Van Mike Boddé mogen we pillen slikken

Na Trudy Dehue’s ‘ De Depressie-epidemie’ waarin zij (wel of niet terecht) vooral de farmaceutische industrie aan de kaak wil stellen die antidepressiva pusht als ware het snoepjes, en er ondertussen flink aan verdient, slikte ik mijn pillen toch weer wat schuldbewuster dan voor ik haar boek had gelezen. Zie je wel, ik zou best zonder kunnen maar ik ben in de val van de farmaceuten gelopen, waren mijn af en toe donkere gedachten. Wordt het niet tijd toch maar ’s af te bouwen? Een poging gewaagd. Waarom ook niet? Ik hoef toch niet mijn leven lang afhankelijk te zijn van die rommel…?

Het ging best goed. Een tijdje. Tot de Black Dog weer grommend zijn tanden vertoonde. Het gaat geleidelijk, dus ik kon een tijd lang dat grommen negeren, maar op een gegeven moment ben je nergens anders meer mee bezig dan dat. Dat is een zware dobber. Een soort topsport. Dus na aandrang van de diabetesverpleegkundige en overleg met de huisarts de dosis weer wat verhoogd. Dat was letterlijk en figuurlijk even slikken. Vooral toen het niet het gewenste effect had. Wat nu? Mijn huisarts vatte mijn dilemma als volgt samen: het gaat er toch om dat jij je zo goed mogelijk voelt, niet dat je zo min mogelijk pillen slikt! Wie doe je daar een plezier mee? Ik dacht nog even, misschien Trudy Dehue, maar zag ook wel in dat dat onzin was. Ik zat na ruim een jaar weer op mijn oude dosis. Experiment mislukt.

En nu is er weer een nieuw boek. Pil.(Nijgh en Ditmar, ISBN 978 90 388 9369 3). Van een lotgenoot. Mike Boddeüs, cabaretier, o.m. bekend van zijn imitaties van o.a. Hilbrand Nawijn bij Kopspijkers. Hij raakte in de jaren negentig zwaar depressief. Het duurde vijf jaar voor hij, na van alles geprobeerd te hebben op alternatief gebied, eindelijk de juiste combinatie van medicijnen kreeg (o.a een oudere vorm van een antidepressivum, Anafranil, dat voor hem erg goed werkte). Hij had daarvoor ook praattherapie gevolgd die nuttig was maar hem niet van de depressie afhielp. Uiteindelijk, was zijn conclusie, ging de therapie pas voor hem werken nadat de medicijnen hem uit de zware depressie haalden. Ik kan dat volledig beamen. Met galgenhumor verhaalt hij over de vijf zwarte jaren waarin hij niet langer kon werken en uiteindelijk nauwelijks meer de deur uitkwam.

Het verschil met het boek van Trudy Dehue en dit boek is dat je bij Boddé’s  boek voortdurend herkenning hebt. Dehue schrijft kritisch over het gebruik van antidepressiva en het veelvuldig voorkomen van depressies, en hoe dat met onze cultuur te maken heeft, maar heeft geen eigen ervaring. Daardoor ontstaat in haar boek gemakkelijk verwarring over zg. lichte depressies en vitale depressies, die vaak genetisch zijn en hardnekkiger.  Boddé schrijft uit ervaring en doet dat heel goed. Hij beschrijft bijvoorbeeld op weergaloze wijze hoe het voelt wanneer je merkt dat de medicijnen aanslaan. Het is niks bijzonders, behalve dat je koffie weer smaakt en je ziet dat er buiten niet alleen onkruid groeit en dat je gewoon even een boodschap wilt gaat doen zonder angst de deur uit te moeten. Het voelt alsof je weer tot leven komt na heel dicht bij de dood geweest te zijn. Hij schrijft:  “Ik kijk naar buiten: eigenlijk best om aan te zien wat ik daar waarneem. Een rivier; best een aardige rivier. Die hangbrug, wel een beetje overdreven voor die plek maar toch. Op zichzelf geen lelijk ding…Niet te hard van stapel lopen nu. Rustig aan……Maar die boot die daar vaart, ja hoe zal ik het zeggen: is gewoon wel een stoere boot…” (pag. 171). Zo doodgewoon, maar zo intens heerlijk als je dat ‘gewone’ weer voelen kunt. Het is een vorm van weer in jezelf passen.

Boddé is 25 kilo aangekomen, heeft voortdurend een droge mond en trillende handen maar heeft, na  geprobeerd te hebben af te bouwen met als gevolg een terugval, besloten dat Anafranil onderdeel van zijn leven is.

Aan het eind van het boek staan twee interviews met zijn behandelaars. Een psycholoog en een psychiater. Zij brengen de nodige nuances aan en noemen goeie zaken als sporten, praten en andere belangrijke middelen ter preventie en/of behandeling van depressies.

Kritische noten heb ik ook wel. Boddé probeert (weinig onderbouwd) te zeggen dat we af moeten van een onderscheid tussen lichaam en geest: ” als een pilletje alles wat jij voor je geest hield van de ene op de andere dag compleet verandert, ga je je afvragen wat die geest nu eigenlijk is. Is die geest niet gewoon een chemisch proces?”  Lichaam en geest zijn één, dat ben ik met hem eens. Chemische processen in mijn hersenen hebben invloed op mijn geestelijk leven, en andersom is dat ook zo.  Maar die processen vallen niet samen met de geestelijke werkelijkheid zoals die buiten mij bestaat. Ik hoef God niet te voelen om Hem te laten bestaan. Hij bestaat onafhankelijk van mij. En het geloof (lees overtuiging) in die werkelijkheid heeft vervolgens ook invloed op mij. Er is hoop. Er is uitzicht. Ik gebruikte voor mijzelf vaak beelden om me eraan te herinneren dat de angstige, wanhopige gevoelens niet de hele realiteit waren.Wie op een donkere, druilerig koude dag in het vliegtuig stapt weet dat er op een bepaalde hoogte opeens niets meer te zien is van de regen. Je vliegt boven de wolken, en de donkere deken ligt onder je. Of het beeld van de bloembol. Onaanzienlijk ui-achtig, verschrompeld bolletje, wat je ook nog weg moet stoppen in de donkere, koude aarde. Maar de pracht van de bloem zit al in dat miserabele bolletje.

Tenslotte vind ik het jammer dat Boddé zoveel meent te moeten vloeken in het boek.

Maar, ik slik mijn pillen weer met opgeheven hoofd.

Depressie-epidemie, Trudy Dehue, 2008

Heb ik nu een (biologische) stoornis in mijn emoties en ben ik daarom zonder pillen depressief, of ben ik depressief gestemd en moet ik me tijdens een depressie afvragen waarom dat zo is? Pillen of praten?

Dit dilemma stelt Trudy Dehue in haar boek de Depressie- Epidemie, (uitgeverij Augustus, Amsterdam). Het boek verscheen in 2008 en mevr. Dehue was in elk praatprogramma op TV en radio te horen en zien. Zij probeert in haar boek een verklaring te vinden voor het feit dat er zo schrikbarend veel antidepressiva wordt geslikt. Ligt daar een biologische oorzaak aan ten grondslag? Of zijn we met z’n allen in het Westen watjes geworden, we kunnen nergens meer tegen en hebben overal een pil voor nodig?

Ze constateert dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden van het beschrijven van een bepaalde conditie met de naam ‘depressie’ naar het zien van de depressie als oorzaak van die conditie, als ziekte. Het is in feite de discussie tussen de biologische en de, zoals zij het benoemt, psychodynamische benadering in de psychiatrie. De eerste zegt: u voelt zich naar, hier is een pil en het gaat u binnenkort weer beter. Geen gezeur over kinderjaren en trauma’s. U mist bepaalde stofjes en die vullen we met een pilletje weer aan.

De tweede benadering zegt: u voelt zich naar, hoe zou dit komen en laten we er eens over praten. Als we de oorzaak weten nemen de nare gevoelens vanzelf af.

Ik vraag me af waarom zij er in haar boek zo’n tegenstelling van maakt. In mijn ervaring is er juist een combi van de twee.

Veroorzaakt het lichaam zelf de depressie? Dat is nog steeds niet wetenschappelijk hard te maken, volgens Trudy Dehue. In eerste instantie werden de moderne antidepressiva gebruikt binnen een praattherapie. De therapie was de weg waarlangs verlichting gevonden kon worden, medicijnen golden daarbij als hulpmiddel. Rust, een zekere mate van welbevinden zou bevorderend zijn voor de therapie. Allerlei onderzoek van de laatste jaren heeft nog geen inzicht gegeven in de vragen ‘waarom de pillen voor de een wel en voor de ander niet werken, hóe ze werken wanneer ze werken‘ (pag.83) ‘…er zijn stukjes van de puzzel gelegd, maar de biologie van depressie is nog raadselachtig’ (pag.83)

Dehue is zeer wantrouwig ten aanzien van de farmaceutische industrie. Haar boek is een aanklacht tegen de industrie die onder het mom van wetenschappelijkheid miljarden verdient aan, in TD’s ogen,’verzonnen ziektes’. Voor zover ik haar kan volgen zegt ze daarover wel hele interessante dingen. Wetenschappelijk onderzoek dat gesponsord wordt door de industrie die belanghebbende is, is een rare zaak.Het is wel goed dat zij daar de vinger bij legt.

Haar conclusie echter dat de depressie-epidemie o.a. in gang is gezet door de farmaceuten om daar geld aan te verdienen vind ik erg ver gaan. Ik vind dat zij doorslaat in haar wantrouwen.

In haar tweede analyse kan ik haar (tot op zekere hoogte) beter volgen. Er zou een enorme druk op de westerse mens liggen om gelukkig en succesvol te zijn.Iedereen moet mee in de vaart der volkeren. Kom je niet mee? Dan moet je het maar leren. Grip op je dip, aan je zelf werken, Mentaal Vitaal. De biologische psychiatrie maakt ieder mens verantwoordelijk voor zijn eigen ziekte. Het ligt aan jouw hersens dus zorg dat je je pillen slikt. Lijden, traagheid, ‘anders-zijn’ kan allemaal verholpen worden door het slikken van de juiste pil. Mochten we denken dat de staat zich zo om ons bekommert dat ze van alles bedenkt om ons van onze ziektes te genezen, dan hebben we het mis. Volgens Trudy Dehue zit daar vooral economisch belang achter (pag.230) . ‘The economic burden of disease’ heet een berekening van hoeveel geld het de maatschappij kost mensen met o.a. psychische problemen te hebben rondlopen.  Ze werken niet of werken minder efficiënt en zijn vaak ziek. Dehue verdenkt de overheid ervan een keiharde mentaliteit te propageren: Jij bent verantwoordelijk voor je eigen gezondheid, zowel psychisch als lichamelijk. Voor kneuzen is geen plek in onze maatschappij. Een vrolijke geest in een strak lichaam., dat soort mensen hebben we liever.  (wordt vervolgd)