Taalmaatje en de vrede van open kerken

Mijn Taalmaatje is verdrietig. Er wordt over haar geroddeld. En hoe kan ze zich ertegen verzetten? Tegen roddel is geen mens bestand. Met trieste ogen zit ze een beetje in elkaar gezakt in haar stoel. De kleine S., dochtertje van 5 maanden, zit vrolijk in haar wandelwagen en trekt de aandacht van mamma. Even trekt er een lach over haar gezicht. Zullen we naar buiten, vraag ik. Ik kan het probleem ook niet oplossen. Ik heb nog voorgesteld om naar de vervelende buurvrouw te gaan om haar te vragen wat er is. (ik, held in conflicthantering haha..voor een ander is het altijd makkelijker, immers?). Maar dat moest absoluut niet.

Buiten praten we nog wat verder. Ik probeer van de nood een deugd te maken en leg haar het Nederlandse spreekwoord ‘Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten’ uit te leggen, maar dat is nog een brug te ver. Zij probeert mij uit te leggen waarom ze het aldoor heeft over iemands ogen eruit trekken. Dat blijkt weer een Roemeens spreekwoord te zijn. Zusterlijk leggen we ons neer bij de raadsels van onze talen. We gaan naar de kerk. N. wil graag dicht bij God zijn, dan wordt ze weer rustig.

In de kerk daalt de rust op haar neer. Het is er zo stil en vredig. De tranen komen, en dat geeft niet. Ze brandt een kaars, bidt en staat een poos stil bij het Christusbeeld.

Ik voel ook de frustratie uit me weg trekken. Ik kan dit niet voor haar oplossen. Ik ben maar haar taalmaatje. Ik kan het wel net als zij achter laten bij God en bidden dat de buurvrouw het haar niet moeilijker maakt dan ze het al heeft.

Waarom zijn de protestantse kerken toch altijd potdicht en de katholieke niet?