Partir c’est mourir un peu..

Ik nam laatst afscheid van mijn taalles. Vier jaar heb ik namens een welzijnsorganisatie Nederlandse les gegeven aan migrantenvrouwen. Ik begon met de bibbers, maar na verloop van tijd ben ik gaan genieten van de ochtenden dat ik samen met mijn vrouwen aan hun Nederlands sleutelde. Zo’n diverse groep! Zowel wat betreft nationaliteit, religie, taal, leeftijd en achtergrond. Allemaal gelijk echter in hun behoefte aan contact en bevestiging.

SAM_1743

Ik heb veel geleerd van deze dappere dames. Ze lieten hun land en familie achter, sommigen uit vrije keus, maar de meesten gedwongen door oorlog en geweld. En dan een nieuw leven opbouwen in een vreemd land, met een jou vreemde cultuur en een taal leren die als een van de moeilijkste bekend staat. Ga er maar aan staan! Om de stress te verlichten was mijn doelstelling tijdens de les altijd in ieder geval een keer samen lachen. Niet meegezogen worden in de verhalen over ziekte en depressie, maar ze wel te horen.

Tijdens mijn afscheidsmomentje vloeiden de tranen. Ik was natuurlijk gevleid, maar na de zoveelste omhelzing en toen zelfs mijn Thaise leerling huilde, dacht ik als nuchtere Nederlandse wel: Nou ja, zeg…Ik ga de wereld niet verlaten..We gaan samen  nog een keer eten, dus wat is dit?

Thuisgekomen realiseerde ik me dat er meer aan de hand was. Dat die tranen niet alleen mijn sfscheid golden, maar iets losmaakte bij de vrouwen. Een dieper verdriet over al die andere vaarwels. Van vaders en moeders, vaak te oud of te ziek om mee te vluchten, van broers en zussen, wel gevlucht maar over de hele wereld verspreid asiel gekregen. Soms van kinderen, of van grootouders. Steeds weer dat afscheid.

Het herinnerde me aan onze tijd in Zuid Korea. In de kerken daar werd ook veel gehuild. Waarom, dachten wij in het begin…Ik vond het maar overdreven, dat gesnik, tijdens de gebeden vooral. Arrogante westerling als ik toen was. Maar ook toen werd het me allengs duidelijk dat die tranen ook opwelden uit een diep verborgen verdriet, dat als een onderaardse stroom aanwezig was in de samenleving. Namelijk de herinnering aan geliefden in de Koreaanse oorlog (1950-52), die toen rond dertig jaar geleden was. Er was geen Koreaan (ik spreek over de jaren tachtig) die niet een familielid in het streng afgesloten Noorden had, met wie contact absoluut onmogelijk was. Kinderen die al tientallen jaren hun ouders niet meer spraken, echtgenoten, die elkaar kwijt geraakt waren in de chaos van de oorlog, broers en zussen enzovoort. En juist tijdens de gebeden, in de ontmoeting met God kwamen de tranen los. Dat is tenminste mijn gedachte.

Verdriet zoekt zich altijd een weg naar buiten. Vaak in de vorm van bitterheid of angst en ziekte. Maar wanneer het gedeeld kan worden in tranen, met een ander of de Ander, ligt er in die ontmoeting troost. En is het verdriet weer even dragelijk.

Ik ga mijn taalochtenden missen. Maar het contact met mijn moedige dames wil ik blijven houden. Op een andere manier misschien. Een manier waarin minder de taal, maar de ontmoeting centraal staat.

Nog even broeden over een goeie vorm.

La Place, een neutrale plek?

Ik sprak af bij La Place met een goede vriendin van mijn overleden zus Loes (die ik alleen op haar begrafenis gezien had) om over haar laatste jaren (Loes overleed in 1992) te praten. Een neutrale plek leek me goed. Ook had ik besloten me niet voor te bereiden met een lijst vragen, maar het gewoon over me heen te laten komen. Ik had geen idee wie ik zou ontmoeten zou, geen enkel vermoeden hoe het verloop van het gesprek zou zijn. We hadden gemaild en via WhatsApp wat uitgewisseld over hoe en waar. Het zijn kleine dingen, maar ergens leidde ik eruit af dat deze vrouw redelijk toegankelijk zou zijn. Ik voelde me dus vrij rustig.

We ontmoeten elkaar op de afgesproken plek. Ik zie een wat gezette vrouw van mijn leeftijd (ze blijkt een paar jaar jonger), ietwat gespannen. We bestellen koffie en zitten eigenlijk direct in ons onderwerp van gesprek: Loes. De relatie van deze vriendin met Loes was niet ongecompliceerd. De vriendschap van Loes ging allereerst uit naar de (lesbische) partner van deze vriendin. Die was van Loes haar leeftijd. En als ik het me goed herinner een collega op het gymnasium waar Loes in de jaren zeventig/tachtig lerares Nederlands was. De vriendin die ik spreek blijkt een oud-leerling van Loes te zijn. Dat verbaast me even, maar bij nader inzien is dat natuurlijk goed mogelijk. Loes was waarschijnlijk een jaar of 27, 28 toen ze begon met lesgeven. En dan heb je in de bovenbouw leerlingen die 10 jaar met je schelen in leeftijd.

Hoe dan ook. Ik zit nu tegenover degene die Loes tot vlak voor haar dood als een van haar beste vriendinnen beschouwde. Mijn prangende vraag ( die bleek er dus wel degelijk te zitten) was hoe zij had aangekeken tegen de psychische gesteldheid van mijn zus. Was zij er ook schuldig aan dat Loes geen hulp zocht in het reguliere medische circuit? Kwam ze ook uit die vreemde, alternatieve do-it-yourself hoek? Niets bleek minder waar. Ook zij had herhaaldelijk erop aangedrongen hulp te zoeken, te stoppen met de kostbare ‘trainingen’ bij goeroe Godefriede die nergens toe leidden. Uiteindelijk verbrak Loes het contact met de vriendinnen. Ik weet nog dat ze dat vertelde aan me: Ik heb gebroken met vrienden die een slechte invloed op me hebben.…Ik had toen geen idee wat ze bedoelde. Zoals ik haar zo vaak niet volgen kon.

In het adressenboekje staan bij sommige namen een kruisje. Ook bij de namen van de vriendin met wie ik sprak. Ik heb het boekje aan haar laten zien. Kon zij een patroon ontdekken? Kende zij de mensen die aangekruist waren? Na een poosje gebladerd te hebben kwam ze tot de conclusie dat de meeste kruisjes stonden bij namen van de beste vrienden Loes. Zeer waarschijnlijk omdat ze aandrongen op het zoeken van hulp, heeft ze het contact met hen verbroken. De vriendin heeft een fotoboek meegenomen. Ze wandelden veel samen. Echte tochten, dat was Loes haar grote hobby. Eén keer eerder sprak ik een kennis van Loes, die ook foto’s meenam van wandeltochten die ze met een groepje maakten. Wandelen door Toscane, door Limburg, door Zwitserland. Ze maakte prachtige tochten met verschillende reisgezelschappen, en ook alleen. En met deze vriendinnen.

Ik zie een jonge Loes. De vervreemdende ervaring van een jongste zusje, die nu haar grote zus ziet als een jonge vrouw. Zo heb ik haar nooit gezien in het werkelijke leven, want ze was altijd ouder dan ik. Ook als we foto’s van vroeger keken was ze er bij, leefde ze, 8 jaar ouder. Nu ben ik 14 jaar ouder dan zij ooit geworden is. 45 jaar. Heel raar is dat, het voelt onwerkelijk, het klopt niet. Nog steeds niet. Al 22 jaar niet.

Maar de foto’s zijn mooi. Limburgse valleien, zonnige heuvels, luierende koeien in een schaduwrijke plek onder de bomen en daarnaast een lachende zus, met haar eeuwige Samson ‘shaggie’ in de hand. Toen was het leven nog goed, denk ik. Mijn zoektocht is naar wanneer de ommekeer kwam. Ook de vriendin verwijt goeroe Godefriede Loes te hebben weerhouden van een realistische kijk op zichzelf. Maar Loes heeft daar natuurlijk ook een aandeel in. Ze was hoogbegaafd denk ik, pienter genoeg om te kunnen beslissen wat het verschil is tussen ziekte en  gezondheid. Maar ze weigerde in die termen te denken. Het was uiteindelijk ook een keuze die ze maakte.