Familiegenen

Ik was vandaag op de begrafenis van een zus van mijn moeder. Het is de een na laatste die nog in leven was. Alleen de jongste is er nu nog. Alle zussen van mijn moeder, ze had er drie, herinner ik mij als vrolijke, lachende, welvarende vrouwen. Verjaardagen bij ons thuis waren een feest, want dan kwamen alle ooms en tantes van moederskant en dat was lachen geblazen! De ooms (3) waren zeer humoristisch en de tantes vertelden smakelijk over de meest komische situaties die ze weer hadden beleefd. Er werd wat afgelachen op zo’n avond.

Pas een paar jaar terug hoorde ik van een neef dat zijn moeder, die in mijn ogen de meest vrolijke tante was, al haar hele leven leed aan neerslachtigheid en angsten. Ik was verbijsterd. Van mijn eigen moeder wist ik het, die was ook nooit zo uitbundig van karakter geweest, maar zij? Langzaamaan hoorde ik meer verhalen en niet alleen over haar, maar ook over de andere tantes. Vanmiddag tijdens de begrafenisdienst werd het ook zo samengevat over de nu overleden tante: de gulle lach en de neerslachtigheid, als een rode draad in haar leven.

Ik sprak twee achternichtjes over wat intussen het ‘(familienaam)gen’ wordt genoemd. Hun moeder, mijn nicht, lijdt er aan, zijzelf lijden er aan, en ook andere neven die ik sprak noemden het als een kenmerk. En altijd in die combinatie: extraverte, lachende, levenslustige mensen die ondanks die kant van hun persoonlijkheid worstelen met neerslachtigheid die ernstige vormen aan kan nemen. Binnen mijn eigen familie zit het in de genen van mijn generatie broers en zussen en ook bij hun kinderen zijn er sommigen die er mee te kampen hebben.

Zo overduidelijk iets wat dus van geslacht op geslacht is doorgegeven. Mijn oma van moeders kant had twee zwarte eigenschappen, een slechte en een goeie: de zwarte zwaarmoedigheid die ik weet niet hoever terug in de geslachten gaat. Maar ook haar zwarte ogen en haren, die wellicht nog terug te voeren zijn, in een ver verleden, op een verdwaalde Spanjaard in de familie? De achternichtjes die ik vandaag sprak waren donkere schoonheden, met donkere ogen en zwarte haren. En zo lopen er meer rond in de familie!

Witte poedel

Het kleine pilletje heeft zijn heilzame werk gedaan. Ik klim langzaam uit het dal. The Black Dog is nu slechts nog maar een witte poedel…

Een week vakantie, waarvan vier dagen met alle kinderen en kleinkinderen heeft ook aardig wat feel-good hormonen geproduceerd! Omringd te zijn door ons nageslacht met aanhang, vijf prachtige volwassen mensen, en twee mini-mensjes, allemaal met hun talenten en gaven en je geliefd te weten is een geschenk rechtstreeks uit de hemel! En daarnaast de zorgzaamheid van mijn soulmate, ik ben een bevoorrecht mens.

Depressie-epidemie, Trudy Dehue, 2008

Heb ik nu een (biologische) stoornis in mijn emoties en ben ik daarom zonder pillen depressief, of ben ik depressief gestemd en moet ik me tijdens een depressie afvragen waarom dat zo is? Pillen of praten?

Dit dilemma stelt Trudy Dehue in haar boek de Depressie- Epidemie, (uitgeverij Augustus, Amsterdam). Het boek verscheen in 2008 en mevr. Dehue was in elk praatprogramma op TV en radio te horen en zien. Zij probeert in haar boek een verklaring te vinden voor het feit dat er zo schrikbarend veel antidepressiva wordt geslikt. Ligt daar een biologische oorzaak aan ten grondslag? Of zijn we met z’n allen in het Westen watjes geworden, we kunnen nergens meer tegen en hebben overal een pil voor nodig?

Ze constateert dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden van het beschrijven van een bepaalde conditie met de naam ‘depressie’ naar het zien van de depressie als oorzaak van die conditie, als ziekte. Het is in feite de discussie tussen de biologische en de, zoals zij het benoemt, psychodynamische benadering in de psychiatrie. De eerste zegt: u voelt zich naar, hier is een pil en het gaat u binnenkort weer beter. Geen gezeur over kinderjaren en trauma’s. U mist bepaalde stofjes en die vullen we met een pilletje weer aan.

De tweede benadering zegt: u voelt zich naar, hoe zou dit komen en laten we er eens over praten. Als we de oorzaak weten nemen de nare gevoelens vanzelf af.

Ik vraag me af waarom zij er in haar boek zo’n tegenstelling van maakt. In mijn ervaring is er juist een combi van de twee.

Veroorzaakt het lichaam zelf de depressie? Dat is nog steeds niet wetenschappelijk hard te maken, volgens Trudy Dehue. In eerste instantie werden de moderne antidepressiva gebruikt binnen een praattherapie. De therapie was de weg waarlangs verlichting gevonden kon worden, medicijnen golden daarbij als hulpmiddel. Rust, een zekere mate van welbevinden zou bevorderend zijn voor de therapie. Allerlei onderzoek van de laatste jaren heeft nog geen inzicht gegeven in de vragen ‘waarom de pillen voor de een wel en voor de ander niet werken, hóe ze werken wanneer ze werken‘ (pag.83) ‘…er zijn stukjes van de puzzel gelegd, maar de biologie van depressie is nog raadselachtig’ (pag.83)

Dehue is zeer wantrouwig ten aanzien van de farmaceutische industrie. Haar boek is een aanklacht tegen de industrie die onder het mom van wetenschappelijkheid miljarden verdient aan, in TD’s ogen,’verzonnen ziektes’. Voor zover ik haar kan volgen zegt ze daarover wel hele interessante dingen. Wetenschappelijk onderzoek dat gesponsord wordt door de industrie die belanghebbende is, is een rare zaak.Het is wel goed dat zij daar de vinger bij legt.

Haar conclusie echter dat de depressie-epidemie o.a. in gang is gezet door de farmaceuten om daar geld aan te verdienen vind ik erg ver gaan. Ik vind dat zij doorslaat in haar wantrouwen.

In haar tweede analyse kan ik haar (tot op zekere hoogte) beter volgen. Er zou een enorme druk op de westerse mens liggen om gelukkig en succesvol te zijn.Iedereen moet mee in de vaart der volkeren. Kom je niet mee? Dan moet je het maar leren. Grip op je dip, aan je zelf werken, Mentaal Vitaal. De biologische psychiatrie maakt ieder mens verantwoordelijk voor zijn eigen ziekte. Het ligt aan jouw hersens dus zorg dat je je pillen slikt. Lijden, traagheid, ‘anders-zijn’ kan allemaal verholpen worden door het slikken van de juiste pil. Mochten we denken dat de staat zich zo om ons bekommert dat ze van alles bedenkt om ons van onze ziektes te genezen, dan hebben we het mis. Volgens Trudy Dehue zit daar vooral economisch belang achter (pag.230) . ‘The economic burden of disease’ heet een berekening van hoeveel geld het de maatschappij kost mensen met o.a. psychische problemen te hebben rondlopen.  Ze werken niet of werken minder efficiënt en zijn vaak ziek. Dehue verdenkt de overheid ervan een keiharde mentaliteit te propageren: Jij bent verantwoordelijk voor je eigen gezondheid, zowel psychisch als lichamelijk. Voor kneuzen is geen plek in onze maatschappij. Een vrolijke geest in een strak lichaam., dat soort mensen hebben we liever.  (wordt vervolgd)

Black dog – Depressie 1

Ik kijk naar het pilletje in mijn hand. Een wit pilletje, met een gleufje. Het is 20 mg.Paroxetine. Dat is het werkzame bestanddeel van Seroxat, een antidepressivum. Het is de helft van de dosis die ik gebruikte. Drie maanden heb ik er over gedaan om een pilletje te minderen. Van 40 mg naar 20 mg. Met kruimels per dag probeerde ik heel geleidelijk af te bouwen. Het leek goed te gaan.

Nu neem ik , weliswaar na rijp beraad, in 1 keer weer dat 2e pilletje in. Maanden werk voor niets. Ik voel me er een beetje verslagen bij.

Ik neem een ander pilletje uit de verpakking. Ditmaal 500 mg metformine. Iets groter, ook wit, met een nummer. Het is een medicijn tegen diabetes. Sinds vorig jaar april heb ik die volksziekte. Tegen die kwaal gebruik ik ook twee keer per dag een pil. Met goed resultaat.

Waarom voelt het slikken van Paroxetine nu zo anders dan het gebruik van diabetes medicijnen? Is een depressie ook niet puur fysiologisch? Zo wordt het vaak voorgesteld tegenwoordig. Je mist bepaalde stofjes en daarom…

En toch wil je daar niet aan. Er blijft altijd een twijfel knagen dat je misschien toch door zus of zo te handelen, te denken, door dit niet en dat wel te doen, er een definitieve kentering kan komen. Anderen kunnen toch ook zonder?

Zo wordt mijn geloofsbeleving enorm gehinderd door de depressieve periodes. Twijfels slaan toe. Ik weet dat dit een gevolg is van de stoornis in mijn gevoelsleven. Maar ook dat is heel moeilijk te aanvaarden. Vooral tijdens de depressie cirkelen je gedachtes maar rond dat wat er niet is, wat er wel zou “moeten” zijn. De ervaring van verlies zoals van Buuren dat noemt. Ik schreef daarover in mijn vorige blog.

Het piekeren en malen is zo overduidelijk een symptoom van de depressie. Het kost paardenkracht om er als het ware boven te staan en je niet mee te laten sleuren in die draaikolk van gedachtes, die maar koortsachtig zoeken naar een “verklaring”.

Nog geen minuut heb ik gespendeerd aan het trachten te begrijpen waarom de insuline in mijn lichaam minder effectief is geworden zodat het bloedsuikerpeil niet op een natuurlijke wijze geregeld wordt. Het zit in mijn familie. Dat verklaart veel. Ik word ouder en het is een genetische aanleg. Daar heb ik vrede bij. Verder doe ik mijn best gezond te leven.

Maar de depressie is een ander verhaal om de een of andere reden. Die ligt aan mij. Terwijl ook die familiaal is. Maar ik wil helemaal niet op mijn familie lijken daarin! Diabetes, so what, vervelend maar geen stigma. Depressie, vele malen vervelender (eufemisme), ondragelijk en een stigma.

Black dog

The Black Dog is upon me again. Churchill heeft voor zijn depressieve periodes die term bedacht. Black Dog. Hij ging dan o.a. muurtjes metselen, uren lang. Geen gekke bezigheidstherapie. Je moet wat doen wanneer de depressie toeslaat, maar het kan ook weer niet teveel van je vragen. Concentratie is verminderd, je hoofd wil niet zo best en je geest wil helemaal niet.

Foto’s plakken. Was vouwen. Beetje lezen. Boodschap doen. ’t Klinkt allemaal zo gezellig en ontspannen maar zo ervaar ik het niet. Gewoon normale dingen blijven doen, terwijl je daar met een griep niet over zou denken. Ziek is ziek en dan kruip je in bed. Maar helaas, onder de wol kruipen tijdens een depressie draagt niet bij aan mijn gevoel van welzijn. Het is één van de paradoxen van deze ziekte. Juist datgene waar je het meest tegen opziet moet je doen om je ietsje beter te gaan voelen, of in elk geval niet slechter. Gedoseerd onder de mensen zijn, bewegen, W.C’s schoon maken, enzovoort. Maar wat kan een lijf zich moe voelen.

En nu weer wachten op de dag dat de medicijnen gaan werken en dat alles weer vanzelf gaat. Niemand voelt zich zo gelukkig met de gewone dagelijkse gang van zaken, als iemand die een periode van depressie achter de rug heeft, geloof ik. Er hoeft niets bijzonders op de agenda te staan. Maar weer de gewone dingen doen zonder die bodemloze vermoeidheid en tegenzin is bijna paradijselijk.

Ik las bij Maarten van Buuren in ‘Kikker gaat fietsen’ (Lemniscaat, een verslag van een depressie) dat in zijn opinie depressie o.a. leidt tot een vergroot bewustzijn. Voortdurend ben je je ervan bewust dat je reacties niet normaal zijn. De emotie is verstoord dus bij alles realiseer je je dat er iets ontbreekt. Dat leidt tot de vreemde situatie dat je pijn ervaart om wat je niet voelen kunt. Dat is weer zo’n paradox. Van Buuren noemt het de ervaring van verlies. De glazen stolp waaronder jij je bevindt en waar het lijkt dat niemand jou en jij, andersom, niemand werkelijk bereiken kunt. Dat beeld wordt door alle depressieve mensen gebruikt, de glazen plaat die scheiding aanbrengt tussen jou en de realiteit.

Ik ervaar het zelf als desintegratie. Het is alsof er een puzzelmal over mijn werkelijkheid gegaan is, waardoor die in puzzelstukjes uiteen gevallen is. De verleiding is om steeds te proberen alles aan elkaar te passen, wat niet lukt. Pas als ik me weer goed voel passen de stukjes als vanzelf in elkaar en is er weer sprake van een geheel. Van integratie.

(Nu ik dit publiceer voel ik me weer wat beter trouwens. Maar in het kader van taboe doorbreking wil ik er toch een paar blogs aan wijden.)