Missen als een ronde vorm

Eind oktober bezocht ik mijn  moeders graf. Vervolgens ging ik ’s middags naar een tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Schiedam. Een expositie met de titel ‘Missen als ronde vorm’. Over verlies, rouw en gemis. Maar ook ‘over houvast en doorleven’. Heel toepasselijk dus.

De tentoonstelling laat een selectie zien van werken van ruim dertig (inter)nationale kunstenaars. Hanne Hagenaars publiceerde een boek met de titel ‘Missen als een ronde vorm, de kunst van het doorleven’, waaruit de kunstenaars gekozen zijn.

Ik vond de kunstwerken fascinerend. Op geheel verschillende wijze geven ze uiting aan een ervaring van verlies, gemis of rouw. Soms in de vorm van herinneringen, die een blijvende band vormen met de verloren geliefde (‘missen als de achterkant van liefde’) Foto’s, geborduurd met bloemen of sterachtige lichtbanen. (Werk van Berend Strik). Zijn moeder vertrok toen hij tien jaar oud was. Op de oude foto’s zoekt de kunstenaar ‘naar iets moois, waar je alsnog van kunt houden’.

Berend Strik

Of het speelse ‘Oma dingetjes’: Allerlei attributen uit het huis van oma Lola, aan lange draden verbonden aan het plafond. In constante beweging, zwevend als een mobiel. Knopen uit de knopendoos, regenkapjes (zo typerend voor mijn moeders generatie, ter bescherming van het ‘permanent’, de nepkrullen in hun kapsel), kam en borstel, het haltafeltje, stopgaren. Het geeft aan al die onbetekenende voorwerpen een hele warme lading. En een sterke ‘Oh ja’ beleving! Mijn moeder droeg ook  altijd een opgevouwen regenkapje in haar handtas. Je wist maar nooit of het zou gaan regenen..! En dat zou je kapsel bederven!
De kunstenaar Doina Kraal brengt een hommage aan haar geliefde oma.

Oma dingetjes (Diona Kraal)

Er waren ook werken die diep verdriet uitdrukten. De hartverscheurende pijn om de dood van een kind. Ik bewonder de talenten van vrouwen die daar uiting aan kunnen geven in een taal die ook anderen kunnen begrijpen en er eigen pijn door kunnen beleven. De beeldtaal is uiting van pijn, maar in het uiten en delen ervan biedt die tegelijk levenskracht. Doorleef kracht.

Marike Hoekstra Trauerarbeit

Opvallend vond ik wat Hanne Hagenaars in haar boek zegt over de rol van spiritualiteit bij verlies en rouw. Ik citeer wat de website van het Stedelijk in Schiedam erover schrijft:

Tijdens het schrijven ontdekte ze dat het gemis van een geliefde makkelijker te dragen kan zijn als je voelt dat je onderdeel bent van een groter geheel, als je in méér gelooft dan ‘niets’ – bijvoorbeeld in een leven na de dood, een ziel, een God of een maatschappelijk ideaal om voor te vechten –. Spiritualiteit spon zich als een extra laag door het boek heen.

Het woord ‘Trauerarbeit’ sprak me aan. Het was de titel van een kunstwerk van Marike Hoekstra die haar vierjarige zoontje verloor. Rouw, verlies, gemis blijft bij je. Door de tijd neemt het andere vormen aan. Deze kunstenaars vonden vormen om expressie te geven aan dat rouwwerk. Aan een verdriet om verlies wat vaak zo onzegbaar is. 

Er is nog veel meer te zien. Ook werk van kunstenaars uit andere culturen die weer op eigen wijze uitdrukking geven aan verlies. Vaak doortrokken van spiritualiteit, die troost en uitzicht biedt in rituelen.

Een expositie die bij tijden aangrijpend is, maar ook wil laten zien dat door uiting te geven aan de ervaringen van verdriet en gemis er nieuwe levenskracht kan ontstaan. 

Het houten kistje

Mijn moeder bezat een houten kistje. Het kwam uit haar familie, een mooi, klein, bewerkt naaikistje. Het was al een eeuw oud, gemaakt door een voorvader voor zijn verloofde, ik geloof mijn betovergrootmoeder. Op de voorkant was ruimte voor een miniscuul fotootje van de geliefde, en mooie, donkerharige vrouw.

Het was niet zomaar een simpel doosje, rechthoekig, gemaakt van vurenhout of zo. Nee, het was van mahonie en ingelegd met een lichter soort hout, met rondingen en welvingen. Een heel vrouwelijk, sierlijk kistje. Thuis stond het altijd bovenop de antieke kast, die mijn ouders koesterden. Die kast kwam uit de schoonfamilie van één van mijn zussen, maar was permanent uitgeleend aan mijn ouders door haar.

Die kast is tot de één na laatste woning van mijn moeder meeverhuisd. In het verpleeghuis, waar ze uiteindelijk terecht kwam vanwege dementie, was er geen plek meer voor. Het kistje heeft haar wel tot het laatst vergezeld. Op een gegeven moment verhuisde het van bovenop de kast naar een (oneerbiedig) plekje half onder haar stoel. Het diende nu een doel. Het werd weer gebruikt, zoals het wellicht ooit dagelijks was gebruikt door mijn overgrootmoeder.

Maar er zaten geen naaispulletjes in. Het kistje raakte gevuld met kostbaarheden. In mijn moeders ogen althans. Oude brieven, oude kaarten, oude rapporten, oude diploma’s, oude foto’s. Het overgrote deel kwam uit de nalatenschap van mijn zus Loes, die gestorven was in 1992. Mijn moeder was 75 jaar toen mijn zus zichzelf van het leven benam, na jaren van psychisch leed.

Sinds die tijd verzamelde mijn moeder van alles en nog wat in dat kistje dat haar aan Loes herinnerde. Zoals ooit de moeder van Mozes een biezen mandje maakte om haar kind te redden, zo gebruikte mijn moeder dat kistje om haar kind vast te houden. Bij ieder bezoek dat ik aan haar bracht reikte ze na een tijdje naar de grond en kwam het kistje op haar schoot te staan. De scharnieren waren al kapot, het deksel zat er nog maar half op, zo puilde het uit. Geen wonder. Werkelijk alles zat erin. Zwemdiploma’s uit de vijftiger jaren. Schoolrapporten van het gymnasium. De bul van de universiteit. (‘Wat was ze knap, hè? Cum Laude!’) Oude schoolfoto’s, oude kinderfoto’s, oude pasfoto’s. Foto’s van haar klas toen ze lerares was, sinterklaasgedichten uit lang vervlogen tijden, programma’s van concerten waar ze samen geweest waren. En bij ieder bezoek moest ik het allemaal bekijken en bewonderen. Keer op keer. Alsof het voor het eerste was.

Dat ging me niet altijd makkelijk af. Mijn zus was dood en ik zat springlevend bij mijn moeder in de kamer. Maar al haar aandacht ging op aan de herinnering. En alle energie aan het verdriet om haar sterven. Ik kreeg een hekel aan dat kistje. Hoe mooi het ook was en hoe dierbaar voor mijn moeder.

Ik realiseerde me dat het een heel oud kind gevoel was dat naar boven kwam. Als jongste in een groot gezin ervaar je vaak dat de meeste aandacht van je ouders uitgaat naar de sores en besognes van oudere broers en zussen. Jouw taak is het om lief te zijn en vooral niet nog meer problemen in het leven van je ouders te brengen. Zo heb ik tenminste mijn kindertijd ervaren.

Dus toen ik als vrouw van middelbare leeftijd in de kamer bij mijn moeder zat en weer moest  luisteren naar haar verdriet over mijn oudere zus kreeg soms sterk de neiging dat kistje over het balkon te smijten. Ik zit hier nu toch? Wees nou blij met mij!

Ach, nu, jaren verder, schaam ik me er wel voor, dat zo gevoeld te hebben bij een dementerende, oude vrouw. Dat kistje bevatte alle verlies voor haar, van haar geliefden. Man, jonge schoonzoons en dochter. Bij leven had ze daar nooit echt om kunnen rouwen, niet kunnen delen in elk geval. Daarvoor was ze te geremd en gesloten. Dat kwam pas toen de maskers afvielen door de dementie. Het was aan ons, de achtergebleven kinderen om dat nu op te vangen. Ik hoop dat we haar tot troost geweest zijn, ondanks alles.

Het houten kistje staat bij één van mijn broers nu, geloof ik.