Huis van Vrede

huisvanvredevrouwen

R. uit Iran overhandigt me gastvrij een bord met een vet gebakken ei. Of ik worstjes wil? Uh..nee bedankt, daar is mijn maag nog niet aan toe. Ik zit aan tafel met een Nederlandse vrouw uit Kanaleneiland met haar dochtertje van anderhalf, in een mooie kerstjurk. Naast haar een Indisch ogende jongen van een jaar of 8,9 met een groene snottebel. Mijn buurjongen, zegt de vrouw, hij komt mee naar de bijeenkomsten. En verder (behalve mijn echtgenoot) zit er dan R., politiek vluchteling uit Iran, mèt verblijfsvergunning. We eten een gezamenlijk kerstontbijt in Huis van Vrede, een geloofsgemeenschap op Kanaleneiland, een mooie wijk in Utrecht. Zo omschrijft de kerk zichzelf op haar blog huisvanvrede.org

Kanaleneiland, een mooie wijk? Dat is toch die wijk waar al die Marokkaanse jongeren je het leven onveilig maken? Daar is toch dat asbestschandaal pas geweest? Dat is toch die verpauperde Vogelaarwijk?

Ik geloof dat al die aannames wel een kern van waarheid in zich hebben. Het is een wijk waar je als vrouw, volgens mijn dochter die er werkt, soms hele rare woorden naar je hoofd geslingerd krijgt door jongetjes die nauwelijks uit de luiers zijn. Dat asbestschandaal was en is iets waar bewoners slachtoffer zijn van een woningbouwvereniging die zo min mogelijk geld wil uitgeven en dus de kantjes erbij afloopt. En de verpaupering is met het blote oog waar te nemen. Vooral in de wijken die op de lijst staan gesloopt te worden.

Maar vanmorgen zit ik aan de ontbijttafel in een nieuw gebouwde school, Hart van Noord, waar op zondagen Huis van Vrede samenkomt. Hier gaat het om mensen, om liefde, om relaties. En om Jezus. Daar wordt niet geheimzinnig over gedaan. Meneer Jezus, zoals een Marokkaans meisje hem, in antwoord op een vraag van de voorganger tijdens de overdenking, respectvol noemt.

Want na het ontbijt toveren vele handen de zaal om van eetcafé tot kerkzaal, met stoelen in rijen achter elkaar en ruimte voorin voor de voorganger en de muziek. Vandaag twee zangers en een celliste. We zingen wat liederen, ontvangen de zegen en alle kinderen mogen naar voren. Vandaag is de overdenking speciaal voor hen. Daar zitten ze dan. Wel dertig kids, uit alle stammen en talen. Chinese kinderen, Afrikaanse kinderen, blanke kinderen, kinderen uit het Nabije oosten, Turkije, Marokko, een zeer gemêleerd gezelschap.

Achterin komen er nog steeds mensen binnen voor het ontbijt. Er wordt zachtjes gekeuveld door de eters. Die zijn hier voor de gezelligheid en om hun kinderen mee laten doen. Zelf blijven de moeders achterin zitten. Maar de boodschap en de beamerplaatjes zijn overal hoor- en zichtbaar. De bevlogen voorganger communiceert de kerstboodschap helder en duidelijk: Het verdrietige lammetje dat gehoord had dat het geofferd moet worden, is blij als hij hoort dat iemand anders zich gaat offeren, zodat er geen dieren meer hoeven te sterven en alle mensen vergeven zijn en bij God mogen komen.huisvanvredekinderen

Na de bijeenkomst praat ik met Chinese vrouwen. Waar ze vandaan komen? Ze wonen al jaren in het A(siel) Z(oekers) C(entrum). Nieuw voor mij. Chinese asielzoekers. Ze zijn eenzaam, zitten opgesloten in kleine kamers, de gebruikelijke moeiten. Komen er wel mensen op bezoek soms, vraag ik aarzelend. Oh ja, mensen van de kerken doen heel veel en komen geregeld. Ik slaak een zucht van verlichting. Gelukkig wordt er naar hen omgezien.

Ik ben blij en dankbaar vanmorgen. Op Kanaleneiland. Vogelaarwijk, verpauperd en soms onveilig. Hier staat wel het Huis van Vrede. Jezus is er.

Nestgeur?

oostersorthodoxpinkster-dienst

Ze gaat graag mee. Om half tien haal ik haar op, mijn taalmaatje. Ze is gelovig, komt uit een Oosters-orthodoxe kerk en mist de kerkgang in Nederland. Ik heb aangeboden haar mee te nemen naar een kerk in de buurt van haar huis. Met de achterliggende gedachte: dan kan ze er zelf heen lopen, ze kan er mensen leren kennen die haar door de week ook kunnen steunen waar nodig. Want ze heeft het niet makkelijk. Financieel, sociaal, in haar huwelijk, ze is eenzaam en mist haar moeder in de opvoeding van haar kindje.

We gaan naar de Nieuw Testamentische Gemeente in mijn woonplaats. Een nogal weidse naam, maar ik ken er iemand die ik vertrouw en die ook bij de ChristenUnie betrokken is. Zelfs raadslid is geweest. Wie weet kan zij een rol spelen in de ‘aarding’ van mijn taalmaatje.

We worden vriendelijk welkom geheten in de verbouwde school. Iedereen is vriendelijk, er lopen mensen van allerlei leeftijden, etnische en sociale achtergronden. De straatkrant verkoper die altijd bij onze Jumbo staat komt naast me zitten en we maken even verder kennis. Hij herkent mij (oh, oh, was ik wel vriendelijk genoeg? Gelukkig koopt echtgenoot altijd de krant..). En hij blijkt uit hetzelfde land te komen als mijn taalmaatje. Ze babbelen wat. Hij is aardig en legt wat dingen uit.

De dienst start. Met aanbidding. Veel zingen, staan, geheven handen, de band, nou ja, al met al ook niet geheel onbekend in mijn eigen gereformeerde wereld. Wel wat langer, wat veel herhaling en tussendoor meer praten. Na een poosje kijk ik links naar mijn gaste die één stoel verder zit. Haar hoofd is gebogen en ze frunnikt wat aan haar broek. Ik voel dat ze niet op haar gemak is. Ik ruil van plaats met degene die naast haar zit en vraag haar hoe ze het vindt? ‘Dit is niet mijn kerk..het is vreemd’ zegt ze enigszins beteuterd. ‘Zoveel lawaai’. Ik heb een beetje meelij met haar. Ik herinner me hoe ik me voelde toen ik voor het eerst een dienst bijwoonde in een Pinkstergemeente. Ik had het liefst direct de kerk verlaten. De persoonlijke emoties van de mensen om je heen voelen heel vervreemdend wanneer je daar niet aan gewend bent.

Na een poosje begint de preek. Een goede boodschap over Jezus die kwam om te dienen, niet om gediend te worden, hoewel Hij alle recht had daarvoor gekozen te hebben. De spreker is vlot van de tongriem gesneden, maakt grapjes en spreekt snel. Het ontgaat N. volledig. Haar Nederlands is niet goed genoeg. Ook de krantverkoper kan het niet volgen en leest de bijbel in zijn taal.

Na de dienst geeft N. aan dat ze het gevoel had dat ze God aan het verraden was door bij deze dienst te zijn. Het is niet wat ze wil. Ik leg haar uit dat het ook niet het soort dienst is waar ik me echt thuis voel, maar dat het belangrijkste voor God niet is welke vorm een dienst heeft, maar of er uit Zijn woord gesproken en gezongen wordt. Maar dat gaat er niet in bij haar. Zo ga je toch niet met God om? Mensen slaan geen kruis….de muziek is lawaaierig, mensen knielen niet. Ze mist eerbied. Tenminste, zoals die vorm krijgt in de Oosters orthodoxe traditie.

Welaan. Om haar een (steun)kring van mensen te bezorgen bedacht ik dat de Pinkstergemeente daar de meeste kans op bood. Maarrr..mijn plan dient bijgesteld.

Volgende keer maar de katholieke kerk bezoeken. Mijn eigen kerk bevindt zich helaas niet in mijn woonplaats. Het doet me wel al meer gemotiveerd raken met mijn mede stadsgenoten een (huis)gemeente te beginnen.

Alleen in de wereld?

Alex Vinkenoog met dochter – bron:ncrv

Ik zag een aantal dagen geleden een ontluisterende documentaire op de TV. Alleen in de wereld, gemaakt door Denise Janzée, Een verhaal over hoe het kinderen van zg. bekende Nederlanders is vergaan sinds zij opgroeiden in de zestiger jaren bij ouders die druk waren hun grenzeloze vrijheid te bevechten en ervan te genieten. Dolle Mina’s die voor vrije abortus streden, hippies die met hun naïeve flowerpower ideeën zich suf rookten aan hasjiesj. Ze experimenteerden met heroïne en LSD, waarvan de kwalijke gevolgen vele malen die van hasjiesj overtroffen. Je ziet het in de film aan de verwoeste gezichten van sommige vaders of moeders. En sommigen overleefden de drugs niet eens.

De ‘kinderen’, veertigers en vijftigers nu, vertellen over het bizarre leven dat ze leidden als kind. Gebrek aan aandacht, als peuter tussen mensen zitten die allemaal zo stoned waren dat ze niets meer beseften. Als vijfjarig jongetje uren alleen erop uit gaan met de tram omdat ouders toch niet merkten of hij er wel of niet was. De sterk wisselende contacten van de ouders. Dan weer die ‘vader’, dan weer die. Alles kon en alles mocht. Eén vrouw is moeite blijven houden met intimiteit omdat ze niet geleerd had wat het was. Haar moeder had seks waar ze bij was, er was geen enkele ontwikkeling van privacy, gezonde schaamte en intimiteit.

Het herinnerde me aan een andere documentaire die ik ooit zag, Communekind: opgroeien bij de Bhagwan, (Maroesja Perizonius). De maakster komt als zesjarig kind met haar moeder in een vrije Bhagwan commune in o.a. Amsterdam te wonen, in de ‘vrije’ jaren zestig. De vrijheid ging daar zo ver dat volwassen mannen  gewoon seks konden hebben met kinderen in de commune. ‘Waarom heb je me daar niet tegen beschermd?’ vraagt de dochter in de film aan haar moeder.

De ouders die geïnterviewd worden in de recente documentaire zijn nog zo stuitend vol van zichzelf dat je hart uitgaat naar de zoons en dochters. De zachtzinnige Alexander, zoon van Simon Vinkenoog, die nu een goeie vader voor zijn drie kinderen wil  zijn, wil uitleggen waarom hij zich verwaarloosd voelde als kind. Elke keer dat hij een zin begint kapt de laatste vrouw van zijn vader hem af met een loftuiting op haar goeroe Simon, die toch zó geweldig was. Alexander houdt wijselijk zijn mond.

Als je ergens duidelijk wil zien hoe wreed geloof in absolute vrijheid is, dan wel in dit soort beelden. Een vrouw die een psychiatrisch wrak is vanwege haar drugsgebruik, een vrouw die bazelt over hoe ‘verruimd’ haar hersenen zijn dank zij de LSD, een zoon die nog steeds zoekt naar geborgenheid en liefde, een dochter die nooit heeft kunnen genieten van lichamelijke aanraking, een zoon die vertelt hoe zijn broertje de waanzin niet overleefde en zelfmoord pleegde. Verdrietige, verdwaalde kinderen van losgeslagen en evenzeer verdwaalde ouders… De documentaire heeft een open einde. Het is een aanklacht. Maar ook een oproep tot begrenzing aan vrijheid. Maar hoe?

Vrijheid kan nooit een doel op zich zijn, dat blijkt wel. Vrijheid werkt alleen als middel tot een doel. Om te dienen, om lief te hebben. Wie geeft ons  leefregels die het leven doen opbloeien in plaats van ons leeg te zuigen en te verpletteren?

Ik nodig de hoofdpersonen in de documentaire (en ook mijzelf weer) uit, de lichte last van de leefregels van Jezus Christus op te nemen. Zijn belofte is: Kom achter mij aan en leef volgens mijn regels en Ik leid je naar Leven en Vrijheid in overvloed.

In weelde baden

‘Tachtig procent van de voorraden op de wereld wordt opgebruikt door twintig procent van de wereldbewoners. Of ik er nu voor mijn gevoel krap bij zit of niet. Ik behoor tot de rijkste groep mensen ter wereld’.

Auw..!Ik schoot rechtop in mijn stoel. Ik zat in de kerk en de opmerking kwam van de predikant in zijn preek. Het relativeerde onmiddellijk mijn kleine sores van onverwachte rekeningen, huurverhogingen en oplopende prijzen voor gas en licht. Genoeg, dreunde het door me heen. Ik heb méér dan genoeg. Drie maaltijden per dag (overvloedige), tussendoortjes, koffie, thee, een wijntje op zijn tijd en taart op mijn verjaardag. Ik hoor bij de “happy few”…!

Het kan me aanvliegen, al die miljoenen mensen met honger (870 miljoen mensen in Gods wereld gaan met honger naar bed) en gebrek. Volgens de website Time to Turn http://www.timetoturn.nl/downloads/armoede/ kunnen we zelf  zoveel meer doen voor een eerlijker wereld. Er gaat een roep uit van de armen op deze wereld, zegt Jacobus in hoofdstuk 5 van zijn brief in het NT, ‘U hebt op aarde in weelde gebaad ….en uzelf vetgemest’ . Hij spreekt de rijken aan en als vanzelf denk je, dat gaat niet over mij…Maar tijdens de preek schrok ik. Het gaat wel over mij. Ik hoor bij de twintig procent die het brood als het ware steelt uit de monden van miljoenen armen.

Hoe kan het anders? In Sophie (uitgave van de Stichting voor Christelijke Filosofie ) las ik over een theorie voor een nieuwe economie, ontwikkeld door medewerkers van een denktank op Europees niveau van christendemocraten. Niet het kapitalisme (winst, winst en groei),  maar een ‘relationele economie’. ‘God wil goede relaties, tussen Hemzelf en de mensheid en tussen mensen onderling’. Ook in de economie zijn relaties en vertrouwen belangrijk. En in relaties gaat het om verantwoordelijkheid voor de ander en niet alleen om eigen belang. Recht doen aan mensen, ook in economisch verband, is waar het om draait in een door Gods gerechtigheid geïnspireerde maatschappij.

Ik ben geen econoom en kan zo’n theorie niet geheel beoordelen, maar mijn hart wordt er wel warm van. Ik hoor de adem van de Geest er in. De ander zoeken. Ons niet verrijken ten koste van de zwakke ander. Niet een ‘alsmaar méér’ economie, maar een economie van het ‘genoeg’.

Idealistisch? Nee, ik durf te geloven in de zegen van God wanneer personen en naties zich bekeren en gaan leven volgens Gods principes. Stel je voor, iedere 50 jaar kreeg een Israëliet zijn land terug, hoe arm en aan lager wal hij ook was geraakt. Een nieuwe kans. Het land was immers niet van hem of iemand anders? Het behoorde gewoon aan God (Leviticus 25). Rente vragen op een lening aan iemand die tot armoede was vervallen was ongeoorloofd. Griekenland en Spanje zouden er wel wat aan hebben! Om over landen in Afrika maar te zwijgen.

Die grootmoedigheid van God wil ik weerspiegelen in mijn eigen leven. En het vertrouwen dat Hij vroeg aan de Israëliet in het OT wil ik ontwikkelen in een leven zonder duizend en één vastigheden. Eenmaal in de zeven jaar moesten zij het land braak laten liggen. Als een oefening in vertrouwen. ‘Als je je afvraagt waar je van moet leven in het zevende jaar, als je niet mag zaaien en oogsten, bedenk dan dat ik jullie het zesde jaar zal zegenen met een oogst die voor drie jaar toereikend is’ (Lev. 25:20-22).

Vertrouwen als geloofsdaad, als het lijkt dat je er alleen op achteruit zal gaan wanneer je anderen te hulp schiet. Eens kijken of hier iets van terug te vinden is in het nieuwe regeerakkoord.

Aangrijpende cijfers op deze pagina:
FAO-infographic-SOFI-2012-

Kees van der Staaij – wat zei hij nou?

Na alle commotie om de uitspraken van Kees van der Staaij over zijn standpunten ten aan zien van abortus, ook na een verkrachting, even een terugblik, ook al is er inmiddels geloof ik geen enkele journalist of politicus die er nog mee bezig is. Al bij het zien van het bewuste interview op RTLZ met Frits Wester was ik stomverbaasd dat één zin zo’n eigen leven is gaan leiden. Wat van der Staaij bedoelde te zeggen, dat het minieme aantal zwangerschappen dat voortkomt uit een verkrachting (in een tussenzin kwam toen die onhandige opmerking, die niet te onderbouwen is) niet als een excuus mag dienen om de 30.000 abortussen per jaar in Nederland te rechtvaardigen, heb ik nergens terug gehoord, behalve in het ND, en RD.

Ik sta helemaal achter van de Staaij in zijn vóór-het-leven standpunt. Dat is een principieel standpunt, voor mij gebaseerd op het christelijk geloof. Dat bepaalt hoe ik tegen menselijk leven aankijk: als een groot wonder en mysterie dat door God geschapen en geschonken wordt en waar wij niet zelf aan mogen komen, niet aan het begin, niet aan het einde.

Meestal wordt dat gelezen als – dús ben je (als een soort masochist) voor het lijden, voor handicaps, voor allerlei ellende. Jouw God is wreed want Die wil blijkbaar graag dat er gehandicapte kinderen en uitzichtloos lijdende demente mensen bestaan.

Maar die conclusie is onjuist. Vandaar dat de pro-life beweging liever die term  graag hanteert: vóór het leven! En dan inclusief de kwetsbare kant ervan. Ook vóór de gehandicapte mens, de gehavende mens, de gedeukten en gebutsten, in onze ogen althans. God is absoluut geen wrede God, maar is liefdevol nabij en dat ervaart een mens júist, vreemd genoeg, wanneer het leven zwaar wordt door het lijden, in welke vorm dan ook. Die liefde, de existentiële steun en het méé-lijden van mensen om je heen kent alleen diegene die er door heen is gegaan, of er nog middenin zit. (Zie bijv. mijn vorige blog van een moeder over haar gehandicapte zoon Job)

Het is de paradox van het lijden dat we als gevolg van handicaps, lichamelijk of psychisch, pas werkelijk de liefde van God leren kennen. Niet in de vorm van een ‘wat ben ik blij, wat ben ik blij’ euforie, maar in de tastbare, bijna zichtbare vorm van de naastenliefde die we dan ondervinden. De onbaatzuchtige betrokkenheid van zoveel mensen om je heen, van hulpverleners en vrijwilligers.

Dus, nooit en te nimmer abortus? Nooit en te nimmer een euthanasie? En fijn wat lijden inplannen? Nee, natuurlijk is dat onzin. In principe geen opzettelijk doden van menselijk leven, nee. Je zoekt dat niet op, dat komt op je pad. Pas dan is er de bewuste keuze vóór het leven met een beurse plek.

Zelfs geen abortus na een verkrachting? Ik zeg niet automatisch, ja dan wél natuurlijk. Lost meer geweld op wat met geweld ontstaan is? Als de verkrachter niet gedood wordt, waarom het onschuldige kind, dat als gevolg van die wandaad ontstaan is dan wel? Zou het dragen van die vrucht ook niet aan heling kunnen bijdragen? Het is een vraag die gesteld mag worden. Ik ken een prachtig mens dat ontstond tgv een verkrachting en door de moeder op de wereld is gezet en vervolgens afgestaan ter adoptie. Tot grote vreugde van ouders en huidige partner en kinderen.

Op principes mogen altijd uitzonderingen gemaakt worden. Dat zijn dan noodsituaties. Die zijn er altijd geweest en daar is altijd ruimte voor geweest. Zowel aan het begin als aan het einde van het leven. Maar als je uitzondering tot wet gaat maken, dan is er geen norm meer en wordt de wet tot dictatuur, waarop géén uitzonderingen mogelijk zijn.

En dan sta je als Kees van der Staaij opeens volop in het nieuws en krijg je emmers met bagger over je heen. Jammer. Sterkte voor alle pro-life politici! Trouwens ook voor de niet-christenen onder hen!

Kiezen?

Een weg kiezen die afwijkt van het gemiddelde is eng en moeilijk. Kuddedieren die we zijn als mensen, voelt het gewoon beter om te ‘passen’ in je omgeving. Anders zijn vraagt energie en moed en ja, wat eigenlijk nog meer? Vooral ook niet belangrijk vinden wat anderen denken of zeggen. En hoe moeilijk is dat niet?

OK, dat zijn al genoeg redenen om te blijven steken in je leven. Liever meer van ‘hetzelfde’ en passen bij jouw groep en daarmee verder leven, maar wel een vaag gevoel hebben dat je ‘mislukt’ bent, dan datgene te doen waar je wellicht constant bij moet uitleggen waarom, en hoe dan en wat dan als er dit en wat dan als er dat gebeurt, enzovoort. Vragen waar je zelf nauwelijks een antwoord op weet. Je hebt misschien minder aanzien, minder geld, minder luxe, minder vul zelf maar in. En toch.

Maar is zo’n keuze altijd te maken? Het leven is toch veel te weerbarstig om te ‘kiezen’ voor de ideale situatie waar al je talenten tot groei en bloei komen en waar je ondanks alles je ‘helemaal op je plek’ voelt?

Dat is meestal het volgende excuus om te blijven zitten waar je zit. Het wordt toch niks. Laat maar. Ik heb nu zekerheid, vastigheid, weet waar ik aan toe ben, ik heb mijn verantwoordelijkheden en ga zo maar door.

Dat is gewoon ook helemaal waar. De boeken van beroemde goeroes waarin je in 10 stappen leert je van niks of niemand wat aan te trekken en gewoon je eigen plan te trekken worden gretig gelezen (het lijkt zo heerlijk) maar er zijn maar weinig mensen die het ook in praktijk (kunnen/durven) brengen. Het is allemaal niet zo simpel als ze je willen doen geloven. Eigen ervaring.

Maar wat dan? Vaak weet je zelf al heel lang dat de weg waar je op zit niet de juiste is. Ik heb het nu vooral over werk. Je weet het vanwege de sloten energie die het opzuigt, de onvrede die je bijna lijfelijk ervaart. Ik had het er over met mijn buurvrouw vanmorgen die net haar baan had opgezegd als docente. Ze combineerde die met een praktijk als coach en aanvankelijk leek het elkaar goed aan te vullen, maar na verloop van tijd voelde het steeds zwaarder, o.a. ook door de toenemende (administratieve) werkdruk in het onderwijs. Je weet het al lang, zei ze en toch volgt zo’n beslissing dan vrij radicaal en plotseling. Ik káp er mee!

Dat is ook wel mijn eigen ervaring. Terugkijkend zie je vaak dat je om allerlei redenen blijft hangen, collega’s, geld, twijfel, maar in feite weet je, dit loopt op niets uit. De beslissing te stoppen is dan een bevrijding. En daarna de vraag: En nu?

Ik heb altijd veel gehad aan de raad van een wijze oudere christen vriend: Als je God wilt zien handelen in je leven, moet je wel in beweging komen. Het is maar een beeld natuurlijk want God is niet van mij afhankelijk. Maar zo werkt Hij wel meestal. Maak een keus en leg die in Gods Hand en sla de richting in die je zelf denkt dat het beste is en bij je past. God stuurt het wel bij.

En als je dan heel anders kiest dan de meeste mensen in je omgeving? Die succesvol zijn of hoogopgeleid, of wellicht juist niet. Die niet werken of juist wel. Dan wordt het nog belangrijker om je keus met God te maken. Het is Zijn weg met jou. Het is Jouw weg met Hem. Punt. Die vrijheid is er in Hem. En om met Henri Nouwen te spreken: je bent niet wat je doet of wat je hebt, je bent Gods geliefde kind vóór alles. Dat is een rustplek waar je iedere dag opnieuw mag starten.

Ik heb tot op zekere hoogte makkelijk praten omdat mijn dagelijkse leven niet van mijn inkomen afhangt.Ik ben benieuwd naar ervaringen van anderen, die worstelen met toekomst- of carrièrekeuzes. Wat telt er voor je, hoe maak je je overwegingen? Is een maandsalaris uiteindelijk het belangrijkst, of telt geld dan toch minder? Vaak zit je al zo vast in veel verplichtingen dat ‘beweging’ onmogelijk lijkt. In hoeverre mag je dan toch vertrouwen op Gods hulp en leiding?

Lang geleden en toch ook nu

18 juli zou het 45 jaar geleden zijn dat mijn oudste zus Loes trouwde met haar liefde vanaf de middelbare school, Gert. Het was die vrijdag in 1967 33 graden in de ruimte waar de receptie was, de Beukenhof in Velp. We droegen formele trouwkleding, inclusief jacquet en hoge hoed voor de mannen, waarbij ik het geluk had, als twaalfjarige puber, een mouwloze lange jurk te dragen. Genaaid door mijn tante Rie. Op de foto die ik nog heb is duidelijk dat hij niet zo mooi valt, maar ook zie ik (en herinner ik me) dat ik apetrots was, vooral dat ik aan de arm van Gert’s broer, 10 jaar of zo ouder dan ik, op de foto mocht.

Ik weet ook nog heel goed hoe ontzettend verkouden ik was. Ik durfde mijn neus niet te snuiten, dus maakte waarschijnlijk een voortdurend snottergeluid waarop mijn broer in de kerk reageerde door te zeggen dat ik mijn neus eens moest snuiten, dit tot mijn diepe vernedering. Ik voelde me weer een kleuter, terwijl ik net tot zo’n grote hoogte was geklommen aan de arm van mijn volwassen bruiloftspartner.

Veel meer herinnering dan de hitte, mijn verkoudheid en mijn eerste (legale) sigaret die dag heb ik niet. We hebben ongetwijfeld een lied gezongen, lekker gegeten en gelachen om de droge humor van de familie van Gert.

Mijn zus is midden jaren zeventig gescheiden van Gert. Pijnlijk, maar die dingen gebeuren. Gert was als een broer voor me want hij was al in de familie, als vriendje van Loes, toen ik tot bewustzijn kwam, zo rond mijn derde. Vreemde gewaarwording om dan een scheiding te ervaren. Wij bleven afzonderlijk contact houden met Gert, met wie het al enige tijd niet goed ging.

Om een lang, pijnlijk verhaal kort te houden, Gert stierf begin jaren tachtig aan een ongeluk, waarvan het sterke vermoeden bestaat dat hij bewust tot die fatale keuze kwam. Twaalf jaar later stierf mijn zus aan suïcide. Ik las die uitdrukking ergens en ik gebruik die bewust. Beiden kozen ervoor een einde aan hun leven te maken, maar wanneer je het zo zegt klinkt dat zo gewild, zo autonoom, er is geen ruimte in die woorden voor de ziekte, de boze geest, de vertwijfeling die mensen tot zoiets brengt.

Vijfenveertig jaar sinds ze trouwden, vol idealen en dromen. Vijfendertig jaar of zo sinds de scheiding, eenendertig jaar sinds het sterven van Gert, twintig jaar sinds mijn zusje stierf. De tragiek dringt zich aan je op maar is niet in woorden haast te vatten. En de jaren gaan zo ontzettend snel voorbij.

Soms doet dat voortjagen van de tijd geen recht aan levensomvattende, altijd weer onverwacht schurende en pijnlijke gebeurtenissen zoals deze. Ik heb de neiging mezelf te vermanen dat ‘het toch al zolang geleden is’ wanneer ik opeens weer terug ben bij ‘toen’ en de littekens weer trekken en opspelen.  Maar het is goed er af en toe bij stil te staan. Gemeten naar het grote wereldleed is dit klein. Maar het grote leed is alleen te delen en begrijpen wanneer je het kleine leed mag voelen.

Trouwens wie ben ik om dit klein leed te noemen? Is er iets ergers dan je kind verliezen op deze manier? De beide moeders hebben hun kinderen jaren overleefd en hun verdriet gedragen als gelovige vrouwen doen. In hun zwakheid hun kracht gezocht bij God. Mijn moeder sprak er weinig over tot aan het einde van haar leven de blokkades wegvielen door dementie. Eigenlijk heeft ze toen voor het eerst echt gerouwd. Maar door de dementie bleef ze erin hangen, steeds weer kwamen de tranen en de het gemis. Tot, ‘dankzij’ diezelfde afschuwelijke ziekte, ook de herinnering aan Loesje (zoals mijn moeder haar noemde) vervaagde.

Tijdens haar begrafenis zongen we de psalmen en liederen die ze zelf had uitgezocht toen ze nog helder was. Niet één klaagpsalm, merkte de predikant op. Terwijl er toch genoeg reden tot klagen was. We zongen haar psalmen en liederen van verlangen. “Oh God, Gij weet hoe ik begeer, bij U te wonen in Uw hoven”. “Wien heb ik nevens u omhoog?”

Het is hoop en verlangen. Troost bij de God van Jacob, die ook de God van mijn moeder was, als het weer even pijn doet.

Kleine theologie

Fahrenheit speeltuintje

Mijn kleinzoons hebben bij gelegenheid interesse in het christelijk geloof.

Althans in de vorm die dat aanneemt bij hun opa en oma. Zelf zijn ze niet gewend om te bidden of naar de kerk te gaan. Dus het fenomeen bidden intrigeert hen wanneer ze dit waarnemen bij ons. Vooral kleinzoon Niek (7) heeft vele vragen. Hij vraagt zich bijvoorbeeld af waarom we altijd maar bidden voor het eten? Zélfs in het cafeetje waar we een tosti eten. ‘Vergeten jullie het nooit een keertje?’ wil hij weten.

Nou nee, zeggen wij. Waarom dan niet? Het is een manier waarop we willen zeggen dat we geloven dat alle eten van God komt, niet van onszelf, proberen we uit te leggen. ‘Nou, dan heeft God wel honderd armen en benen nodig om alles in de winkels te brengen’, zegt Niek met kinderlogica. Zonder het te beseffen omschrijft hij in kindertaal de grootheid van God die niet te bevatten is. We zeggen, het is meer als de lucht, die is overal en onzichtbaar en geeft aan iedereen leven.

Kris (4) leeft op bij het woordje onzichtbaar. Dat had hij al uitgevonden, dat de lucht onzichtbaar is. Het is er wel, hoor, want je ademt, maar je kunt het niet zien. Net als elektriciteit. Die zie je ook niet. Maar als die kapot is doet de lamp het niet. Dat had hij van pappa geleerd. En hij knabbelt verder aan zijn tosti.

Niek wil weten of wij geloven in één God of in meer goden. We begrijpen niet helemaal waar het vandaan komt, maar we zeggen dat we in één God geloven. Dat vindt weerklank. Eén God is veel sterker dan als je veel goden hebt, vindt hij.  Ja, ik geloof ook in één God, zegt Kris.
Jij bent een na-aper, zegt Niek.

OK, denken we, voor de vragen al te specifiek worden gaan we het maar over iets anders hebben. We willen de ouders niet voor de voeten lopen in de religieuze opvoeding. Dat is best lastig, vooral wanneer je in dit soort gesprekken terecht komt.

Fascinerend vind ik dat kinderen zo diep na kunnen denken. Vooral de oudste kleinzoon is vanaf heel jong nieuwsgierig geweest en heeft voor zichzelf al heel veel ideeën geformuleerd. Over goed en kwaad, over het verdwijnen van de dino’s , over doodgaan en leven na de dood.

Hij bouwt een wereldbeeld, zou je kunnen zeggen. Zoekt naar de betekenis van dingen.
En hij is nog maar zeven.

 

Back to the US of A – St. Louis, Missouri 1

Bij St. Louis komen de rivieren Mississippi en de Missouri samen, Twee machtige rivieren die het land doorsnijden, de Missouri vanuit het westen, richting het oosten en de Mississippi vanuit het Noordwesten in zuidelijke richting worden één grote rivier: de Mississippi, die naar het zuiden stroomt en uitmondt in de Golf van Mexico bij New Orleans,

Hier, in wat wel de meest westerse stad in het oosten wordt genoemd zijn we nu twee dagen. Van het ‘platteland’ zijn we weer in de grote stad aangeland. Rijdend door Kansas merkten we al aan de toename van het verkeer en de dichtere bebouwing dat we het oosten naderden. Vanouds het dichtst bevolkte deel van Amerika. Bij St. Louis begon het Wilde Westen, de grote prairievlaktes en de gevaarlijke tochten van de kolonisten. Als symbool daarvoor staat er in St. Louis een gigantische (uiteraard..) zilverkleurige poort, als venster naar het Westen.

vanuit de auto, The Arch

Ergens las ik dat het contrast voor ons niet meer voor te stellen is omdat ook het westen van de VS nu bewerkt, beplant en bebost is door menselijk ingrijpen. Maar in de eerste helft van de 18e eeuw was er niets. Vanuit het dichtbeboste oosten keek men een niemandsland in. Kolonisten hadden geleerd om te overleven door het gebruik van hout (voor warmte en huisvesting), water en land. Maar hier in het westen vielen twee van de drie weg. Alleen land bleef over. Ook nog bevolkt met zeer vijandige indianenstammen die de blanke mensen liever dood dan levend zagen.

Die pioniers moeten mannen en vrouwen van staal geweest zijn. Ik begrijp iets meer van de grote vrijheidsdrang van dit volk, wanneer je het landschap ziet, de enorme gebieden die men tot zijn beschikking heeft en ik me realiseer dat de genen van zulke pioniers in hun bloed gieren.

Amerikanen zijn aanpakkers, doorzetters, actief, pragmatisch, ‘kom op, niet praten maar doen!’ers. En dat moet  natuurlijk ook met die geschiedenis te maken hebben.

Vandaag waren we in de kerk en zagen we er iets van terug. Een Presbyterian Church in America. Op internet gevonden en de naam en missie sprak ons aan:  New City Church, een kerk met een missie voor de stad St. Louis. Vanuit de liefde en verzoening die Jezus voor ons heeft bewerkt verzoening bewerkstelligen tussen de rassen, mn tussen de blanke en  afro-Amerikaanse bevolking. Inmiddels zijn er leden met 20 verschillende etnische achtergronden. Een tweede missie is het bijstaan van de arme bevolking in bepaalde wijken in St. Louis. Zeg maar Kanaleneiland of de Bijlmer.

In 1996 is een groep gestart met kleine projecten als het doen van klusjes voor weduwen en alleenstaande moeders. Inmiddels is er een kerkgemeenschap van rond de 200 toegewijde mensen. En heeft men zich georganiseerd in verschillende maatschappelijke, dienstverlenende takken. Veel wordt gedaan voor kwetsbare groepen als de jeugd, tienermoeders, alleenstaande moeders met tig kinderen van verschillende vaders. Ook afkick hulp en naschoolse opvang en vakantiekampen waar jongeren het nuttige met het aangename kunnen verenigen: Van klussen in de buurt, zoals verven, tuinieren tot programma’s waar ze kunnen leren voegen in de bouw.

Een andere groep die men probeert te helpen zijn vrouwen die het slachtoffer zijn van seksuele uitbuiting en exploitatie.

Kijk maar eens op hun site. Het is een combinatie van Stichting Present, Hip, Stichting de Haven in Den Haag enzovoort. Deze kerk heeft een aparte stichting opgericht Restore St. Louis, waarin alles gebundeld is, Daarin werken ze ook samen met andere kerken en christelijke organisaties en bedrijven, en maken gebruik  van elkaars kracht en voorzieningen.  Vooral de coördinatie en het door en door christelijke (Jezus Christus kan werkelijk verandering brengen) karakter vond ik Inspirerend! Tegelijkertijd was men erg nuchter. Hel lijkt mooi en idealistisch maar het is hard werken en steeds weer teleurstellingen incasseren. ‘Maar ook dat is onderdeel van de weg die God met ons gaat, zo leren we afhankelijk te blijven van Jezus Christus zelf en niet van onze organisatie” aldus een van de oudelringen   bij wie we lunchten met een stel scholieren.

Een hert met dorst

Psalm 42. Een kunstig lied van de Korachieten, tempeldichters in de tijd van het Oude Testament in Israël. Mannen die aangesteld waren door de priesters om liederen te maken voor de diensten in de kerk van die tijd. Dichters voor speciale gelegenheden. Zoals de Dichter des Vaderlands, zeg maar. Psalm 42 en 43 horen eigenlijk bij elkaar. Dat zie je aan het refrein dat drie keer terugkeert: Mijn ziel waarom ben je zo terneer geslagen? Hoop op God.

Zoals het gaat in een mensenleven, zat ik (‘de ziel’ van ps.42) vorige week in een wat dorre periode. Ik heb wel geleerd inmiddels dat ook mijn geloofsbeleving is als de zee met haar getijden, eb en vloed.  Ik schrik er dus niet meer zo van, maar het blijven periodes die ik lastig vind. Een soort lusteloosheid overkomt je, de dingen staan ver van je af en als ik niet beter wist zou ik denken dat ‘het’ weg is. Zo beschreven sommige van mijn geliefden vroeger wat hen overkwam: op een morgen werden ze wakker en ‘het’ was gewoon weg. Met ‘het’ werd dan hun geloof in God bedoeld.

Als jong kind van 11, 12 jaar (ik was de jongste van vijf en er zat tien jaar tussen de oudste en mij) schrok ik daar enorm van. Je kunt dus iets kostbaars denken te hebben, geloof in God, en dat kan zomaar als sneeuw voor de zon verdwijnen. Ik heb er weken pijn in mijn buik van gehad. Ik was namelijk een heel gelovig kind, al van jongs af aan. Maar ik was ook een heel angstig kind, deels door karakter, deels door omstandigheden.

De ergste schrik verdween, maar, naar me later bleek, ging ondergronds. Om het kort samen te vatten, ik heb jaren lang God in de hemel moeten houden, omdat ik zo bang was dat Hij er anders uit zou vallen. Zulke misvattingen leiden er toe dat je geen vragen durft stellen, geen twijfels mag voelen, want dat leidt onherroepelijk tot datgene waar je juist zo je best voor doet te voorkomen, het verlies van je geloof. En dat geloof was juist een bron van veiligheid. Een vicieuze cirkel die misschien wel herkenbaar is.

Na een weg met veel bochten en gevaarlijke verkeerssituaties, kwam ik op een punt dat ik kon zien dat geloven niet alleen voelen is, maar ook te maken heeft met argumenten en overtuigingen. Ik wilde graag geloven dus de argumenten dronk ik in als een dorstig hert. Na de vele evangelisch getinte boekjes die me frustreerden omdat er iets verondersteld werd dat ik niet (meer) had, namelijk een ervaring van Gods grootheid, veel blijdschap enzovoort, fleurde ik op van C.S Lewis, Philip Yancy, Tim Keller en anderen. Die namen hun uitgangspunt bij de ‘gewone’ mens, met zijn ups en downs, vragen en twijfels. Mensen met veel downs en een klein, wankelig geloof zoals ik.

Wat bij mij soms weg is, is inderdaad de ervaring.  Dat moet ik dan ‘uitzitten’. Als ik naar andere zaken kijk, is daar meestal ook wat matheid en vermoeidheid. Wat vroeger naar bed, opletten dat ik niet te veel inplan. Vaker mijn kleinkinderen zien, (altijd garantie op een stoot feelgood hormonen). En meer van dat soort zaken als remedie.

Maar een preek over psalm 42 leek me afgelopen zondag ook een goed idee. Want ik mis God dan wel, zoals ik een goede vriendin  mis. Ik besloot deze keer eens niet naar de kerk te gaan, en rustig op de bank naar een boodschap te luisteren van Tim Keller, begenadigd spreker uit New York.

Na een inleiding en een herkenbare beschrijving van hoe een mens zich voelt ten tijde van het dorsten naar God als dat dorstige hert, kwam hij met een aantal tips. Iedereen zal door dergelijke periodes heengaan. Geen twijfel mogelijk. Het hoort bij het christelijk geloof en het hoort bij het mens zijn. Wat moet je doen of niet doen? Op zijn eigen humoristische en genuanceerde wijze kwamen de suggesties. De allereerste: onttrek je niet aan je gemeenschap, aan het gezamenlijk dingen doen als bijbel lezen, bidden en samenkomen in de diensten.

Daar zat ik in mijn pyjamaatje op de bank in mijn allereenzaamste upje lekker naar een internet preek te luisteren. Hmm. OK. Misschien niet voor alle weken, maar zo af en toe wel heilzaam. Toch snap ik wel wat Keller bedoelt. Juist als je je dorrig voelt heb je de neiging je terug te trekken en dat is gewoon niet de oplossing.

Het komt altijd weer terug. Communicatie, delen, onderlinge gemeenschap, het kan net zo  helend en heilzaam zijn als een groot glas koud water wanneer je dorst hebt. Maar af en toe een stilte-ochtend mag er zijn.