Tonio

Tonio Een requiemroman
A.F.Th. van der Heijden
Uitgeverij Bezige Bij
ISBN 9789023479857

Hij stond al een tijd op mijn lijstje ‘te lezen boeken’, de roman Tonio van A.F.Th. van der Heijden, Requiemroman voor zijn verongelukte zoon. Een relaas van de ontreddering van een vader na het sterven van zijn enige zoon, 21 jaar,  ten gevolge van een auto ongeluk.

Het is een aangrijpend verslag, hartverscheurend om te lezen. De ouders van Tonio zijn volkomen verslagen en kapot na zijn overlijden. Er is geen troost. Dat hij zomaar, op het verkeerde moment, op de verkeerde plaats was, is een voor de schrijver kwellende gedachte. Waarom reed hij juist die route, middenin de nacht? Waarom ging hij alleen naar huis en niet mee met vrienden? Als hij een minuut vroeger of later was vertrokken had hij net die ene auto gemist. De schrijver raakt geobsedeerd door die gedachtes. Steeds maakt hij constructies waarbij Tonio seconden wint of verliest aan tijd om maar niet precies op het moment van de aanrijding ter plekke te zijn. Hij wil de pijn helemaal doormaken en begint aan een exacte reconstructie van de laatste dagen van Tonio’s leven. Wat vond er precies plaats die nacht? Zo leest het boek soms als thriller/detective, soms als dagboek, soms voelde ik me bijna voyeur wanneer hij intieme huiskamerscene’s  beschrijft waarin hij en zijn vrouw, avond aan avond, de alcohol hun pijn laat verdoven. 

Knap verweeft de schrijver, door de beschrijving van zijn zoektocht en zijn pijn heen, de geschiedenis van Tonio vanaf zijn geboorte tot het moment van overlijden op zijn 21e. De vreugde en vooral ook de zingeving die de auteur ervaart door de geboorte van zijn zoon is tastbaar. Nu Tonio er niet meer is valt ook de zin van het bestaan voor hem weg. Hij ervoer eigenwaarde door het voortbrengen van een mooi mens, maar die mens ligt nu in een graf te verteren. De enige manier om hem in leven te houden is zichzelf te dwingen de pijn ten volle te beleven. Alleen voor zijn vrouw wil hij nog verder. Om samen zo Tonio voor de vergetelheid te behoeden. Verder is er geen hoop, geen troost, geen perspectief. Het leven is een ruïne die nooit meer herbouwd kan worden.

Van der Heijden probeert tot het uiterste te gaan in het verwoorden van de leegte en de pijn die hij ervaart. Hij schrijft regelmatig ook over de schuld die hij voelt: ‘Ik kon mijn verlangen naar een kind nooit los zien van de heilige gelofte, de dure eed om dat kind, als het er eenmaal was, tot het uiterste te beschermen, desnoods met mijn eigen leven. Het kind is er gekomen, ik heb het zo beschermd mogelijk laten opgroeien, en dan, nog maar net onder mijn handen uit, sneuvelt het alsnog in de boze buitenwereld. Ik kan mijn falen wegredeneren zo veel ik wil (Tonio was volwassen, woonde zelfstandig, droeg de verantwoordelijkheid voor zijn eigen veiligheid), maar dat verlost me nog niet van de schaamte om mijn eigen tekortschieten.

Ik heb het boek achter elkaar uitgelezen. Het boeit en slokt je op. De troosteloosheid raakte me. Je enige kind verliezen. Het is intens verdrietig. Vorig jaar maakte ik van dichtbij het overlijden van een pasgeboren baby mee. De verslagenheid die er dan heerst is zo diep en pijnlijk.

Op bijbelkring vorige week spraken we onder andere over de tekst in Hebreeën 2: 17 en 18, dat Jezus ons in alles kan bijstaan omdat hij mens werd zoals wij. Ik noemde het boek Tonio en de ervaring van een vader en moeder die hun (enige) kind verliezen. Kan Jezus dat meevoelen? Niet getrouwd en zonder kinderen? Toen vielen plotseling een heel aantal teksten uit het Oude Testament op hun plek. Teksten over God de Vader die diep treurt over Zijn kind Israël, zijn enige kind. Die Abraham verhoedt zijn kind te doden omdat Hij het Zelf gaat doen. Zijn enige Zoon offeren.

Dat thema is het grote Thema in de Bijbel. De Zoon die door de Vader opgeofferd wordt. De Vader die zijn enige Zoon ziet lijden en sterven. Niet ten gevolge van een ongeluk, maar uit vrije keuze. Want zo had God ons lief, dat Hij zijn enige Zoon gaf, zodat wie in Hem gelooft voor altijd bij God mag leven, één van de kernteksten van het Johannes evangelie.

Ik bedoel hiermee niet het lijden te bagatelliseren. Dat doet de bijbel ook niet. Er wordt wat af gehuild en geklaagd in de bijbel! Daar kunnen we nog wat van leren. Maar we klagen en huilen niet in een leeg universum dat het worst zal wezen hoeveel tranen ik pleng op het graf van mijn gestorven kind. We mogen huilen en rouwen bij een God die weet wat sterven is, wat lijden is, wat rouwen is. Het gebed van David in psalm 56: bewaar mijn tranen in een fles, staan mijn klachten niet in Uw boek? geeft aan hoe zorgvuldig God met ons verdriet omgaat, met de belofte van troost.

Ik wens A.F. Th. van der Heijden en zijn vrouw die Troost toe. De troost van de Almachtige die niet loslaat wat Zijn hand ooit begon, de schepping van die mooie man: Tonio.

Hoeden, dozen en verdriet

In Nederland gaan we na de begrafenis van een geliefde weer naar huis. Na de koffie en de cake en wat napraten. De achtergelaten bezittingen van de geliefde worden te zijner tijd verdeeld, wanneer we er aan toe zijn. Bij Blanca’s spullen liep het anders. Om verschillende redenen wilde mijn schoonvader dat haar kleding en sieraden nog dezelfde week zouden worden uitgezocht en opgeruimd. – Wanneer moet het anders, was zijn idee. – Nu zijn jullie er allemaal. De oudste dochter uit Californië, de jongste uit Summerville, de broers uit Nederland, Californië en New York, Massachussets;  kleinkinderen uit Nederland, Arkansas en New York.. Hoe vaak zouden we er weer allemaal samen zijn?

Zo begonnen we aan de zware, onwezenlijke klus. De kasten en laden openenen en alle kleding, hoeden, baretten en sieraden sorteren, uitzoeken en opruimen. Met het sterke gevoel iemands privé te schenden door rond te neuzen in haar spullen. Steeds weer drie stapels: weg – twijfel – behouden; waardevol – niet-waardevol,maar emotionele hechting – prullaria – Kringloop

Mijn schoonmoeder hield van sieraden. Dozijnen doosjes vol oorbellen, kettingen, ringen en broches. In iedere la, nog meer doosjes. Ze hield ook van kleding en van kleding bewaren. Ware vintage trokken we van de hangertjes. Dagenlang zijn we bezig geweest, onder leiding van gedecideerde oudste dochter Lark. Bergen vuilniszakken voor het Leger des Heils, stapels dierbare kleding voor de koffers van de negen vrouwen, spullen voor de zeven mannen en (slechts) een paar bijzondere voor Chris, haar man. Ging het allemaal zonder spanningen? Neen. De een is een doorpakker, hup, hup. De ander heeft tijd nodig, ‘ ‘laat nog even liggen’. Een eruptie hier, een stoomwolk daar, maar uiteindelijk was het klaar. Moeilijk, pijnlijk en onwezenlijk. Maar schoonvader was blij.

IMG_1628IMG_1621SAM_0590

Zondag na de begrafenis begon het bij mij te piepen en te schuren. Tot op dat moment was alles goed verlopen, terwijl ik geen grote groepen mens ben. Ik voelde me gedragen door gebeden. Ik draaide mee, luisterde, troostte, luisterde weer; lachte mee, herinnerde mee, zong mee; ruimde op, ruimde af, ruimde in, ruimde uit; zette eten klaar, waste af, praatte met die, omhelsde een ander. Maar mijn emoties zaten op slot. Ik had nog geen traan gelaten.

Die zondag kantelde er iets. Ik had slecht geslapen. We gingen naar de kerk (City Life Boston) en één van de liederen tijdens de dienst raakte me. Het eerste scheurtje in mijn survival-schil. Het bleef die dag wringen. Aan de laatste ronde van sieraden- en hoedenverdeling kon ik niet meedoen.IMAG1351 Ik ben gaan wandelen langs het water. De woontoren van mijn schoonouders staat aan de haven van Boston. Langs het water loopt een prachtig wandelpad van een paar kilometer. De dobberende boten, het geluid van krijsende meeuwen, de stapelwolken in de staalblauwe lucht, de zon, de gure wind, allemaal elementen die mij openen, rechtstreeks mijn ziel binnenkomen. Ik ben een watermens.

Ik dacht aan alle doosjes die door mijn handen waren gegaan. En ik realiseerde me dat  deze wandeling, dit alleen zijn met het water, me eindelijk bij het doosje bracht wat nog dicht zat, maar (knarsend en wel) open wilde. Ergens in een kamer van mijn ziel bewaar ik dat doosje met het verdriet om geliefden die al eerder stierven. Het verdriet om Blanca kon ik pas ervaren als dat deksel er af kwam.  Dat gaat meestal moeizaam, want de inhoud is  donker. Ik voelde echter aan mijn lijf dat het gebeuren moest.

Ik ben dus maar gaan zitten met het weidse uitzicht op het water en heb het ondergaan. Het verdriet om de geliefden die ik mis. Niet altijd bewust, maar wel op de achtergrond. Sommigen veel te jong gestorven. Het is uiteindelijk de pijn om de vergankelijkheid van het leven. De pijn omdat het altijd weer op sterven uitloopt. Op afscheid nemen en ‘afgesneden zijn’ (Vasalis). De schreeuw uit de diepte van psalm 130. Even geen uitzicht hebben op Pasen.

De zon verdween, ik kreeg het koud, het werd tijd om terug te gaan. En wat een weelde: thuis dochters om me te troosten! Mannen zijn kanjers, daar leun je op, maar soms stellen ze teveel vragen. Vrouwen, ‘mijn’ vrouwen vroegen niets. Twee paar armen om me heen. Even de tranen de vrije loop.

Toen was het weer goed. Het verdriet om Blanca had zich bij het andere verdriet gevoegd. Dat pijn doet. Maar ook zacht maakt en helpt om mee te voelen met anderen.

Een soort welriekend compost, zeg maar. Het maakt de grond van mijn bestaan vruchtbaar. Het is toch Pasen geworden.