Het houten kistje

Mijn moeder bezat een houten kistje. Het kwam uit haar familie, een mooi, klein, bewerkt naaikistje. Het was al een eeuw oud, gemaakt door een voorvader voor zijn verloofde, ik geloof mijn betovergrootmoeder. Op de voorkant was ruimte voor een miniscuul fotootje van de geliefde, en mooie, donkerharige vrouw.

Het was niet zomaar een simpel doosje, rechthoekig, gemaakt van vurenhout of zo. Nee, het was van mahonie en ingelegd met een lichter soort hout, met rondingen en welvingen. Een heel vrouwelijk, sierlijk kistje. Thuis stond het altijd bovenop de antieke kast, die mijn ouders koesterden. Die kast kwam uit de schoonfamilie van één van mijn zussen, maar was permanent uitgeleend aan mijn ouders door haar.

Die kast is tot de één na laatste woning van mijn moeder meeverhuisd. In het verpleeghuis, waar ze uiteindelijk terecht kwam vanwege dementie, was er geen plek meer voor. Het kistje heeft haar wel tot het laatst vergezeld. Op een gegeven moment verhuisde het van bovenop de kast naar een (oneerbiedig) plekje half onder haar stoel. Het diende nu een doel. Het werd weer gebruikt, zoals het wellicht ooit dagelijks was gebruikt door mijn overgrootmoeder.

Maar er zaten geen naaispulletjes in. Het kistje raakte gevuld met kostbaarheden. In mijn moeders ogen althans. Oude brieven, oude kaarten, oude rapporten, oude diploma’s, oude foto’s. Het overgrote deel kwam uit de nalatenschap van mijn zus Loes, die gestorven was in 1992. Mijn moeder was 75 jaar toen mijn zus zichzelf van het leven benam, na jaren van psychisch leed.

Sinds die tijd verzamelde mijn moeder van alles en nog wat in dat kistje dat haar aan Loes herinnerde. Zoals ooit de moeder van Mozes een biezen mandje maakte om haar kind te redden, zo gebruikte mijn moeder dat kistje om haar kind vast te houden. Bij ieder bezoek dat ik aan haar bracht reikte ze na een tijdje naar de grond en kwam het kistje op haar schoot te staan. De scharnieren waren al kapot, het deksel zat er nog maar half op, zo puilde het uit. Geen wonder. Werkelijk alles zat erin. Zwemdiploma’s uit de vijftiger jaren. Schoolrapporten van het gymnasium. De bul van de universiteit. (‘Wat was ze knap, hè? Cum Laude!’) Oude schoolfoto’s, oude kinderfoto’s, oude pasfoto’s. Foto’s van haar klas toen ze lerares was, sinterklaasgedichten uit lang vervlogen tijden, programma’s van concerten waar ze samen geweest waren. En bij ieder bezoek moest ik het allemaal bekijken en bewonderen. Keer op keer. Alsof het voor het eerste was.

Dat ging me niet altijd makkelijk af. Mijn zus was dood en ik zat springlevend bij mijn moeder in de kamer. Maar al haar aandacht ging op aan de herinnering. En alle energie aan het verdriet om haar sterven. Ik kreeg een hekel aan dat kistje. Hoe mooi het ook was en hoe dierbaar voor mijn moeder.

Ik realiseerde me dat het een heel oud kind gevoel was dat naar boven kwam. Als jongste in een groot gezin ervaar je vaak dat de meeste aandacht van je ouders uitgaat naar de sores en besognes van oudere broers en zussen. Jouw taak is het om lief te zijn en vooral niet nog meer problemen in het leven van je ouders te brengen. Zo heb ik tenminste mijn kindertijd ervaren.

Dus toen ik als vrouw van middelbare leeftijd in de kamer bij mijn moeder zat en weer moest  luisteren naar haar verdriet over mijn oudere zus kreeg soms sterk de neiging dat kistje over het balkon te smijten. Ik zit hier nu toch? Wees nou blij met mij!

Ach, nu, jaren verder, schaam ik me er wel voor, dat zo gevoeld te hebben bij een dementerende, oude vrouw. Dat kistje bevatte alle verlies voor haar, van haar geliefden. Man, jonge schoonzoons en dochter. Bij leven had ze daar nooit echt om kunnen rouwen, niet kunnen delen in elk geval. Daarvoor was ze te geremd en gesloten. Dat kwam pas toen de maskers afvielen door de dementie. Het was aan ons, de achtergebleven kinderen om dat nu op te vangen. Ik hoop dat we haar tot troost geweest zijn, ondanks alles.

Het houten kistje staat bij één van mijn broers nu, geloof ik.

Lang geleden en toch ook nu

18 juli zou het 45 jaar geleden zijn dat mijn oudste zus Loes trouwde met haar liefde vanaf de middelbare school, Gert. Het was die vrijdag in 1967 33 graden in de ruimte waar de receptie was, de Beukenhof in Velp. We droegen formele trouwkleding, inclusief jacquet en hoge hoed voor de mannen, waarbij ik het geluk had, als twaalfjarige puber, een mouwloze lange jurk te dragen. Genaaid door mijn tante Rie. Op de foto die ik nog heb is duidelijk dat hij niet zo mooi valt, maar ook zie ik (en herinner ik me) dat ik apetrots was, vooral dat ik aan de arm van Gert’s broer, 10 jaar of zo ouder dan ik, op de foto mocht.

Ik weet ook nog heel goed hoe ontzettend verkouden ik was. Ik durfde mijn neus niet te snuiten, dus maakte waarschijnlijk een voortdurend snottergeluid waarop mijn broer in de kerk reageerde door te zeggen dat ik mijn neus eens moest snuiten, dit tot mijn diepe vernedering. Ik voelde me weer een kleuter, terwijl ik net tot zo’n grote hoogte was geklommen aan de arm van mijn volwassen bruiloftspartner.

Veel meer herinnering dan de hitte, mijn verkoudheid en mijn eerste (legale) sigaret die dag heb ik niet. We hebben ongetwijfeld een lied gezongen, lekker gegeten en gelachen om de droge humor van de familie van Gert.

Mijn zus is midden jaren zeventig gescheiden van Gert. Pijnlijk, maar die dingen gebeuren. Gert was als een broer voor me want hij was al in de familie, als vriendje van Loes, toen ik tot bewustzijn kwam, zo rond mijn derde. Vreemde gewaarwording om dan een scheiding te ervaren. Wij bleven afzonderlijk contact houden met Gert, met wie het al enige tijd niet goed ging.

Om een lang, pijnlijk verhaal kort te houden, Gert stierf begin jaren tachtig aan een ongeluk, waarvan het sterke vermoeden bestaat dat hij bewust tot die fatale keuze kwam. Twaalf jaar later stierf mijn zus aan suïcide. Ik las die uitdrukking ergens en ik gebruik die bewust. Beiden kozen ervoor een einde aan hun leven te maken, maar wanneer je het zo zegt klinkt dat zo gewild, zo autonoom, er is geen ruimte in die woorden voor de ziekte, de boze geest, de vertwijfeling die mensen tot zoiets brengt.

Vijfenveertig jaar sinds ze trouwden, vol idealen en dromen. Vijfendertig jaar of zo sinds de scheiding, eenendertig jaar sinds het sterven van Gert, twintig jaar sinds mijn zusje stierf. De tragiek dringt zich aan je op maar is niet in woorden haast te vatten. En de jaren gaan zo ontzettend snel voorbij.

Soms doet dat voortjagen van de tijd geen recht aan levensomvattende, altijd weer onverwacht schurende en pijnlijke gebeurtenissen zoals deze. Ik heb de neiging mezelf te vermanen dat ‘het toch al zolang geleden is’ wanneer ik opeens weer terug ben bij ‘toen’ en de littekens weer trekken en opspelen.  Maar het is goed er af en toe bij stil te staan. Gemeten naar het grote wereldleed is dit klein. Maar het grote leed is alleen te delen en begrijpen wanneer je het kleine leed mag voelen.

Trouwens wie ben ik om dit klein leed te noemen? Is er iets ergers dan je kind verliezen op deze manier? De beide moeders hebben hun kinderen jaren overleefd en hun verdriet gedragen als gelovige vrouwen doen. In hun zwakheid hun kracht gezocht bij God. Mijn moeder sprak er weinig over tot aan het einde van haar leven de blokkades wegvielen door dementie. Eigenlijk heeft ze toen voor het eerst echt gerouwd. Maar door de dementie bleef ze erin hangen, steeds weer kwamen de tranen en de het gemis. Tot, ‘dankzij’ diezelfde afschuwelijke ziekte, ook de herinnering aan Loesje (zoals mijn moeder haar noemde) vervaagde.

Tijdens haar begrafenis zongen we de psalmen en liederen die ze zelf had uitgezocht toen ze nog helder was. Niet één klaagpsalm, merkte de predikant op. Terwijl er toch genoeg reden tot klagen was. We zongen haar psalmen en liederen van verlangen. “Oh God, Gij weet hoe ik begeer, bij U te wonen in Uw hoven”. “Wien heb ik nevens u omhoog?”

Het is hoop en verlangen. Troost bij de God van Jacob, die ook de God van mijn moeder was, als het weer even pijn doet.

De oude stad – ode aan hen voor wie het verleden vervaagt

De oude stad

We dwalen door de straten
van de oude stad
met overal de schatten van
een rijk verleden

Ik weet de naam niet meer
maar dat maakt nu niets uit
want ik zie links en rechts
honderd dingen die ik ken

Die gevel daar, die kerk,
die torenspits en kijk,
dat wapen daar met leeuw en kroon
en hier een muur met bloementegels
uit lang vervlogen tijd –
was het de jaren dertig?

Ik ben verrukt, in deze vreemde
oude stad, waar ik de naam
niet meer van weet
en heg noch steg.
Ik ben weer even thuis

Eindelijk lente

Wat was het warm vandaag..!! ik liep bijna al te klagen dat het te plotseling te warm was! Ik vind het altijd zo lastig omschakelen van winterkleding naar, ja wat? Zomerkleding is te koel nog en ik voel me dan ook vreselijk bloot en wit. Tussenbeide-kleding moet ik elk jaar weer ter plekke bedenken. T-shirt met vestje, 2 t-shirts, t-shirt met jasje enz. Laat ik nu veel moeite hebben leuke t-shirts te vinden…Ik ben geen 20 meer en heb ook geen maatje 38 meer (helaas) en niets is onthullender dan een t-shirt…de extra winterkilo’s nestelen zich bij mij het liefst aan de voorkant rond maag en buik. Meedogenloos zichtbaar bij lichte, frivole zomer-shirtjes. Ach ja, het went wel weer. En wie weet lukt het om er de komende maanden wat kilootjes af te krijgen.

Met moeders een eindje wezen kuieren in de rolstoel. Helaas bleken de banden superzacht, waar ik pas achter kwam toen we goed en wel buiten waren. We zijn het bruggetje over gestoken bij de St.Liduinastraat, van de Nieuwe Haven naar de Westvest (in Schiedam) en zo waar zei ze onmiddelijk: dit is het Kippenbruggetje. (zie mijn blog van 14 maart: Roots in Schiedam) De Nederlands Gereformeerde kerk waar we langs liepen herkende ze niet. Bij de naam ds. Vonk, jarenlang de geliefde predikant van mijn ouders, gaf ze wel blijk van herinnering. Terwijl we wandelden viel me ook op dat ze wat helderder werd. In het huis tijdens de koffie was ze huilerig en angstig en kwam niet uit haar woorden. Buiten ging het beter. Of ik wel gegeten had, of het niet te zwaar duwen was. Even was ze er weer. Je bent lief, zei ze opeens en dat ontroerde me.

Terug in Schiedam

Voor mijn moeder is de cirkel weer rond. Na 41 jaar is ze terug op haar geboortegrond. In Huize Frankeland in de St. Liduinastraat. Dinsdag ben ik met echtgenoot Kim al wat spullen wezen brengen, zodat de kamer niet helemaal kaal zou zijn vandaag. Vanmorgen bleef moeders maar zeggen: ‘kijk nou, dat is precies hetzelfde als wat ik heb!’ Als ik dan zei dat het haar eigen spullen waren keek ze me verbaasd aan: ‘wat doen die dan hier?’ Het huis vond ze prachtig, het uitzicht op de tuin vanuit haar kamer ook. Als uitje was het zeer geslaagd, maar op een bepaald moment was het genoeg: ‘gaan we nu naar huis?’ Ik: ‘U woont hier nu, dit is uw kamer en u gaat hier ook slapen.’ Dat was een moeilijke boodschap. Haar gezicht betrok en er kwam een bange uitdrukking in haar ogen. Op de huiskamer heeft ze vervolgens lekker gegeten, maar toen Jacques en ik na het eten nog even gingen kijken zei ze onmiddelijk: ‘ik dacht dat jullie me vergeten waren.’ Ik vond het heel moeilijk om toen weg te gaan en haar achter te laten.

Maar, het huis is uitstekend! Werkelijk top. Schoon, fris, sfeervol, en het maakt een heel professionele indruk. Alles is in huis: dokter, tandarts, pedicure, fysio, ergo, een zwembad, een restaurant, een winkel, het kan niet op. Er zijn verschillende clubs: klassieke muziek club, groenclub, breiclub, leesclub. Alles op het niveau van de deelnemers met als voornaamste doel: interesses te prikkelen en vertrouwde hobbies vast te houden.

Wie er zelf wil wonen: schrijf je vast in, want de wachtlijst is lang!

Moeder gaat verhuizen

Van de week kwam dan eindelijk het lang verwachte en enigzins gevreesde telefoontje: er is een kamer voor uw moeder vrijgekomen in het verpleeghuis Frankenland, gesloten afdeling, in Schiedam. Eind maart kan ze er terecht.

Ik heb gemengde gevoelens. Natuurlijk is het goed dat ze een goeie plek krijgt. Met meer professionele verzorging. Ze krijgt een eigen kamer, met eigen sanitair (!) en het huis is prachtig gerenoveerd met tuinen, een restaurant en winkeltjes. Kan niet beter. Ook is het gunstig dat moeder in haar eigen geboorte-omgeving terugkomt. Ze is een geboren en getogen Schiedammer, en dat is zeker nu met de Alzheimer erg belangrijk.

En toch. De Linde in Dordrecht is klein en intiem en uitgesproken christelijk. Ze woont er al 4 jaar en is er thuis. Vooral dat laatste is zo essentieel. Een thuis maak je niet door moderne, profssionele voorzieningen, maar door ergens vertrouwd te zijn. En dat zal niet zo zijn. Frankenland is vreemd en nieuw. Ze kent er niemand. Rationeel weet ik dat het allemaal wel komen zal. Maar m’n gevoel is bang voor het moment dat ik moet zeggen: ‘mam ik ga naar huis’ en ik haar moet achterlaten.

We hebben het maar gewoon gezegd: Ma je gaat verhuizen naar Schiedam. Dan woon je dichter bij Ed in de buurt en andere familie, zoals een zus en schoonzus die daar ook wonen. Ze nam het kalm op en zei zelfs dat ze er wel zin in had. In hoeverre het echt doordringt is moeilijk te zeggen…

Hier ben ik weer

Trouwe lezers van m’n blog hebben me al een paar keer gevraagd waar ik gebleven ben. Is het eerste enthousiasme verdwenen en gaat de blog als een nachtkaarsje uit?

Neen. Dat is niet het geval. Wat wel het geval is, is dat m’n levensstijl is veranderd doordat ik minder tijd alleen doorbreng. Echtgenoot Kim is altijd veel weg en het maakt dus weinig uit of ik achter m’n pc’tje zit of beneden op de bank. Maar nu een van m’n dochters weer een poosje thuis woont heb ik opeens weer gezelschap. Ik ben teveel sociaal dier om dan ’s avonds de deur achter me dicht te trekken en te gaan schrijven. Een laptop zou een uitkomst zijn!

Vandaar de tijdelijke stilte.

Is er inmiddels wel wat te melden? Waar zal ik beginnen..? Met moeders gaat het momenteel redelijk goed. De dementie staat natuurlijk niet stil. Ik vind bijvoorbeeld haar stem zo anders geworden. Vlak en hard en zwaarder dan ik me ooit herinneren kan. Toch herkent ze ons nog steeds! Ze heeft een moeilijke periode achter de rug. Na het ziekenhuis ging het een week goed, maar toen begonnen de hallucinaties weer. Overal zag ze mannen die haar bedreigden, in haar bed wilden, achter haar aan zaten. Ze was agressief, sloeg zelfs personeel, maar alles in angst. De arts heeft haar weer anti-psychotica gegeven, Haldol, die in het ziekenhuis was afgebouwd. Dit, in combinatie met kalmeringsmiddelen en anti-depressiva, slaat gelukkig aan. Ze is rustiger, lacht soms weer en praat helder. De nachten blijven een probleem. Ze kan het bed niet meer uit door het hek wat ervoor zit maar ze vinden haar eigenlijk altijd wakker ’s nachts. Het slapen blijft onrustig.
Van een vriendin hoorde ik dat haar schoonmoeder exact dezelfde wanen had: overal mannen. Wat is dat toch vreemd. Ik vraag me af of dat nu met het verleden te maken heeft of dat dit gewoon een ziektebeeld is wat bij de Alzheimer hoort?

Ik vind het overigens erg gezellig dat dochter Saskia weer thuis woont. We kunnen het prima met elkaar vinden en als we niet oppassen zijn we alleen maar leuke dingen aan het doen: naar het strand en een kopje koffie, naar de Kringloop en een kopje koffie, van elke boodschap hebben we de neiging een uitje te maken! Verder helpt ze mijn immens grote huis een beetje op orde houden, is ze mijn persoonlijk adviseur op het gebied van mode en stijl.  Ze ordent af en toe mijn stapels chaos. Ik kan me nu voorstellen dat men vroeger gewoon een dochter thuis hield. Niks eigen leven, niks trouwen, vader en moeder hebben hulp nodig thuis!

M’n werk is hectisch en druk door de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen. Wel leuk om er zo direct bij betrokken te zijn. Niet dat ik zelf de straat op ga of zo, maar ik ben betrokken bij de planning en organisatie. we hebben nu eindelijk ook een betere website met een campagnepagina. Ook de lay-out van de rest van de site is veel beter.

 

weer een beetje tijd voor bloggen

December moet wel de drukste maand aller tijden geweest zijn voor me. Ik heb geloof ik meer dan 800 km gereden in de driehoek Den Haag-Utrecht-Amersfoort-Dordrecht. Nu vind ik autorijden niet heel erg, ware het niet dat ik er zo slaperig van wordt. Het viel me echter alleszins mee. Heb veel radio geluisterd wat altijd erg leerzaam is. Er wordt veel leuks gemaakt op de radio en het gaat dieper dan TV. Een uur lang documentaires uit allerlei landen in de wereld, wetenschapsprogramma’s met nieuwe ontdekkingen en feiten, interviews met mij onbekende mensen die toch veel zinnigs te zeggen hebben. Wat dat betreft dus winst, want thuis luister ik weinig.

Met moeder gaat het redelijk goed. Haar gezondheid is weer prima, beter dan het was in elk geval. Ze eet met smaak en lijkt ook minder neerslachtig. Alleen is haar gebit te groot geworden en dat is heel vervelend, want ik moet toch met haar naar de tandarts voor een nieuwe….Heel gedoe natuurlijk. Ik vraag me af of er speciale tandartsen voor demente mensen zijn? ’t Vraagt wel een bijzondere vorm van communiceren namelijk. Mijn moeder zegt overal ‘ja’ op, bijvoorbeeld. Vandaag was ze wel heel helder. Waar Kim was, vroeg ze en toen onverwacht m’n neef langskwam zei ze: dat is lang geleden! ik kreeg helemaal kippevel!

Op m’n werk is het druk en hectisch. De gemeenteraadsverkiezingen werpen hun schaduw vooruit, ook qua werkzaamheden. Van de fractie wordt veel verwacht in het uitvoeren van plannen die er zijn mbt de campagne en voor mij is alles de eerste keer. Ik heb dus regelmatig last van het ‘ hier ben ik te dom voor’ virus. Ik zou erg graag een gestroomlijnd secretariaat willen hebben maar ik ben bang dat dat er niet in zit…gestroomlijnd past niet in mijn profiel ben ik bang..