap/waak ritme, maar dat wist iedereen natuurlijk al. Dat het komt door veel te snel per vliegtuig meerdere tijdzones (minstens 2) te overbruggen mag ook bekend wezen. Ons lichaam is er niet op gebouwd  zich zo snel aan te passen aan de latere tijd (meestal de lastigste aanpassing) van de nieuwe omgeving.

Nieuw voor mij was, toen ik wat aan het lezen ging over jetlag en de symptomen, dat we allemaal onze eigen biologische klok hebben die ons slaap/waak ritme regelt. Interessant genoeg is die niet hetzelfde voor iedereen. Ieder mens heeft een eigen 24 uur ritme in lichaamstemperatuur, afscheiding van bepaalde hormonen, hartritme, slaappatroon, plasbehoefte, trek aan eten en drinken enzovoort. De VPRO-NTR had vorig jaar in februari een interessante documentaire over onze biologische klok. Ook lichaamscellen vertonen een bepaald 24-uur ritme in gevoeligheid. Onderzoek probeert vast te stellen hoe dat ritme voor ieder persoonlijk verloopt omdat dit verschil  kan maken wat betreft effectiviteit in de werking van medicijnen en chemotherapie voor kankerpatiënten bijvoorbeeld.

Verstoring van de melatonine productie in ons lichaam speelt een belangrijke rol bij jetlag. Het is een hormoon dat ’s nachts, in het donker, wordt aangemaakt en ons slaperig maakt. Met een jetlag echter, wanneer je lichaam van slag is, kan melatonine ook overdag door je lijf stromen, zeker wanneer je in bed blijft liggen, met de gordijnen dicht! ’s Nachts gebeurt dan het tegenovergestelde, je kunt niet slapen omdat je stijf staat van de cortisol, het wakker-hormoon en je dwaalt door het huis.

Jetlag is heftiger wanneer je in oostelijke richting reist. Richting het oosten raak je tijd kwijt, want het is uren later waar je aankomt dan je lichaam denkt. Ook het aantal tijdzones speelt mee: hoe groter het tijdsverschil, des te langer last. Volgens de NASA heb je voor ieder uur tijdsverschil 1 dag aanpassing nodig. Maar ook dat blijkt heel individueel te zijn. Ik heb voor ieder uur minstens een week nodig, volgens mij! Overigens, zoals bij alles, speelt ook leeftijd (helaas) een rol.

Behalve vermoeidheid en slaapproblemen zijn er dus ook die andere symptomen die herhaaldelijk genoemd worden op de sites die ik bekeek. Ik vond bijvoorbeeld het onderstaande rijtje:

  • vermoeidheid,slapeloosheid
  • gebrek aan concentratie en motivatie
  • prikkelbaarheid, depressie, verergering van psychiatrische stoornissen
  • hoofd- en spierpijn, wisselende lichaamstemperatuur
  • indigestie, darmklachten

Het laatste waar je op zit te wachten wanneer je terug komt van vakantie of er net aan begint!

Op een site voor reisinformatie en -tips las ik deze 10 tips, speciaal voor gevoelige typetjes zoals ik, want uiteraard,wanneer je gevoelig bent voor depressies zul je ook meer last hebben van de gevolgen van een jetlag. Zaak is om dat dan ook te accepteren en jezelf niet teveel te pushen.

En om met een vrolijke noot te eindigen: Hamsters worden dommer van jetlag en malaria parasieten doen het een stuk slechter met een jetlag. Dat is dan weer goed nieuws!

Jetlag, de kwaal

De ochtenden zijn het moeilijkst. Slapen (áls ik dan eindelijk slaap) is: ‘er niet zijn’, niets hoeven doen, niet hoeven reageren, op niets. In m’n bed ben ik veilig. Maar dan komt, onvermijdelijk, het moment van wakker worden. Meestal is de wetenschap dat er beneden een schaaltje muesli-met-banaan wacht en mijn favoriete  Nederlands Dagblad voldoende om me van een liggende naar een zithouding te bewegen. Benen over de rand van het bed, iets aanschieten en de moeilijkste stap is genomen: ik sta náást mijn bed.

Trap af. De dag is gestart. Ontbijt eten, krant lezen (niet te veel lange artikelen), Facebook checken, mail checken en dan is het op. De ochtendactiviteiten die me op de been hebben geholpen zijn klaar en de volgende horde wacht: aankleden. Ik sta op, beweeg me naar de deur, ondertussen alle onvolkomenheden waarnemend in woonkamer en keuken. Viezigheid, rommel, klussen die nog gedaan moeten worden, het zweet breekt me uit. Eerst aankleden, dan voel ik me beter. Boven moet ik me focussen op precies dat: wassen, kleren uitzoeken om aan te doen en niet meer. Mijn geest werkt op negatieve energie en ziet alleen wat ontbreekt en nog gedaan moet worden. Ik moet mezelf bij de haren nemen om eerst de belangrijkste taak te volbrengen, me toonbaar maken voor mijzelf en voor de wereld. 

Dat helpt. Ik voel me niet langer een slons in pyjama, maar een vrouw met aan de buitenkant in elk geval een toonbaar voorkomen. En dat heeft invloed op de binnenkant. Ik lees, uit gewoonte, een of twee psalmen en het lijkt of er deze weken alleen klaagpsalmen voorbij komen. Maar ook steeds weer de uitroep: God is trouw. Ik voel er niet veel bij, maar weet: dat hoort er allemaal bij. Geduld.

Nu komt de keuze: wat ga ik doen aan de lange lijst van, in mijn ogen tenminste, onvolkomenheden. Waar ga ik wel wat aan doen en wat is onzin. Het lijkt wel of iedere dag de WC schoonmaken bovenaan staat (daar heb ik nl. de grootste hekel aan). En de was. Maar ook al die pluimen stof overal. En eigenlijk de deuren. En de vloer. Ik spreek mezelf ernstig en liefdevol toe: Margreet, moet je nu echt, juist als je je niet goed voelt, allemaal dingen gaan doen die je niet leuk vindt? Pak er één of twee! – Soms ben ik blij met mezelf. Vooral als ik me beroerd voel, want die andere ik in mijn hoofd is heel schappelijk en relaxed. Gek dat die dan niet het roer kan overnemen van die irritante, slecht gehumeurde slavendrijver!

Ik doe een paar karweitjes en voel me ietsjes beter. De dag is nog lang, maar uit ervaring weet ik dat, naarmate het later wordt, de zware stemming lichter wordt.

Even naar buiten maar. Frisse neus halen. Ik fiets wat rond maar kan het nog niet opbrengen naar het stadje te gaan. De gedachte alleen al maakt me naar. De frisse wind doet goed. Ik raak in gesprek met één van de buren en voel opnieuw hoe het zweet me uitbreekt. Mijn tong lijkt niet te willen en ik probeer er zo snel mogelijk een einde aan te maken. De woorden moeten van zo ver komen, het maakt me moe. Thuis ga ik maar even liggen. Op de bank, met een boek. Lezen is altijd een mogelijkheid om me terug te trekken.

Praten valt me zwaar, dus ik voel me ongezellig voor mijn echtgenoot. Op zijn vragen en verhalen heb ik niet zoveel respons. Ik span me in en voel weer die intense vermoeidheid me overvallen. Mijn lijf voelt aan als een zwaar blok beton. Ik wil gaan liggen, maar mijn andere ik wil niet en fluistert: ga naar buiten. Ik ga naar buiten en loop weer een stukje. Daar knap ik van op. Ik maak het eten klaar maar heb moeite om er iets lekkers van te maken. Het lijkt of mijn smaak anders is. Alles smaakt hetzelfde. 

Twee weken verkeer ik in deze toestand van jetlag. Ik slaap onrustig, áls ik slaap droom ik hevig en op rare tijden word ik wakker en kan onmogelijk in slaap vallen. En dan komt er eindelijk weer die dag waarop ik me realiseer: ik ben er weer. Ik kan praten zonder het gevoel te hebben dat mijn tong van zwaar leer is, ik kan weer relativeren: een beetje vies is heel gezond en het nog geloven ook. Ik hoor de vogels fluiten en zie de boeren hooien in de lentezon. En de Psalmen van Nu CD die opstaat zingt:  Want Hij kijkt naar ons.

Het leed is weer geleden.

Next: Jetlag, de feiten

Het weer is niet alles, maar ook niet niks

Klagen mag niet. Er zijn veel ergere dingen in de wereld dan een beetje regen. Er zijn hele gebieden op aarde waar ze smachten naar water. En kom op, van een beetje regen is nog nooit iemand overleden. Kijk maar naar de mooie wolkenluchten en geniet van alle weersoorten. Hitte is toch ook niet alles? Nu doe je tenminste nog wat.

Heb ik ze allemaal gehad? De opmerkingen van de optimisten die in alles wel een zonnestraaltje ontdekken? Die bij iedere grijze wolk en na iedere regenbui zeggen: dat hebben we gehad, wat nu valt kan straks niet meer vallen en weer opgewekt aan een nieuwe kruiswoordpuzzel beginnen onder het druppelende afdak van hun voortent.

Mijn zon-doorbakken lijf en ziel kon heel wat grijs weer en regen aan bij terugkomst van een fantastische reis door de VS. En ik ben ook niet van de tropische temperaturen. Maar wat is buiten eten heerlijk, een koud glas witte wijn in de tuin op een warme avond plezierig en de vrolijke sferen van een zomerdag verheffend voor je ziel en lichaam.

Verschillende van mijn vriendinnen lijden eronder dat ze niet in de tuin kunnen werken, waardoor ze een goedkope en gezonde vorm van therapie mislopen. Hun piekerende hoofden vinden rust bij het loswoelen van de aarde en zorgvuldig verwijderen van onkruid. Alles in het leven moet je loslaten, alles loopt anders dan je hoopte of verwachtte, maar op dit kleine plekje grond heb jij (even) overzicht en rust. En met het werken in de zwarte grond is het of je woelende gedachten via je handen daar achterblijven. Even vrede in je hoofd.

Calvijn noemde bidden een vorm van tuinieren. Spitten, graven, woelen. Naar iets dat onder de grond bewaard ligt en dat je vinden kunt, schatten die God daar heeft voor ons. Zelf tuinierster én bidder heeft dat beeld me altijd aangesproken. Tuinieren en bidden kan helend zijn, maar ook zwaar of niet mogelijk. Hoe kan je tuinieren als je je arm breekt, hoe kan je bidden als je hart zwaar is en je hoofd vol?

Misschien is dit wel het antwoord van God: die rust in het wieden van onkruid wanneer het rechtstreekse gebed niet wil. De schat die Hij voor ons heeft, verstopt in de natte, naar zoete schimmel ruikende, rijke aarde. Het is bidden met je handen en ontvangen in je ziel tegelijk.

Dat het toch maar even zomer worden mag.

Voelen doe je met je lijf

‘Ik was misselijk en duizelig en moest van mijn fiets afstappen zo ellendig voelde ik me. Ik realiseerde me dat ik boos was en dat het zich zo bij mij manifesteerde’, aldus een goeie vriendin laatst.

‘Het voelde alsof ik met een mes van mijn buik tot aan mijn hals werd opengereten, zo’n pijn voelde ik’, een citaat van een weduwe uit een filmpje over rouw en verdriet.

Het is alsof er een zware steen op mijn borst ligt, waardoor ik niet goed kan ademhalen, alsof er een zwaar gewicht aan mijn voeten hangt, zo moe ben ik, alsof mijn tong drie keer zo dik is, zo moeilijk krijg ik een woord uit mijn mond‘, een beschrijving van iemand die depressief is.

Emoties voelen doe je blijkbaar met je lijf. Alle uitdrukkingen in onze taal ten spijt dacht ik lang dat emoties zich ergens anders afspeelden dan in mijn lichaam. Emoties zijn immers ‘geestelijk’, iets van de psyche, dus dat is een andere dan een fysieke ervaring.

Iets ligt als een steen op de maag, het komt je de strot uit, het lood in de schoenen hebben, een waas voor de ogen hebben, ergens de buik vol van hebben, niet lekker in je vel zitten, wie er meer uitdrukkingen paraat heeft mag het zeggen. Waar kunnen we anders mee voelen dan met ons lichaam? Het is het enige instrument dat ons in staat stelt te beschrijven én te signaleren wat er met ons gebeurt. Je lichaam vertelt je feilloos wat je gevoelens zijn.

Andersom is het natuurlijk niet zo dat iedere lichamelijke sensatie eigenlijk een verborgen emotie is. Voor mij was het echter een verbijsterende ontdekking dat gevoel en ervaring zo fysiek en lijfelijk zijn. Dat depressie ook voelt als een stevige griep, dat boosheid zich kan uiten in verlamming, duizelingen, misselijkheid, dat verdriet als een pijnlijke bonk in je borstkas klopt waar je letterlijk benauwd van kan zijn.

Waarom ik dit schrijf? Omdat, anders dan bij werkelijk lichamelijke aandoeningen, erover praten een enorme (tijdelijk, maar toch)verlichting van de ervaren pijn kan geven. Puur het kunnen delen met een ander van datgene wat je ervaart kan de mate van pijn verlichten. Dat is het verschil met ‘echte’ maagpijn, hartfalen, benauwdheid en andere ziektes. Dan zal praten niet helpen. Beter om naar de dokter gaan.

Maar die andere pijn, die moet gedeeld. Geef daarom mensen met verdriet, pijn, boosheid over geleden onrecht of depressie de ruimte om te vertellen. Gewoon. Dat. Ruimte, belangstelling en een luisterend oor. Oplossingen zijn niet direct nodig. Praat zelf maar niet teveel, maar als je het kunt, geef iemand ruimte en aandacht. Het maakt verschil, echt!

Ook dat voel je met je lijf.

Black Dog

De laatste weken loopt een zacht grommende, bij tijden hinderlijk keffende, ‘black dog’ me enigszins voor de voeten. Ik heb er ooit een blog aan gewijd. De Black Dog. Zo noemde Churchill zijn terugkerende periodes van depressie. Niet dat ik mezelf met Churchill vergelijk, maar ik vind het een mooi beeld. ‘The black dog is upon me’, zei hij. Hij trok zich dan terug op zijn landgoed om muurtjes te metselen. Bezig zijn met zijn handen en lichamelijk inspannende werkzaamheden bleken heilzaam. De periodes gingen ook weer voorbij.

Iedereen is uniek, ook hierin. Iedereen heeft een eigen wijze om met vervelende stemmingen om te gaan. Wat werkt voor de een werkt nog niet altijd voor de ander. Was er maar een methode die bewezen heeft in alle gevallen, voor iedereen te werken! Beweging is trouwens inmiddels wel zo’n methode waarvan nu min of meer vaststaat dat die verschil te maakt. En ik merk het. Naar buiten gaan, lopen of fietsen heeft een gunstig effect.

En zo gaat een groot deel van de energie zitten in het beheersbaar houden van die stemming. Hele tegenstrijdige dingen spelen zich af van binnen. Wel gaan, niet gaan? Wel doen, niet doen? Wel naar buiten, niet naar buiten? Veel gepieker en getob over de gewoonste zaken van het leven. Het lijkt wel of alles een extra lading krijgt waar tegen je moet opboksen. Niet de fijnste dagen en weken om doorheen te gaan. Gelukkig komt er meestal weer een dag dat ik wakker word en denk: ik ben er weer. Zoals vanmorgen. Vandaag las ik op de blog van een Duitse vriend  een mooi (vrij) citaat van Sören Kierkegaard:

  “Kopf hoch! Gott kann machen, dass das Falsche zum noch Besseren wird, als das Richtige gewesen wäre.”

Praten doet goed

Ik ben bezig met een aantal gesprekken om een paar knopen in mijn leven, zoals die bij normale mensen zo vaak voorkomen, te ontwarren met behulp van iemand die goed kan luisteren en analyseren. Iedere keer weer sta ik verbaasd over het feit dat dat zo heilzaam is. Met iemand die totaal buiten je eigen leven staat en jou niet kent, diepe dingen van je leven te bespreken en proberen er zicht op te krijgen en verband te leggen tussen het een en ander.

Ik weet dat er veel scepsis is over psychologie en de beoefenaars van het beroep. Ik hoor daar niet bij, getuige het feit dat ik zonder veel gêne een beroep op ze doe. Uit ervaring kan ik zeggen dat ik er altijd weer wat bijleer over mezelf en het me goed doet.

Op een gegeven moment draaien mijn gedachten nl. in een kringetje rond. Ook gesprekken met partner of goeie vrienden kunnen dat niet voorkomen. Juist hun betrokkenheid op mij persoonlijk maakt dat ze mee gaan draaien in de kring. Die volkomen vreemde, die voor het eerst mijn verhaal hoort en vragen stelt die voor mij wellicht oud zijn, maar voor hem/haar nieuw, ‘dwingt’ me om opnieuw na te denken.

Dat geeft soms nieuw inzicht. Bijvoorbeeld omdat ik opeens besef dat ik uit vanzelfsprekendheid bepaalde dingen veronderstel die blijkbaar niet vanzelfsprekend zijn.  Of omdat ik door de weerklank op mijn verhaal een nieuwe kijk op mezelf krijg. Of omdat ik bevestigd wordt in mijn eigen voorzichtige gedachten. Of omdat ik gewoon voor het eerst sinds lange tijd weer vertellen mag hoe pijnlijk sommige dingen in mijn leven waren (en wie heeft daarin niet veel te vertellen?). Ik heb ze al zo vaak gedeeld met anderen. Dan is het wel weer genoeg.  Maar in deze situatie mag het weer een keer en dan realiseer ik me hoe die pijn er nog zit en hoe goed het is er weer aandacht aan te geven.

Niet om in te zwelgen, maar om er een wezenlijk onderdeel van mijn leven en mijn vorming in te (h)erkennen. Die pijnlijke ervaringen spelen een rol in hoe ik nu in het leven sta. Mijn neiging is te denken dat je daar nu toch wel een keer mee klaar moet zijn. Maar ik merk steeds meer, naarmate ik ouder wordt, dat oude patronen als mijn keukendeur werken. Als het zomer is en mooi weer, sluit hij zonder enig probleem. Pas als de herfst begint en de regen met bakken uit de hemel valt, merk ik op een dag plotseling dat hij alleen maar dicht wil met een harde klap. Het zijn de seizoenen en de omstandigheden die van die deur een lastig geval maken. Ik ben geen klusser dus ik wacht wat de deur betreft ieder jaar geduldig op betere tijden.

Maar mezelf haal ik af en toe uit de hengsels om weer ’s te kijken of de stroefheid iets minder hoeft te zijn. Want mezelf met een harde klap dicht gooien is niet bevorderlijk voor mijn humeur…

Van Mike Boddé mogen we pillen slikken

Na Trudy Dehue’s ‘ De Depressie-epidemie’ waarin zij (wel of niet terecht) vooral de farmaceutische industrie aan de kaak wil stellen die antidepressiva pusht als ware het snoepjes, en er ondertussen flink aan verdient, slikte ik mijn pillen toch weer wat schuldbewuster dan voor ik haar boek had gelezen. Zie je wel, ik zou best zonder kunnen maar ik ben in de val van de farmaceuten gelopen, waren mijn af en toe donkere gedachten. Wordt het niet tijd toch maar ’s af te bouwen? Een poging gewaagd. Waarom ook niet? Ik hoef toch niet mijn leven lang afhankelijk te zijn van die rommel…?

Het ging best goed. Een tijdje. Tot de Black Dog weer grommend zijn tanden vertoonde. Het gaat geleidelijk, dus ik kon een tijd lang dat grommen negeren, maar op een gegeven moment ben je nergens anders meer mee bezig dan dat. Dat is een zware dobber. Een soort topsport. Dus na aandrang van de diabetesverpleegkundige en overleg met de huisarts de dosis weer wat verhoogd. Dat was letterlijk en figuurlijk even slikken. Vooral toen het niet het gewenste effect had. Wat nu? Mijn huisarts vatte mijn dilemma als volgt samen: het gaat er toch om dat jij je zo goed mogelijk voelt, niet dat je zo min mogelijk pillen slikt! Wie doe je daar een plezier mee? Ik dacht nog even, misschien Trudy Dehue, maar zag ook wel in dat dat onzin was. Ik zat na ruim een jaar weer op mijn oude dosis. Experiment mislukt.

En nu is er weer een nieuw boek. Pil.(Nijgh en Ditmar, ISBN 978 90 388 9369 3). Van een lotgenoot. Mike Boddeüs, cabaretier, o.m. bekend van zijn imitaties van o.a. Hilbrand Nawijn bij Kopspijkers. Hij raakte in de jaren negentig zwaar depressief. Het duurde vijf jaar voor hij, na van alles geprobeerd te hebben op alternatief gebied, eindelijk de juiste combinatie van medicijnen kreeg (o.a een oudere vorm van een antidepressivum, Anafranil, dat voor hem erg goed werkte). Hij had daarvoor ook praattherapie gevolgd die nuttig was maar hem niet van de depressie afhielp. Uiteindelijk, was zijn conclusie, ging de therapie pas voor hem werken nadat de medicijnen hem uit de zware depressie haalden. Ik kan dat volledig beamen. Met galgenhumor verhaalt hij over de vijf zwarte jaren waarin hij niet langer kon werken en uiteindelijk nauwelijks meer de deur uitkwam.

Het verschil met het boek van Trudy Dehue en dit boek is dat je bij Boddé’s  boek voortdurend herkenning hebt. Dehue schrijft kritisch over het gebruik van antidepressiva en het veelvuldig voorkomen van depressies, en hoe dat met onze cultuur te maken heeft, maar heeft geen eigen ervaring. Daardoor ontstaat in haar boek gemakkelijk verwarring over zg. lichte depressies en vitale depressies, die vaak genetisch zijn en hardnekkiger.  Boddé schrijft uit ervaring en doet dat heel goed. Hij beschrijft bijvoorbeeld op weergaloze wijze hoe het voelt wanneer je merkt dat de medicijnen aanslaan. Het is niks bijzonders, behalve dat je koffie weer smaakt en je ziet dat er buiten niet alleen onkruid groeit en dat je gewoon even een boodschap wilt gaat doen zonder angst de deur uit te moeten. Het voelt alsof je weer tot leven komt na heel dicht bij de dood geweest te zijn. Hij schrijft:  “Ik kijk naar buiten: eigenlijk best om aan te zien wat ik daar waarneem. Een rivier; best een aardige rivier. Die hangbrug, wel een beetje overdreven voor die plek maar toch. Op zichzelf geen lelijk ding…Niet te hard van stapel lopen nu. Rustig aan……Maar die boot die daar vaart, ja hoe zal ik het zeggen: is gewoon wel een stoere boot…” (pag. 171). Zo doodgewoon, maar zo intens heerlijk als je dat ‘gewone’ weer voelen kunt. Het is een vorm van weer in jezelf passen.

Boddé is 25 kilo aangekomen, heeft voortdurend een droge mond en trillende handen maar heeft, na  geprobeerd te hebben af te bouwen met als gevolg een terugval, besloten dat Anafranil onderdeel van zijn leven is.

Aan het eind van het boek staan twee interviews met zijn behandelaars. Een psycholoog en een psychiater. Zij brengen de nodige nuances aan en noemen goeie zaken als sporten, praten en andere belangrijke middelen ter preventie en/of behandeling van depressies.

Kritische noten heb ik ook wel. Boddé probeert (weinig onderbouwd) te zeggen dat we af moeten van een onderscheid tussen lichaam en geest: ” als een pilletje alles wat jij voor je geest hield van de ene op de andere dag compleet verandert, ga je je afvragen wat die geest nu eigenlijk is. Is die geest niet gewoon een chemisch proces?”  Lichaam en geest zijn één, dat ben ik met hem eens. Chemische processen in mijn hersenen hebben invloed op mijn geestelijk leven, en andersom is dat ook zo.  Maar die processen vallen niet samen met de geestelijke werkelijkheid zoals die buiten mij bestaat. Ik hoef God niet te voelen om Hem te laten bestaan. Hij bestaat onafhankelijk van mij. En het geloof (lees overtuiging) in die werkelijkheid heeft vervolgens ook invloed op mij. Er is hoop. Er is uitzicht. Ik gebruikte voor mijzelf vaak beelden om me eraan te herinneren dat de angstige, wanhopige gevoelens niet de hele realiteit waren.Wie op een donkere, druilerig koude dag in het vliegtuig stapt weet dat er op een bepaalde hoogte opeens niets meer te zien is van de regen. Je vliegt boven de wolken, en de donkere deken ligt onder je. Of het beeld van de bloembol. Onaanzienlijk ui-achtig, verschrompeld bolletje, wat je ook nog weg moet stoppen in de donkere, koude aarde. Maar de pracht van de bloem zit al in dat miserabele bolletje.

Tenslotte vind ik het jammer dat Boddé zoveel meent te moeten vloeken in het boek.

Maar, ik slik mijn pillen weer met opgeheven hoofd.