Een steen in de vijver gooien?

slapeloze nachtenIk dacht vorige week, geprangd door alles wat er gebeurt in de wereld en met een enorme drang ‘iets’ te doen:  ik gooi een steen in de vijver en zie wat ervan komt. Die steen was een oproep op Facebook om aanwezig te zijn op een manifestatie als protest tegen en steunbetuiging aan de miljoenen ontheemden, vervolgden, gemartelde, verkrachte minderheden in de wereld. Christen, moslim, jezidi, en noem maar op verder. Zelfs niet-gelovigen, atheïsten hebben geen recht op leven in de zogenaamde kalifaten. Hoezeer we het onderling oneens zijn, dood door geweld is niet te tolereren.

Ik was naiëf. En ongeduldig. Niets ontstaat vanzelf. Hoewel het me fascineert dat bij sommige demonstraties toch binnen no time duizenden mensen de straat op gaan. Zit dáár dan een solide organisatie achter? Zelfs het (per abuis publieke) verjaardagsbericht een tijd geleden van een meisje in Haren bracht duizenden uit het hele land naar de stad. Mijn publieke berichtje was wellicht te vaag nog? Wanneer? waar? hoe laat?  Misschien was een boodschap als: Komt Allen Zaterdag Naar het Plein in Den Haag en Neem Spandoeken met #WeDoNotForgetYou! Mee!! genoeg geweest?

Van een Joodse rabbijn kreeg ik een sympathieke reactie. Hou me op de hoogte. Van ChristenUnie tot nu toe niente. Ook van Open Doors niet. Ligt ook aan mij. Les: mails hebben geen zin. Bellen is beter! Laat ik nu een telefoonfobie hebben 😦 !
Ik kan erover heen stappen, hoor, maar mailen is zóveel fijner…

En toen ging ik er slecht van slapen. Ik dacht, stel dat er inderdaad duizenden gaan reageren en ik ben eindverantwoordelijk: Help!  En hoe doe ik het logistiek? Van mijn werk uit het verleden wist ik wel een beetje wat er allemaal te doen staat om een event te organiseren: bellen, bellen, persberichten versturen, alle sociale media volgen en bestoken, afgebeld worden, nieuwe sprekers zoeken, lokaties, geluid.  Inmiddels was het 03.00 uur en ik lag nog te stuiteren…Dan vielen mijn ogen langzaam dicht, maar: Oh ..en het zou mooi zijn als Psalmen voor Nu zou optreden en klaagpsalmen zou spelen..!! En …moet je eigenlijk geen vergunningen?
Het wordt tegenwoordig weer vroeger licht, merkte ik aan het einde van die nacht…

Ik had juist gehoopt, lui als ik ben, dat er iemand zich zou melden: goed initiatief, dat ga ik eens even goed regelen. En ik zou dan een taak hier en daar op me nemen. Ach lieve help…ik ben geen kartrekker, ik bedenk alleen maar dingen. Dat is de frustratie van deze creatieve ideeën bedenker: ik heb hulp van anderen nodig om iets uit te voeren. Door een kronkel in mijn brein word ik al nerveus van de kerstboodschappen. Laat staan van een landelijke manifestatie.

Mijn zoon (en echtgenoot, die kent me!)zei wijs: Mam, je moet klein beginnen.
Dat gaan we dus maar doen.

Mocht iemand toch willen steunbetuigen met mij: laat het me weten, dan zoeken we hier in IJsselstein een mooi plekje op!

#WeDoNotForgetYou!

Lied van verlangen

Als je soms niet bij je gevoelens van verlangen en gemis kunt, luister dit prachtige lied, een zogenaamde joïk, traditionele muziek van de Samen  een volk in het noorden van Scandinavië, ook wel Lapland genoemd, maar je noemt hen geen Lappen, dat blijkt beledigend te zijn.

In een joïk zing je iemand toe die je mist, liefhebt (of haat , oeps..). Deze joïk is voor de gestorven beste vriend van de zanger. De joïk werd door de kerk verboden aanvankelijk omdat men zolang zong dat men in trance raakte en misschien ook wel vanwege het idee dat je een dode toezingt? En de ‘hatesongs’?

Hoe dan ook, ook de joïk is verwesterd en heeft een ander karakter gekregen dan het oeroude, wellicht ‘heidense’ karakter van toen.

De zanger, Jon Henrik Fjällgren is Combiaans van geboorte maar op de leeftijd van zes maanden geadopteerd en opgegroeid bij een Sami gezin. Hij werkt als rendierherder.

Jubileum à la de jaren zeventig

busennoah
Ta-daaa!

En toen zat ik opeens in een oud busje, een Volkswagen uit 1971. Met echtgenoot, zoon, dochter en kleinzoon. Op de laatste zou ik passen, echtgenoot had net ‘geschikt’ eten in huis gehaald. Mijn huis was een puinhoop omdat we opgeslagen spullen van onze dochter die in het buitenland woont aan het uitzoeken waren met haar. Overal stapels: Kringloop, Afvalstation, Mee, Oud Papier, Twijfelgevalletjes, enzovoort. Ergens tussen alle stapels lag nog een was te wachten.

We zouden een kop thee drinken voordat het oppassen een aanvang ging nemen. Bij de eerste slok zei mijn zoon: nou, drink je thee op en pak dan even een koffertje, we gaan weg namelijk. Ik had ter plekke een hartverzakking. Nu? Weg? Een koffer pakken? Geen enkele vezel in mijn lijf had dit aan voelen komen, terwijl ik toch redelijk helderziend ben, bij wijze van spreken.

Wat is het geval? Afgelopen zaterdag was ik 40 jaar getrouwd met mijn geliefde echtgenoot en dat gingen we vieren. Op zaterdag. De ‘echte’ dag. We hadden een aantal dingen geregeld. Mentaal was ik daarop voorbereid. ’s Ochtends nog rustig aan en dan rond 11 uur richting Amsterdam waar we naar het Van Gogh museum zouden en in een Koreaans restaurant dineren. For old times sake. (Mijn oorspronkelijke plannen waren vooral op de kleinkinderen afgestemd. Avifauna, Safaripark, Archeon. Tot mijn echtgenoot met een enigszins benauwd gezicht bekende dat hij helemaal geen zin had in een safari op zijn huwelijksjubileum.) De uiteindelijke plannen legden de culturele lat aanzienlijk hoger, maar hé, het was ook eens wat anders!

Goed, dat was het plan voor zaterdag. Vrijdagmiddag om 17.00 uur was hele andere koek. Met trillende knieën kroop ik de trap op, bijgestaan door een kordate dochter die natuurlijk in het complot zat. ’s Ochtends hadden we al een set kleding bij elkaar gezocht uit de kast en ik vond haar toen al bijzonder behulpzaam. Tenslotte had ze zelf ook van alles te doen. De feestoutfit lag dus klaar. Verder waren de instructies simpel. Het hoefde niet chique en ik hoefde me niet te verkleden. Dat elimineerde in elk geval de mogelijkheid dat er ergens 100 mensen zaten te wachten op hun paasbest! Een onderbroek en je tandenborstel, vatte zoon het samen. Minimalistisch als hij is. Het werd iets meer.

Buitengekomen zagen we de schitterende oldtimer, de volkswagenbus uit 1971. Na ettelijke fotomomenten reden we weg. Maar waarheen? Geen flauw idee. Een hotelletje? Een camping (ik moest wat warms pakken)? Een huisje? En waar? We reden naar het zuiden over de A2, echtgenoot’s hersenen kraakten en er kwam stoom uit zijn oren. Hij heeft een kaart in zijn hoofd en alle mogelijke routes en richtingen werden gesuggereerd. Zonder resultaat.

allemaalbus
Allemaal in het busje

Tot we er bijna waren. Ik zag Kesteren op een bord staan en toen viel bij mij het kwartje. Kesteren is de Betuwe en de Betuwe is l’Abri waar echtgnoot en ik elkaar 40 jaar geleden ontmoetten. (Klik even op de link als je wilt weten wat l’Abri is) Maar ik mocht niets zeggen. ‘Ik zie hier geen enkel verband met ons leven’, riep echtgenoot wanhopig uit. Beesd waren we al voorbij. ‘In Beesd kwam Abraham Kuyper tot bekering en het is een mooi plaatsje’, vond hij. Maar daar gingen we niet heen. Langs de weg zagen we steeds meer fruitboomgaarden. ‘Appelbomen?’ Mijn dochter gaf nog een hint weg. We hebben namelijk vlak voor ons huwelijk nog een week appels geplukt bij l ‘Abri, toen nog in het bezit van een grote hoogstamboomgaard. Het mocht niet baten. Zijn gezicht bleef een groot vraagteken.

Pas toen we de oprijlaan opreden zag hij het. ‘Eck en Wiel! l’Abri, waar de liefde ooit begonnen is!’

kim me 40th

Op l’Abri kregen we de tweepersoonskamer, die er in de tijd dat ik er woonde nog niet was. Een verbetering! We aten mee met de gasten voor het weekend, een vier sterren maaltijd, zoals het de gewoonte is daar. ’s Avonds hadden we de keus om een film mee te kijken met daarna een korte bespreking, net als in ‘the old days’. Geweldig.

24535-multifunctionele-oost-indische-kers

Ontbijt op bed, taart versierd met bloemen van de Oost-Indische kers. Blijkbaar de bloem die bij een 40 jarig jubileum hoort. En vervolgens de fotoshoot. Met een fotograaf. In alle hoeken en standen, met z’n allen, samen, zittend, staand, in de bus, voor de bus en wat er verder nog voor mogelijkheden waren.

Toen op weg naar Amsterdam. Het busje reed prima, maar wat een lawaai! Maakten alle auto’s zo’n lawaai in de jaren zeventig? En wat was dat stuur zwaar. En wat zaten er weinig raampjes in voor frisse lucht. En wat gleed je van links naar rechts op de rotondes bij gebrek aan veiligheidsgordels of handgrepen. En maximum 80 km. Een hele rit dus. Leuk was dat we met de ‘eigen’ kinderen in het busje zaten, even een herinneringsmoment aan onze Korea tijd waar we ook in een (KIA Bongo)busje reden. De koude kant had zich teruggetrokken in een andere auto, zoals ze het zelf benoemden.

We arriveerden op tijd voor de lunch bij Small Talk, en om half drie stonden we in de hal van het Van Gogh museum voor de rondleiding. Het was mega druk maar onze gids schoof zonder pardon, tot ergernis van sommigen, iedereen opzij als ze iets uit wilde leggen. Ze richtte zich vooral op de kinderen, maar ook wij kregen opdrachten en voelden ons in het geheel niet betutteld. Tien, zo heette de gids, Tien voor Tineke. Een echte aanrader! De tour en de gids.

vangoghkids40th
kids tijdens de rondleiding

Na de rondleiding en de film waren we allemaal toe aan een dutje in het bed van Vincent. Maar de karavaan ging verder, nu, na een korte tussenstop bij café Keyzer, naar het Koreaanse restaurant Miss Korea op de Albert Kuypstraat. Na 8 jaar in Zuid-Korea gewoond te hebben in de jaren tachtig is Koreaans eten voor ons allemaal altijd een soort thuiskomen. Met z’n twaalven hebben we een all-you-can-eat menu gedaan. Vijf rondes waarbij iedere persoon drie gerechten kan kiezen. In totaal dus 15 gerechten van een klein, koud, groente bijgerecht tot warme, (aan tafel) geroosterde vleesgerechten of grote kommen met gebakken rijst en toebehoren. Miss Korea krijgt van mij en kleinzonen  Niek en Kris een 9.

niekkoreaanseten

 

40jaarKoreaanseten
tussenstop bij cafè Keijzer, Amsterdam

Uitgeput, maar blij en voldaan keerden we huiswaarts. Dat het busje inmiddels kuren vertoonde en in de drukke binnenstad in Amsterdam bij ieder stoplicht de motor afsloeg heeft de pret niet kunnen drukken.

God intens dankbaar voor alle jaren en liefde en zorg!

 

Home en thuis

Home. Een gevleugeld woord in ons gezin. Sinds de film ET, waarin het vertederende en komische buitenaardse wezentje terecht komt op planeet aarde en met zijn vinger blijft wijzen naar boven, naar de planeet waarheen hij terug wil: Hoooommme, ET hooooommme…!

Sindsdien gebruiken wij het woord in die betekenis. Als we ergens klaar mee zijn. Hoe leuk het verder ook was, hoe nuttig, hoe interessant, er komt dat moment waarop we elkaar aankijken en alleen maar ‘hoooomme’ hoeven te zeggen om te weten dat het menens is: echt tijd om naar huis te gaan. Echtgenoot, die altijd langer door kan dan ik, verzet geen stap meer als ik verlangend en smekend dat woord uit. Hooomme!

‘Home’ is niet: op tijd thuis zijn voor het eten, op tijd om nog wat andere klusjes af te maken, op tijd voor de oppas (vroeger), op tijd voor andere afspraken. Dan is het gewoon: tijd om naar huis te gaan. ‘Hooome’ is verlangen naar Thuis, naar rust, naar alles wat bij thuis hoort: geuren in de tuin, geluiden, plekken en gevoelens. Veilig. Weg van vreemden en anderen. Geborgen, omringd met vertrouwde en geliefde voorwerpen. Omringd met geliefden. Home.

Al dagen volg ik op TV en internet het nieuws over de repatriëring van de slachtoffers van vlucht MH 17 uit Oekraïne. Niet continu, maar met regelmaat. Ontzetting, verbijstering, ongeloof, verdriet, wanhoop, allemaal woorden die door de ether vliegen. Persoonlijke verhalen van overledenen brengen het drama dichterbij, geven het een gezicht. Maar toch. Hoe rouw ik zelf? Ik die niet persoonlijk betrokken ben, maar wel geraakt. Wat als mijn kind, mijn partner, collega, buurman/vrouw, broer of zus daar zou liggen, op dat brandend hete korenveld..? Als ik al die vreselijke details zou moeten toepassen op hun lichamen, hun bezittingen misschien zou herkennen..?

Maar die voorstelling laat ik niet toe, nou ja een moment, even, om iets van die zwaarte te voelen. Maar ik laat me er niet in meeslepen. Dus blijven mijn ogen droog, hoewel mijn hart huilt. Ik zie Maxima die de hand van Willem Alexander vasthoudt tijdens de indrukwekkende ceremonie op het vliegveld van Eindhoven, waar de eerste 40 kisten met slachtoffers gisteren aankwamen, en dat ontroert. Ik hoor de uitroep van een wanhopige nabestaande als de eerste kist uit de buik van het vliegtuig verschijnt.  Ik zie minister Timmermans met de armen om een nabestaande heen, terwijl ze duidelijk samen snikken. Ik zie de hand van minister Hennis later op de schouder van minister Timmermans, troostend. Ook dat ontroert.

De de lange stoet van 40 rouwwagens vertrekt, richting Hilversum. Met duizenden mensen langs de kant van de wegen, op de viaducten en vluchtstroken. En dan is er onderweg opeens dat ene spandoek. Op een viaduct opgehangen terwijl de stoet voorbij komt. Dan hangt daar zomaar een banner, met daarop in grote letters ‘HOME’  geschreven. Plotseling rollen de tranen over mijn wangen. Home. Na alle ellende en gesol en gedoe en onzekerheid en het ondragelijk lange wachten voor nabestaanden. Na dagenlang onbeschermd in een oorlogsgebied gelegen te hebben. Na in zakken, gestapeld in een soort Auschwitz-achtige treinwagons, vervoerd te zijn, zijn de gestorven geliefden eindelijk waardig en eervol ontvangen. Met diep respect voor hun geschonden lichamen.

Ze zijn nu in ieder geval thuis. HOME.

 

 

 

 

Dankbaar II – Potjes en dekseltjes

In het kader van mijn nominatie om drie dankbaarheids-stukjes te schrijven het volgende:

Gelukkig, zou ik zeggen, hebben alle potjes, doosjes en dozen in mijn huis een deksel. Om de een of andere reden ben ik gek op alles wat een dekseltje heeft. Potjes van aardewerk, porselein. Zachtgroene celadon doosjes, verzameld in Zuid Korea. Suikerpotjes en roomkannetjes uit de jaren ’50 en ’60, een tijd waarin de serviezen vaak zo’n elegante of juist robuuste vorm hadden. houten dozen en doosjes. De naaidoos nog door mijn opa gemaakt. Zo kom je er in de Kringloop winkels nog veel tegen. Of dozen geweven van riet, van papier maché, karton, handgemaakt, uniek of één uit velen. Sieradendozen, leren dozen, het maakt niet uit. Het deksel intrigeert. Het liefst heb ik dan een deksel met een knopje bovenop. Vooral suikerpotjes hebben de meest sierlijke knoppen. Waarom ik zo weg ben van dozen en potjes? Ik weet het niet. Ik kan me niet herinneren dat er een tijd was dat ik er niet verzot op was. Daarom heb ik er ook zoveel denk ik.

potjes en deksels4potjes en deksels5

potjes en deksels2Dankbaar ben ik dat die dus allemaal een deksel hebben. Want, hoe ik ook mijn best doe om dozen leeg te laten, er is altijd wel iets te vinden onder dat deksel. Munten vanuit de hele wereld bijvoorbeeld, zijn ideaal om weg te stoppen in doosjes met deksels. Wat doe je immers met munten uit India, Sri Lanka, Nepal of Japan die in het hele huis liggen te verkommeren op bureaus, vensterbanken en rommelplekken? Weggooien is ondenkbaar, maar wat moet je ermee?  In een doosje doen, met deksel erop. Opgeruimd staat netjes.

potjes en deksels3

Er zijn tijden dat er een opruimwoede zich van mij meester maakt en ik alle dozen, doosjes en potjes en manden léég wil hebben. Ik weet niet eens wat er in zit, dus kan het net zo goed weggegooid, toch? Ik begin met In ieder geval te sorteren. Niet én munten, én enkele oorbellen (die ik niet weg wil gooien), én schroefjes (die ik nog wel eens nodig kan hebben), én batterijen (waarvan ik nooit weet of ze nu oud of nieuw zijn), én naalden en veiligheidsspelden, én oude sleutels (die ik ook niet weg durf gooien, want ik weet niet uit welk huis ze komen) én eurocenten en dubbeltjes. En de verdwaalde punaises. Ik begin welgemoed. Overal stapeltjes soortgelijke rommel. Heel soms kom ik nog iets tegen wat ik allang kwijt was. De andere helft van de oorbellen bijvoorbeeld. Maar waar was nu ook weer die ene? Dat bevestigt me dan weer in mijn ‘gooi nooit iets weg, want je weet maar nooit’ overtuiging.

Na een uur of zo slaat de moeheid toe. En lonken de deksels. ‘Zet mij toch gewoon weer op mijn potje,mandje, doosje’ fluisteren ze me dan toe, ‘alles was zo netjes, voordat je ons opende..En je hebt toch geen last van onze inhoud? Wat maakt het uit dat er rommel in ons zit. Wij hebben er geen last van hoor….’ het duurt niet lang of ik stop de gesorteerde rommel (dat wél) weer terug in hun huisjes. Ik kan geen knopen doorhakken (oh ja die kom ik ook altijd tegen, overal, knopen). Wil eigenlijk helemaal niet zoveel tijd doorbrengen met onbenullige dingen als de rommeltjes in mijn doosjes.

Zeer dankbaar plaats ik de deksels er weer op. Je moet ook niet teveel overhoop willen halen. En zo weet ik dat ik altijd wel ergens knopen, naalden, punaises, munten, oorbellen enzovoort heb. Maar in welk doosje zag ik dat nu laatst?

potjes en deksels

 

Tivoli en Oranje

tivoliEchtgenoot wilde de wedstrijd Nederland-Costa Rica erg graag op een groot scherm zien. Het liefst met heel veel mensen. Het Museumplein in Amsterdam leek hem het Mekka. Ik zei, ga er vooral heen, mij krijg je niet mee. Hij trachtte wat anderen te ronselen, maar die bedankten ook vriendelijk voor de eer. Zoon nodigde hem uit mee te gaan naar TivoliVredenburg. Groot scherm, maar overdekt en iets minder grote massa’ s. Zo besloten. Voor E4,00 een kaartje besteld en het was geregeld. Naarmate de wedstrijd naderde kreeg ik ook de kriebels. Toch wel leuk een keer mee te maken…leuk om het samen te doen….en meer van dat soort gedachtes. In een overmoedige bui bestelde ik een kaartje voor mezelf.

Zaterdag was het zover. We weten nu hoe de wedstrijd verliep, maar dat was toen nog een open vraag. Om half tien schuifelden we naar binnen waar wij samen onmiddelijk de gemiddelde leeftijd  omhoog deden springen. Er was veel, heel veel jong spul. Uitgedost in oranje uiteraard. Ik had een keurig oranje bloesje aangetrokken op het laatste moment en echtgenoot droeg zijn sportshirt van het oranjeteam. De hoed met bellen had ik verboden, op straffe van dat ik dan thuis zou blijven. Dat hielp.

De muziek die vanuit de boomboxen klonk droeg bij aan de feeststemming maar was HARD. De decibellen denderden mijn oren in. Maar ik was flink. Ik ging niet direct als een ouwe knar met mijn vingers in mijn oren staan, natuurlijk! Er werd me bier aangeboden. Volgens mij, behalve water, het enige vocht dat te bestellen was. In afmetingen van glas tot halve emmer. Daar zouden we later meer van merken.

Halverwege het eerste pilsje begon de wedstrijd. Ik was ervan uitgegaan dat ik me na een kwartier behoorlijk zou gaan vervelen, maar niets was minder waar. Het samen kijken bracht een extra dimensie die alles spannender en boeiender maakte. Of was het gewoon een spannender en boeiender wedstrijd dan gemiddeld? De neiging tot juichen en schreeuwen was in ieder geval sterker aanwezig dan thuis. Met wel dit probleem dat ik geen stem had, door een kou. Veel juichen en schreeuwen in gedachten dus, met hier en daar een rauwe kreet.

Veilig aan de zijkant van de menigte, niet te ver van de uitgang, heb ik genoten van de wedstrijd. Tot aan de penalties toe. Om die te zien had ik de morele support van mijn groepje mannen nodig, dus begaf ik mij dapper tussen de menigte. Wat een spanning! Bij de eerste stop door Krul goot iemand van pure opwinding zijn bierglas leeg over mijn rechterkant. Bij de tweede stop brak er iets los wat ik alleen omschrijven kan als een oorverdovende extase. Het bier daalde op me neer als de neerdwarrellende mist van een fontein, de massa sprong op en neer, en op mijn tenen. Ik wist niet hoe snel ik mij weer naar de zijkant begeven kon. Muziek brak los, oranje schlagers die iedereen mee kon bulderen en het licht flitste onophoudelijk. Wat een sfeer.

Met een halfnatte  broek en mijn haar hard van het bierspray als van goedkope haarlak, liep ik,  moe van ruim 2 uur staan, voldaan naar de parkeergarage. Toch de moeite waard om een keer mee te maken.

Maar volgende keer weer gewoon thuis of bij vrienden en familie. De bierplensbui hoeft niet meer.

r

Trials and tribulations

Om kwart over 8 gaat de telefoon. Voor ons pensionados is dat super vroeg. Wel wakker, maar nog niet helemaal erbij, zeg maar. Echtgenoot neemt op, er is iemand ernstig ziek in de nabije kennissenkring, je weet maar nooit.

Ik hoor een vrouwenstem snel een verhaal afsteken. Kim steekt zijn vinger in één oor, altijd een teken dat hij het niet goed verstaat of begrijpt. Om kwart over 8 zeker een risico. ‘Wat?’, kraakt zijn stem, ‘zeg het nog eens? Ik zit in Engeland? Hoezo…Wàat??’. Met een ruk staat hij op en luistert nog eens naar het hele verhaal. Halverwege is het me al duidelijk…mailaccount gehackt. Iemand verstuurt mailtjes met Kim’s mail.

De telefoon gaat onophoudelijk. Ik heb nog nooit zoveel oude vrienden en volslagen onbekenden (voor mij) aan de telefoon gesproken, zelfs niet op mijn verjaardag!
De appjes stromen binnen, Facebook boodschappen. SMS’jes. En het lieve is dat veel mensen aangeven graag te willen helpen, maar voor de zekerheid toch even te willen checken of het echt klopt. Als we écht nog eens in hoge nood verkeren….. Een diaconie van een van onze vroegere gemeentes was zelfs zover gegaan het telefoonmummer in Engeland, Leeds, te bellen dat in de mail stond. Bleek niet te kloppen en toen hebben ze de moeite genomen om het nummer van het Marriott hotel op internet op te zoeken, waar echtgenoot berooid zou zitten. Daar hoorden ze dat het bedrog was. Het hotel had de politie er al bij gehaald. Want niet alleen mijn echtgenoot zou wanhopig zonder geld in daar zitten, maar meer dan 25 anderen. De hacker had het Marriott de rol van opvang van radelozen toebedeeld. Een soort Marriott des heils.

Echtgenoot belde zelf ook, nu als slachtoffer en kreeg de manager aan de lijn die gelukkig een goed gevoel voor humor bleek te hebben. Het werd een vrolijk gesprek waarbij veel gelachen werd. Dat was goed voor de stemming want die was onderhand tot onder het nulpunt gedaald.

We waren namelijk in de Kafkaiaanse wereld van Google terecht gekomen. Veel mensen wezen ons op mogelijkheden om via bepaalde links je account te herstellen en een nieuw wachtwoord in te stellen. Deze mensen zijn nooit serieus gehackt. Na ettelijke pogingen om alle stappen te volgen stuitten we steeds weer op bijvoorbeeld de belachelijke vraag: wanneer bent u precies begonnen met uw Gmailaccount? Alsof je daar aantekeningen van maakt. En als je er niet bij kunt kun je het ook niet checken. De hacker had de account compleet gestolen als in: verwijderd!
Of de vraag: wat was de naam van je eerste BAAS? Je eerste baas? Wij gebruiken geen lelijke woorden..,maar dachten ze wel. Nooit heeft echtgenoot deze strikvraag als verificatie ingevuld. Hoe kwamen ze erbij? Echtgenoot: ‘200% zeker nooit ingevuld, ik zou voor geen goud weten wie mijn eerste baas was!!’

We gaven het op. Nieuwe uitdaging. Nieuw mailadres, en dan proberen om te beginnen mijn contacten te importeren. Ook dat is minder makkelijk dan het lijkt. Maar dat is gelukt.
Nu naar de politie om aangifte van identiteitsfraude te doen. Ook op aanraden van enkelen.

We zouden een dagje naar zee. Maar dank zij onze hackers weten we in elk geval door schade en schande veel meer over hoe Gmail werkt én hoe Google een betere handleiding: What to do when you are hacked? moet schrijven!

Dagje zee maar uitgesteld. En bedankt zieke hacker.

Etsy of edgy?

Ik schreef laatst een opgewekte blog over een Etsy winkel. Ik beloof op mijn startpagina immers ‘zo mogelijk’ vrolijk commentaar te leveren op het dagelijkse leven. Dus, goeie intenties. Zelfs als er geen aanleiding is om vrolijk te zijn. Dan wordt het wel lastiger, maar achter de wolken schijnt de zon, aan iedere wolk zit een zilveren (of was het gouden?) randje, na regen komt zonneschijn,  enzovoorts. Je merkt wel aan deze uitdrukkingen wat het summum van geluk blijkt te zijn voor Nederlanders.

Om nu maar een keer te somberen: Zelfs aan de zon  kun je verslaafd raken volgens wetenschappers. Wie teveel zont krijgt niet alleen uiteindelijk huidkanker, maar moet ook uiteindelijk afkicken omdat, als de zon er niet is of de zonnebank is failliet, er ontwenningsverschijnselen ontstaan. Alles met mate. Dat blijft toch een goed motto van de oude wijzen. Overal waar te voor staat…

Dit was trouwens  het minst ernstige bericht dat ik tot me nam tijdens mijn dagelijkse krant-bij-het-ontbijt moment (understatement, dat ‘moment’) vorige week.

Steeds grotere ongelijkheid in verdeling rijkdom.  Op de een of andere slinkse manier is het een kleine groep slimmerikken in de wereld gelukt van de crisis zodanig te profiteren dat ze er rijker van geworden zijn. Ik ga geen procenten en statistieken reproduceren, ik ben geen nieuwssite, maar het is onthutsend. Kijk maar op allerlei dagbladsites, ik las het in het ND, maar er zijn ongetwijfeld anderen.

Wat zo erg is dat dit juist vaak mensen zijn (de goede niet te na gesproken, die zijn er gelukkig ook!) die voor anderen soberheidsmaatregelen moeten bedenken, doorvoeren of handhaven. Of ze werken in een sociale sector als de zorg, woningbouwverenigingen en wat dies meer zij.

Als ik mensen als Erik Staal of Marcel de Vries van woningbouwvereniging Vestia (o.a.verantwoordelijk voor sociale woningbouw voor mensen met een lager inkomen) bijvoorbeeld hoor spreken (achtergrond) kan ik mijn oren niet geloven. Terwijl ik toch gereformeerd ben. (Dat is dat geloof dat ervan uitgaat dat mensen van nature, zonder Gods hulp, tot alle kwaad geneigd zijn. Waarom, ben ik dan toch altijd weer verbaasd en verbijsterd als het ‘grote kwaad’ voorbij komt? Het is er immers altijd? Ondergronds, ver weg, verborgen, onopgemerkt omdat het klein blijft. Maar als het dan zijn klauwen uitslaat in bijvoorbeeld grove begeerte, het grote graaien, kan ik er niet overuit.

Het komt denk ik doordat het grote, grove kwaad ten alle tijde gepleegd wordt door gewone mensen. Ik zou het zelf kunnen zijn, als het ware. En dát maakt het voor mij zo schokkend. Is het grote graaien in wezen anders dan meedoen aan de loterij in de hoop een miljoen te winnen en er allerlei luxe dingen van te kopen? Dat wil ik wel. Opeens een zak geld voor de deur en er alles van kopen waar ik al jaren zonder doe.

Ik bedoel te zeggen, ik herken die lust naar geld. Dat ik het niet heb is maar goed ook, bij wijze van spreken. Het is niet mijn bedoeling om dingen goed te spreken of glad te strijken, helemaal niet! Maar toen ik een ‘bestorm de Bastille’ gevoel begon te krijgen bij het lezen en overwoog me aan te sluiten bij de communistische partij, (die bestaat niet meer, geloof ik) realiseerde ik me dat dat ook geen oplossing is. Het kwaad zit te diep. Ik bedoel, 56 miljoen vluchtelingen in de wereld! Waarvan de helft uit kinderen bestaat. Dat los je niet op met alleen maar de politiek en ook niet met geweld!

Geld corrumpeert, macht corrumpeert, aan de zon raak je verslaafd, kwetsbare kinderen worden misbruikt (“Volgens VirtualGlobalTaskforce-voorzitter Ian Quinn is de internethandel in filmpjes en afbeeldingen van seksueel misbruik van kinderen inmiddels zo omvangrijk geworden, dat ze gerust een epidemie genoemd mag worden”, ND 21-06-14).  De zee raakt verstikt door plastic afval, vluchtelingen leven op straat met hun gezin, en het Midden-Oosten is een tijdbom.

Ik ben maar even het gras gaan maaien toen. De randjes met de hand bijgewerkt. Contact met de aarde. De verrukkelijke geur van pas gemaaid gras maakte me rustig. De donkere aarde, de wind in de bomen, het zingen van de merels, het kleine padje onder de afgevallen bladeren, Gods schepping.

Diepe zucht en toen wist ik het weer: God is erbij. God is betrokken. Het loopt Hem niet uit de hand.

Zelf op deze aardbol  geleefd, Zelf arm geweest, Zelf met rijken en graaiers omgegaan en het onrecht ervaren, Zelf zieken meegemaakt, Zelf de rouwenden getroost, en uiteindelijk Zelf de marteldood gestorven.  En toen begon de nieuwe beweging, het nieuwe leven. Jezus opstanding uit de dood is het signaal dat er werkelijk een nieuwe start gekomen is. Voor de graaiers en de verbitterde armen, de misbruikers en de misbruikten, de zieken en de stervenden, en voor wie rouwen. Vluchtelingen en daklozen. Zwakke, luie burgers zoals ik, en overwerkte hulpverleners.

Worden de problemen nu allemaal opgelost? Zijn de schaduwen verdwenen, de zon breekt onmiddellijk door? Was dat maar waar. Geloven is in essentie vertrouwen. Vertrouwen in een Persoon, met Wie je een relatie kunt hebben die zoveel geeft dat je verder kunt, soms op je tandvlees, maar er is een band met Iemand die vult en vervuld. Daarover hoor je getuigen. De vervolgden, de armen, de rijken, de gevluchten, ze houden het vol vanwege hun band met Jezus nu en de belofte van het Koninkrijk.

Dat voelde ik weer even in mijn tuintje. Een geur, een geluid, een belofte van wat komen gaat. Is er ruimte voor Etsy naast al dit wereldleed? Toch wel. Het mooie, het schone, het artisitieke zijn als de tuin die vooruitblikt op wat er nog voor veel mooiers komen gaat. Maar ik wil ook ‘edgy’ blijven zodat ik mijn lijdende medemens niet vergeet.

CP in Rotterdam

Apart. Al sinds 1986 hebben wij een dochter met CP. Dat is de Engelse afkorting voor Cerebral Palsy. Het staat voor een stoornis aan het bewegingsapparaat ten gevolge van een hersenbeschadiging, opgelopen voor, tijdens of direct na de bevalling. Een hele mondvol, maar wel een duidelijke omschrijving. In het Nederlands wordt deze afkorting pas sinds het jaar 2000 gebezigd. De Nederlandse term is dan Cerebrale Parese.

Ik was verbaasd dat deze term voor de stoornis eigenlijk pas zo kort in gebruik is. In alle contacten die wij in de loop van de tijd met de medische wereld hadden werd de term al wel gebruikt, maar inderdaad, als wij die gebruikten in gesprek met ‘gewone’ mensen dan wist men meestal niet wat het was. Als ik dan ‘spastisch’ zei klaarden de gezichten op, maar betrok het gezicht van mijn dochter…Begrijpelijk want spastisch is helaas een veel gebruikt scheldwoord.

Onze dochter heeft dus Cerebrale Parese. De stoornis treft haar vanaf haar heupen en daaronder. Met andere woorden, ze heeft moeite met lopen. De hersenbeschadiging (die niet te zien is op hersenfoto’s) heeft tot gevolg dat de seinen die naar benen en armen moeten worden overgebracht om de juiste beweging te maken, niet in balans zijn, waardoor er verkramping optreedt. Er zijn zeer ernstige vormen waarbij het hele lichaam overheerst wordt door spasmen, en ‘mildere’ vormen, zoals ik zag op de info-avond van CP voor volwassenen in Rotterdam. Bij sommige aanwezigen zag je nauwelijks dat er iets niet helemaal ‘goed’ was. Anderen waren niet te verstaan vanwege de hevige spasmen. Onze dochter zit daar tussenin, zo leek het.

De info-avond werd belegd om toelichting te geven op twee proefschriften* die zijn verschenen in de afgelopen jaren. De zorg voor kinderen in Nederland met CP is uitstekend, dat hebben wij ook ondervonden. Maar wanneer deze kinderen volwassen worden houdt van de ene op de andere dag de zorg op. Je valt niet meer onder specialistische zorg, er is geen vanzelfsprekende fysiotherapie, ergotherapie, maatschappelijke zorg enzovoort. Als je het tot je 18e gered hebt wordt er vanuit gegaan dat je blijkbaar de rest van je leven zelf (of je ouders) wel op de rit kunt krijgen.

In onze ervaring vangt dan een lange weg van eindeloos gezeur en formulierenbrij aan om bij gemeentelijke instanties voorzieningen, tegemoetkomingen en subsidies aan te vragen. Tenslotte wil je als volwassene met CP ook leven zoals je leeftijdsgenoten. Zo veel als mogelijk tenminste. Mobiel blijven, niet afhankelijk van altijd anderen om je hier en daar heen te brengen en weer op te halen. Te werken zoals alle anderen, maar wel met begrip voor je beperkingen in energie en wellicht concentratie of geheugen.

1-cerebral-palsy.

Onze dochter heeft ook meegewerkt aan allerlei testen die gedaan werden in het kader van het onderzoek hoe volwassenen met CP zich handhaven. Via de Sophia Revalidatiekliniek heeft ze bijvoorbeeld twee dagen met een meetinstrument gelopen om te zien hoe het zuurstofgebruik is bij haar dagelijkse bezigheden. In het onderzoek van Channah Nieuwenhuizen wordt dit, en allerlei andere meetpunten, afgezet tegen hoe gezonde leeftijdsgenoten het doen. Je ziet in de grafieken dat in alle opzichten menen met CP minder scoren op energie, participatie e.d. Wat wel een hele leuke conclusie was is het feit dat CP’ers beter scoorden op het punt: Doorzettingsvermogen!

Onze dochter is absoluut een kanjer op dat gebied. Ze woont geheel zelfstandig, crosst heel Nederland af in haar Volkswagen automaat en werkt 40 uur per week. Toch zegt ze zelf dat dit wel steeds zwaarder wordt nu ze ouder wordt (36). Lopen kost haar veel energie. Ook het autorijden wordt steeds lastiger. Niet lichamelijk, maar financieel. Er is geen enkele tegemoetkoming om dat autorijden te blijven faciliteren, terwijl het een kostbare bezigheid is. Op het gemeentehuis zegt men dat ze maar met het taxibusvervoer verder moet. Hoezeer dat haar zelfstandigheid ook zou beperken. De auto is een vervanging voor haar benen.

Op die avond in Rotterdam kwamen weer vele herinneringen boven, inclusief de frustraties die ik alweer vergeten was. Maar verwoord door de aanwezige CP’ers kwam er veel bovendrijven. De onbekendheid van veel goedwillende hulpverleners met CP, de onwetendheid van bedrijfsartsen, de ongemakkelijke benadering van de ‘gezonde’ wereld ten opzichte van CP’ers. De conclusie van de avond was dat je behoorlijk assertief moet zijn om je staande te houden en daarnaast ook verder te komen, vooral in de medische wereld.

*mede nav proefschrift van Wilma van der Slot:
Health Issues and Participation in adults with Cerebral Palsy
en een infoavond in Rotterdam georganiseerd door BOSK, organisatie voor mensen met een handicap