Het ‘schone’ virus en nostalgie

Ik lijd aan een milde vorm van smetvrees. Voordat iedereen schrikt zal ik het wat positiever formuleren: ik heb een grote behoefte aan een schone omgeving. Ik had een schone moeder. Niet dat ze 24/7 aan het poetsen was, maar ze was wel schoon. Ze had een routine die ze tot op hoge leeftijd volgde: ’s ochtends ‘werken’, vervolgens de middagboterham, dan een korte dut. Daarna boodschappen doen en dán (pas nadat de kinderen de deur uit waren)  een uurtje ontspanning. In haar geval, lezen of oer-moeilijke cryptogrammen oplossen. Toen we allemaal nog thuis woonden kwam de ontspanning pas na negen uur. Na het sokken stoppen en elastiek rijgen in de ontelbare onderbroeken.

In mijn kinderjaren kwam op vrijdag altijd de onovertroffen werkster, juffrouw Boenders. (Ja, zo heette ze echt). Ze was overigens getrouwd met meneer Boenders, dus het ‘juffrouw’ was nog een laatste verwijzing naar de Nederlandse standenmaatschappij, waarin ‘lagere’ klassen zich geen mevrouw lieten noemen, denk ik. Juffrouw Boenders was een klein, gerimpeld, hardwerkend vrouwtje. Ze had zelf geen kinderen en ze was gek op mij. Ik was nog thuis (3 jaar) toen ze bij mijn moeder kwam werken en ik heb veel herinneringen aan haar en de uren die ze werkend doorbracht.

De geur van meubelwas en koperpoets (mijn moeder hield van koper), de koude tocht omdat alles open moest, de fascinerende bewegingen van het uitslaan van een stofdoek of een zeem (iedere week de ramen zemen!). Het holle geluid van de mattenklopper op tapijt dat werd uitgeklopt. En ik raakte  besmet door het voldane gevoel dat moeder en juffrouw Boenders uitwasemden als alles weer op z’n plek stond. Schoon, glimmend en stofvrij.

Mijn moeder hield zelfs, tot op enkele jaren voor haar sterven, de gewoonte vol om ’s ochtends ‘werkkleding’ te dragen. Daarin kon ze niet naar buiten eigenlijk, vond ze. En er bezoek in ontvangen kon helemaal niet. Als ik haar wel eens verraste was dat meestal het eerste wat ze uitriep: Maar ik loop nog in mijn werkkleding! Ik zag slechts een keurig geklede oude dame, maar voor haar gevoel liep ze er ‘onverzorgd’ bij.

Een schone, nette, gedisciplineerde moeder dus. Voor wie gezelligheid overigens heel belangrijk was. Poetsen deed ze als we weg waren op school. Als we thuis waren was het ´klaar´. Zogenaamd, want met vijf kinderen was er constant werk aan de winkel.

Naast deze schone moeder was ik ook nog eens belast met een hele schone vader, die ook nog eens uiterst opgeruimd was. Overal keurige stapeltjes, gesorteerd en wel. Uiterst schoon op zichzelf. Ik zie hem nog altijd na z’n middag- of ´na-het-eten´-dut, uitgebreid zich wassend bij de wasbak. Of de vaat spoelend, zo grondig dat afwassen in mijn ogen bijna overbodig leek. En in de tuin hadden vallende herfstblaadjes geen schijn van kans. Desnoods met stoffer en blik werden ze onverbiddelijk verwijderd van het gras. Mijn vader hield van opgeruimd en netjes. Ik ben dus van beide kanten besmet.

Nu is het probleem dat ik wel graag wíl dat mijn omgeving schoon is, maar dat ik geen zin heb in de inspanningen die het vergt om zover te komen. Ik ben namelijk ook enigszins lui in aanleg. Mijn moeder vroeg zich altijd af van wie ik dat toch had. Het rommelige en vooral het knoeien en wild rond ´spatten en sproeien´ met koken. ‘Bourgondisch’ vond ze dat. En het leek wel een beetje op mijn oma Sonneveld, die ook graag kookte en wat minder netjes was. (Alle mindere kwaliteiten kwamen van de Sonneveld kant van de familie, als ik mijn moeder moest geloven, haha)

Hoe dan ook, er bestaat dus een waar spanningsveld in mijn leven tussen schoon willen zijn, maar geen zin hebben in poetsen.

Al mijn hele leven zoek ik naar slimme, weinig inspanning vereisende oplossingen. (jammer dat de kinderen de deur uit zijn) maar als puntje bij paaltje komt is er geen ontkomen aan: emmers, soppen en zweten.

Ik heb het dan vooral over WC’s en badkamers (haren in het putje!), gevolgd door keukens en vloeren. Ik hoop altijd dat één keer goed zuigen en soppen afdoende is, maar de ellende is dat het nooit ophoudt. Voordat je het weet is er al weer (ruim) een week voorbij en heb ik niks gedaan in mijn huis. Ik zie de bacteriën zweven, verbeeld me dat ik ziek word, alles plakt en de stofpluizen en poezenharen vliegen me om de oren. Er móet weer iets gebeuren, dat is duidelijk, maar heeft het werkelijk zin? Haalt mijn sopdoek de bacteriën echt weg of is het maar een illusie?

Zuchtend haal ik de emmers maar weer tevoorschijn. In mijn werkkleding. En in tegenstelling tot ooit mijn moeder, kan ik daar echt niemand in ontvangen.

Memories 4

Gisteren in Utrecht bijgekletst met zus Thea. Memories en verhalen over vroeger. Frappant altijd weer hoe je als kinderen in hetzelfde gezin van dezelfde vader en moeder elk zo je eigen herinneringen en beleving hebt. Thea en ik schelen 6 jaar. Tussen haar en mij zit nog een broer, 3,5 jaar ouder dan ik.  Boven Thea zaten zus Loes, 3 jaar ouder en Ed, 4 jaar ouder. Thea is dus typisch een midden-kind. Niet bij de oudsten horen en niet bij de kleintjes horen.
Ik hoor van meerdere vrienden die in zo’n positie opgroeiden dat het je vaak je leven lang opzadelt met een gevoel van er- niet- bij- te- horen.  En als je dan qua karakter ook nog anders bent dan de rest word je in dat gevoel nog sterker bevestigd…

Het blijft me verbazen dat we als vrouwen van middelbare leeftijd (tja, zo is het nou eenmaal :(….) met elkaar de gevoelens delen van de kinderen in ons. Wie was Ma voor jou? Wat betekende Pa voor jou? Natuurlijk heb je het dan over het heden en de afgelopen jaren, maar hoe langer je doorpraat, hoe duidelijker het wordt dat de band van vroeger zo bepalend was voor het nu. In hoeverre heb je er vrede mee gekregen dat de dingen waren zoals ze waren? In hoeverre voel je je nog geremd of gehinderd door het verleden? In hoeverre voel je dat je persoonlijkheid ge(ver)vormd is door het verleden?

En zelf zijn we ook moeders. Verre van volmaakt. Sommige fouten heb je herhaald, andere fouten heb je zo nadrukkelijk geprobeerd niet te maken dat je weer andere domme dingen deed.
Toch denk ik dat liefde het uiteindelijk wint. Onbeholpen, schuchter, indirect, of open en luid en duidelijk, het is die liefde die de fouten ten lange leste toedekt. Ik bedoel de liefde van een moeder, mijn moeder, mijzelf als moeder. De wijze waarop die geuit wordt kan verschillen en soms voor vebetering vatbaar zijn, maar dat die liefde er was en is, als een sterke, onstuitbare onderstroom van de relatie, daar ben ik van overtuigd. En dat blijft als laatste ‘hangen’. Daar kan voor de een langere tijd overheen gaan dan voor de ander, maar als die liefde er was dan zal die toch overwinnen.